ECLI:NL:PHR:2024:1330

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
23/02647
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van coronasteun door verdachte met onterecht opgegeven omzet

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1972, door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juni 2023 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden wegens witwassen. Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat S.F.W. van 't Hullenaar. De verdachte heeft een eenmanszaak genaamd [A] en heeft in de periode van 8 december 2020 tot en met 26 augustus 2021 een bedrag van € 38.500,- omgezet, terwijl hij wist dat dit bedrag afkomstig was uit een misdrijf. De verdachte heeft een aanvraag ingediend voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) en daarbij een omzet van € 674.060,- opgegeven, terwijl de werkelijke omzet volgens de belastingdienst slechts € 2.000,- bedroeg.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte het geld heeft omgezet door het overboeken naar zijn privérekening en het contant opnemen van dit bedrag. De verdediging heeft aangevoerd dat het overboeken van geld van de zakelijke rekening naar de privérekening geen witwassen oplevert, maar het hof heeft dit verweer verworpen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte doelbewust een te hoog bedrag heeft opgegeven in de TVL-aanvraag en dat hij het geld contant heeft opgenomen, waardoor de herkomst van het geld niet meer traceerbaar was. De conclusie van de procureur-generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep, omdat de bewezenverklaring voldoende gemotiveerd is en de klachten van de verdediging niet tot cassatie leiden.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer23/02647

Zitting10 december 2024
CONCLUSIE
V.M.A. Sinnige
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
hierna: de verdachte.

Inleiding

1. De verdachte is bij arrest van 27 juni 2023 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens “
witwassen” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat in Arnhem, heeft één middel van cassatie voorgesteld.

Het middel

3. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van witwassen niet toereikend is gemotiveerd en komt op tegen het oordeel van het hof dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte het geld heeft
“omgezet”.

De tenlastelegging en de bewijsvoering

4. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezen verklaard dat:
“1. hij in de periode van 8 december 2020 tot en met 26 augustus 2021 in Nederland een geldbedrag van € 38.500,00 heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, wist dat dat geldbedrag onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.”
5. Het hof heeft de volgende bewijsmiddelen gebezigd:
“1. Een schriftelijk stuk, te weten een document met een weergave van de gegevens in een op 4 december 2020 voor [A] ingediende aanvraag voor een Tegemoetkoming Vaste Lasten (pagina’s 98 tot en met 102) opgemaakt door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven:

U doet een aanvraag voor

Naam [A]
KvK-nummer [...]
Contactpersoon [verdachte] , [e-mailadres]

Vul uw omzet van het vierde kwartaal 2019 in.

De bedragen moeten precies gelijk zijn met de bedragen die u opgegeven heeft bij de belastingdienst.
Omzet 4e kwartaal 2019 674.060,00

Uw gegevens

Naam [A]
Naam [verdachte]
E-mail [e-mailadres]
2. Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel (pagina's 21 en 22), opgemaakt door de Kamer van Koophandel op 6 september 2021, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven:

Uittreksel

KvK-nummer [...]

