ECLI:NL:PHR:2024:1430

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
23/04519
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van het arrest van het gerechtshof Amsterdam wegens verstek verleend tegen een gedetineerde verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam de verdachte bij arrest van 10 oktober 2023 (bij verstek) niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 16 december 2022. De verdachte heeft cassatieberoep ingesteld, waarbij S.J. van der Woude, advocaat in Amsterdam, een middel van cassatie heeft voorgesteld. Het middel stelt dat het hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet-verschenen verdachte, die ten tijde van de behandeling in hoger beroep gedetineerd was en niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn.

Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 10 oktober 2023 vermeldt dat er een bevel gevangenhouding van de rechtbank Midden-Nederland van 5 oktober 2023 is overgelegd, waaruit blijkt dat de verdachte in verband met een andere strafzaak gedetineerd was. Dit leidt tot de conclusie dat de beslissing van het hof om verstek te verlenen onjuist was, gezien het belang van de verdachte om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn zaak. De conclusie van de procureur-generaal strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

De zaak benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces, waarbij de aanwezigheid van de verdachte cruciaal is voor een rechtvaardige rechtsgang. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verdachte de mogelijkheid moet krijgen om zijn zaak opnieuw in hoger beroep te laten behandelen, wat leidt tot de vernietiging van het eerdere arrest.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer23/04519
Zitting17 december 2024

CONCLUSIE

D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
hierna: de verdachte
1. Het gerechtshof Amsterdam heeft de verdachte bij arrest van 10 oktober 2023 (bij verstek) met toepassing van artikel 416 lid 2 Sv niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 16 december 2022.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en S.J. van der Woude, advocaat in Amsterdam, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat het hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet-verschenen verdachte aangezien deze ten tijde van de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde was gedetineerd en hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.
4. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 10 oktober 2023 houdt het volgende in:

De advocaat-generaal legt een akte van betekening over en deelt mede dat de verdachte zich niet in detentie bevond op de dagen ten tijde van de dagvaarding en drie dagen voor de zitting.De raadsheer deelt mede dat de dagvaarding op rechtsgeldige wijze is betekend.
Het hof verleent verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan.De raadsheer merkt op dat in deze zaak geen schriftuur houdende grieven is ingediend.
De advocaat-generaal voert het woord en vordert dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het ingestelde hoger beroep. De advocaat-generaal legt zijn vordering aan het gerechtshof over.
De raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en spreekt het arrest uit.”
5. In cassatie is – door middel van aanhechting aan de schriftuur – overgelegd een bevel gevangenhouding van de rechtbank Midden-Nederland van 5 oktober 2023 waarbij de gevangenhouding van de verdachte voor een termijn van negentig dagen is bevolen.
6. Uit het hiervoor onder 5 vermelde stuk – aan de herkomst en betrouwbaarheid waarvan in redelijkheid niet behoeft te worden getwijfeld – moet worden afgeleid dat de verdachte [1] ten tijde van de behandeling van zijn zaak in hoger beroep in verband met een andere strafzaak was gedetineerd, zodat de beslissing van het hof om tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek ter terechtzitting voort te zetten – achteraf bezien – onjuist was. Gelet op het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn, brengt het vorenoverwogene mee dat de verdachte de mogelijkheid dient te hebben om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen. Dit leidt ertoe dat het bestreden arrest moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen opdat deze opnieuw wordt berecht en afgedaan.
7. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
8. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Voetnoten

1.Op 27 november 2024 heeft de strafgriffie van de Hoge Raad bovendien een historisch detentieoverzicht opgevraagd. Uit het zodoende verkregen detentieoverzicht blijkt dat de verdachte op 10 oktober 2023 u.a.h. gedetineerd was.