Onderneming

Handelsnaam [A]
Rechtsvorm Eenmanszaak

Eigenaar

Naam [verdachte]
Geboortedatum [geboortedatum] 1972
Datum in functie 21-04-2016
3. Het proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0600-202 1410982-17 (pagina’s 87 en 88), in de wettelijke vorm opgemaakt op 4 november 2021 door [verbalisant] , inspecteur van politie, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van voornoemde verbalisant:
[verdachte] ( [geboortedatum] 1972) [rekeningnummer 2] - Klant ontvangt van 08-12-2020 t/m 19-07-2021 in totaal EUR 38.500,00 van [A] ( [rekeningnummer 1] ). - Klant neemt van 08-12-2020 t/m 24-03-2021 totaal EUR 34.250.00 contant op via de geldautomaat. Klant is de eigenaar van eenmanszaak [A] (KvK: [...] ). De ontvangen gelden vanuit de eigen onderneming zijn afkomstig uit een ontvangen TVL uitkering op 08-12-2020 t.h.v. EUR 39.375,60.
Ik zag dat de jaaromzetten van het bedrijf de afgelopen jaren als volgt zijn geweest.
2018: 86539,- euro
2019: 23700,- euro
4. Het proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0600-202141 0982-18 (pagina 94), in de wettelijke vorm opgemaakt op 24 november 2021 door [verbalisant] , inspecteur van politie, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas: van voornoemde verbalisant:
Uit het dossier blijkt dat op 4 december 2020 [verdachte] een aanvraag heeft ingediend waarbij hij een aantal vragen heeft moeten beantwoorden omtrent de omzetgegevens over 2019. Op basis van de ingevulde gegevens zou [verdachte] met zijn bedrijf [A] 49.219,50 euro aan subsidie ontvangen. Er werd een voorschot van 39.375,60 euro gestort op rekening [rekeningnummer 1] .
Wat opvalt is dat hij het volgende heeft opgegeven:
Omzet 4e kwartaal 2019 in aanvraag ? 674.060.00.
Belastingdienst-gegevens ? 2.000 over 4e kwartaal.
5. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 13 juni 2023 voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Het klopt dat ik een eenmanszaak heb die ‘ [A] ’ heet. Ik heb het geld van mijn zakelijke rekening naar mijn privérekening overgeboekt. Het klopt dat in de TVL-aanvraag voor het vierde kwartaal van 2019 een omzet van circa € 674,000,- was vermeld.”
6. Het hof heeft de bewezenverklaring als volgt gemotiveerd:
“De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat als de eigenaar van een eenmanszaak geld overmaakt van de bedrijfsrekening van die eenmanszaak naar zijn persoonlijke bankrekening geen sprake is van witwassen en bij het contant opnemen van gelden evenmin. Dat verdachte zijn geld liever zelf bewaarde, betekent niet dat hij de herkomst van het geld wilde verhullen. Bovendien staat niet vast dat sprake was van fraude met de aanvraag voor Tegemoetkoming Vaste Lasten (hierna: TVL-aanvraag). Een bedrijfje heeft de TVL-aanvraag voor de eenmanszaak van verdachte verzorgd en daarbij een typefout gemaakt. Daardoor is er teveel TVL aan de eenmanszaak uitbetaald, maar hetgeen teveel is uitgekeerd, betaalt verdachte nu terug, aldus de raadsman.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
Naar het oordeel van het hof is niet aannemelijk geworden dat een ander dan verdachte de TVL-aanvraag voor zijn eenmanszaak heeft verzorgd. De TVL-aanvraag is immers ondertekend door “ [verdachte] ”, directeur, te weten verdachte (zie pagina’s 97 en 102). Bij contactpersoon staat eveneens de naam van verdachte vermeld (zie pagina’s 97 en 102). De aanvraag is verstuurd vanaf het e-mailadres met de naam van de eenmanszaak van verdachte (zie pagina’s 98, 102 en 106), terwijl van het ‘bedrijfje’ dat de aanvraag zou hebben ingediend geen contactgegevens zijn verstrekt.
In de TVL-aanvraag voor het vierde kwartaal van 2019 is een omzet van € 674.060,- opgenomen (zie pagina 99 van het dossier), terwijl de jaaromzet volgens de gegevens van de belastingdienst, in de jaren daaraan voorafgaand nooit hoger is geweest dan € 86.539,- met een dalende trend (zie pagina 88 van het dossier) en in dat (vierde) kwartaal uiteindelijk maar € 2.000,- bedroeg (zie pagina 94 van het dossier). Er zit een dermate groot verschil tussen deze bedragen dat het hof het niet geloofwaardig acht dat in de TVL-aanvraag sprake was van een typefout.
Op grond van de bewijsmiddelen komt het hof tot het oordeel dat verdachte in de TVL-aanvraag voor zijn eenmanszaak doelbewust een veel te hoog bedrag heeft ingevuld bij de omzet voor het vierde kwartaal van 2019 en aldus een misdrijf heeft gepleegd. Dat verdachte het teveel uitbetaalde terugbetaalt, doet hier niet aan af. Van het geldbedrag dat op basis van de TVL-aanvraag op de bedrijfsrekening van zijn eenmanszaak is gestort, heeft verdachte € 38.500,- overgeboekt naar zijn privérekening. Waarna hij van deze rekening € 34.250,- contant heeft opgenomen, terwijl niet is geadministreerd waaraan dat geld is uitgegeven. Het aldus omgezette geld was daardoor niet meer traceerbaar.”

De toelichting op het middel

7. In de toelichting op het middel wordt een tweetal klachten geformuleerd. Geklaagd wordt, in de eerste plaats, dat het hof redengevend heeft geacht dat de verdachte niet heeft geadministreerd waaraan hij het contante geld heeft uitgegeven, terwijl het hof heeft verzuimd het wettig bewijsmiddel aan te geven waaraan het dit – kennelijk redengevend geachte – feit heeft ontleend. In de tweede plaats klaagt de steller van het middel dat de verdediging in hoger beroep heeft aangevoerd dat het geld ‘gewoon’ bij de verdachte thuis is aangetroffen en dat het hof de juistheid van die bewering in het midden heeft gelaten. Het oordeel van het hof dat het geld niet meer traceerbaar was, is om die reden niet begrijpelijk.

De bespreking van het middel

8. Bij de bespreking van het middel dient het volgende vooropgesteld te worden. De bewezenverklaring in de onderhavige strafzaak is toegesneden op witwassen (artikel 420bis lid 1 sub b Sr). Bewezen is verklaard dat de verdachte een geldbedrag heeft omgezet, terwijl hij wist dat dat bedrag afkomstig was uit enig misdrijf. Het bestanddeel ‘omzetten’ houdt in het verwisselen van geld of goederen met een andere geldswaarde of met handelsartikelen. [1] , [2] Een voorwerp is dus ‘omgezet’ als het in een andere vorm is gegoten, bijvoorbeeld door vervanging, ruil of investering. [3]
9. Het hof heeft geoordeeld dat “
omzetten” bewezen kan worden verklaard en heeft daartoe drie gedragingen (of eigenlijk: twee gedragingen en één nalaten) van de verdachte redengevend geacht: (1) het overboeken van het door eigen misdrijf verkregen geld naar zijn privérekening, (2) het contant opnemen van dat geld en (3) het nalaten te administreren waaraan dat geld is uitgegeven waardoor het niet meer traceerbaar is. Vervolgens heeft het hof het feit gekwalificeerd als witwassen.
10. Ik deel de opvatting van de steller van het middel dat die derde ‘gedraging’, voor zover inhoudende dat de verdachte niet heeft geadministreerd waaraan hij het door hem opgenomen geld heeft uitgegeven, niet uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt. Het hof heeft bovendien verzuimd aan te geven aan welk wettig bewijsmiddel het deze omstandigheid dan wél heeft ontleend. De bewezenverklaring is echter ook zonder dat die gedraging in aanmerking wordt genomen toereikend gemotiveerd. Het hof kon namelijk oordelen dat de verdachte het geld heeft omgezet door het over te boeken naar zijn privérekening én het vervolgens contant op te nemen. Het geld is door die gedraging immers in een (geheel) andere vorm gegoten. Het omzetten was daarmee al voltooid. Hoewel terecht voorgesteld, hoeft de klacht dus niet tot cassatie te leiden.
11. Zoals gezegd bevat het middel ten tweede de klacht dat het hof zijn oordeel over het gebrek aan traceerbaarheid van het geld ontoereikend heeft gemotiveerd. Hierover het volgende. Uit de bewezenverklaring en bewijsvoering kan worden afgeleid dat de verdachte op 8 december 2020 in het kader van de regeling Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) € 39.375,60 heeft ontvangen. In de periode van 8 december 2020 tot en met 24 maart 2021 is een bedrag van in totaal € 34.250,- overgemaakt van de zakelijke rekening van de verdachte naar zijn privérekening en vervolgens contant opgenomen. Door het geld contant te maken, werd de band met het onderliggende misdrijf verbroken en was het geld - zo begrijp ik het hof - niet meer als afkomstig van de TVL-uitkering te identificeren en – dus ook – niet meer te traceren. Gelet op het feit dat contant geld nu eenmaal makkelijk vermengt en gelet op het tijdsverloop van een aantal maanden tussen het moment waarop de verdachte het geld contant maakte en het moment waarop de bewezenverklaarde periode eindigt, acht ik het oordeel van het hof dat het geld niet langer “traceerbaar” was niet onbegrijpelijk en ook in het licht van hetgeen door de verdediging is aangevoerd niet ontoereikend gemotiveerd. [4]
12. Het middel faalt in al zijn onderdelen.

Slotsom

13. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan artikel 81 lid 1 RO ontleende motivering.
14. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
15. Deze conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
plv. AG

Voetnoten

1.Beoogd is aan te sluiten bij de betekenis die het woord destijds had in de Van Dale. Zie
2.M.E. van Rijn-Torino, in:
3.F. Diepenmaat,
4.Ik wijs er maar op dat de verdachte op 2 september 2021 is aangehouden met ruim € 8.105,- op zak en dat door en namens hem is aangevoerd dat hij handelaar is in diverse goederen, waarbij cash wordt betaald. Van het witwassen van dat geldbedrag op die datum is hij in eerste aanleg overigens vrijgesproken en omdat alleen de verdachte hoger beroep had ingesteld was dit feit bij het hof niet meer aan de orde.