Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/02910 B
Zitting24 september 2024
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[klager],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de klager
De rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, heeft bij beschikking van 16 mei 2023 het beklag van de klager, strekkende tot teruggave aan hem van een inbeslaggenomen personenauto (Toyota RAV4), ongegrond verklaard.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de klager. M.J. van Berlo en R.J. Baumgardt, beiden advocaat in Rotterdam, hebben één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel bevat de klacht dat het oordeel van de rechtbank, dat “het algemeen belang zich verzet tegen opheffing van het beslag”, getuigt van een onjuiste rechtsopvatting, omdat de officier van justitie bij de behandeling van het beklag te kennen heeft gegeven van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, terwijl de rechtbank in afwijking van dat standpunt zelf tot een beoordeling van dit punt is gekomen.
3.1
De bestreden beschikking houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“
Beklag
Beklag
Het beklag strekt tot teruggave van de inbeslaggenomen Toyota. Door de klager is aangevoerd dat hij de Toyota gekocht heeft van een garagebedrijf. Bij de koop van de Toyota heeft de klager alle bijbehorende papieren van het garagebedrijf gekregen. Hiervoor is de Toyota meerdere malen van eigenaar gewisseld (onder andere een gerechtsdeurwaarder). De klager geeft aan de Toyota rechtmatig tegen een marktconforme prijs te hebben gekocht. Hij stelt de rechtmatige eigenaar te zijn en het voertuig terug te willen krijgen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie verzet zich tegen teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp aan de klager en heeft daartoe aangevoerd dat de Toyota in deze staat, met een niet kloppend voertuig identificatie nummer (VIN), niet terug de weg op mag. De officier van justitie heeft aangegeven dat de Toyota mogelijk voor her-inslag van het juiste VIN in aanmerking komt, maar dat nog niet duidelijk is of de Toyota daarna terug gaat naar de klager of naar de rechtmatige eigenaar in Italië (waar het voertuig als gestolen staat geregistreerd). De officier van justitie geeft ook aan dat de klager in deze zaak niet wordt vervolgd voor een strafbaar feit.
Beoordeling
(…)
Uit de stukken en hetgeen in raadkamer is besproken, is het volgende gebleken.
Klager handelt beroepsmatig in auto’s. Op 16 november 2022 kreeg de politie een melding van de rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) te Venlo over een Spaanse Toyota die werd aangeboden om in te schrijven in Nederland. Na onderzoek aan het VIN, bleek het VIN niet origineel te zijn. Via de computer van de auto is het juiste VIN achterhaald, waarna duidelijk is geworden dat dit voertuig als gestolen staat geregistreerd in Italië.
In raadkamer is door de officier van justitie naar voren gebracht dat tegen de klager geen verdenking van enig strafbaar feit bestaat. Evenmin bevat het dossier concrete informatie over een lopend strafrechtelijk onderzoek, waarvoor handhaving van het beslag geboden zou zijn beslag. In zoverre bestaat dan ook geen strafrechtelijk belang (meer) bij voortduring van het beslag.
Handhaving van het beslag is niettemin geboden vanwege het feit dat het voertuig een vervalst VIN heeft. Ten aanzien van een voertuig met een vervalst VIN volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 11 november 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AL6178) dat voertuigen met een vals (VIN) chassisnummer niet in het verkeer gebracht mogen worden, omdat het ongecontroleerde bezit van een dergelijk voertuig in strijd is met het algemeen belang. Zolang de Toyota niet voorzien is van een geldig VIN, mag deze niet in het verkeer gebracht worden. De vraag of de klager de Toyota ter goeder trouw heeft gekocht doet hier niet aan af. Eventuele compensatie voor de klager zal via een civielrechtelijke procedure verhaald moeten worden op de verkoper.
De rechtbank is van oordeel dat het algemeen belang zich verzet tegen opheffing van het beslag. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beslag ongegrond.”
3.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 mei 2023 houdt onder meer het volgende in:
“De officier van justitie brengt naar voren:
Er zal geen strafrechtelijke vervolging plaatsvinden van de klager. Echter het voertuig met een vals VIN kan in de staat waarin het nu verkeert niet terug (het verkeer in). Het voertuig zou wellicht mogelijk voor her-inslag in aanmerking kunnen komen. Het is zo dat het voertuig in 2017 is gestolen en een oorspronkelijke eigenaar kent die ook als redelijkerwijs belanghebbende aangemerkt kan worden.”
3.3
Bij de bespreking van het middel dienen de volgende onderdelen van de overzichtsbeschikking van de Hoge Raad inzake beklag tegen beslagzaken vooropgesteld te worden (met weglating van voetnoten): [1]
“Art. 94 Sv: toetsingsmaatstaven
2.8.
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag dient de rechter a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
2.9.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen - ook in een zaak betreffende een ander dan de klager - of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door art. 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in art. 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met art. 552f Sv.
2.10.
Ingevolge art. 116, eerste lid, Sv doet het openbaar ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het openbaar ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in art. 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen. Dit is bijvoorbeeld van belang bij een klaagschrift dat is gericht tegen het voornemen van de officier van justitie om de inbeslaggenomen voorwerpen terug te geven aan anderen dan de beslagene. In dat voornemen ligt, gelet op art. 116, eerste lid, Sv, besloten dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet. Het staat de rechter dan niet vrij bij de beoordeling van het klaagschrift te treden in de vraag of zodanig belang aan de teruggave in de weg staat.”
3.4
Het middel gaat ervan uit dat de officier van justitie bij de behandeling van het beklag te kennen heeft gegeven van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet. Dit volgt echter niet uit het proces-verbaal van de terechtzitting of uit de bestreden beschikking. De officier van justitie heeft, zo blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting, naar voren gebracht dat geen strafrechtelijke vervolging plaats zal vinden van de klager en dat het voertuig met een vals VIN, in de staat waarin het nu verkeert, niet terug het verkeer in kan. Blijkens de bestreden beschikking heeft de officier van justitie zich verzet tegen teruggave van de inbeslaggenomen auto aan de klager en heeft daartoe aangevoerd dat “de Toyota in deze staat, met een niet kloppend voertuig identificatie nummer (VIN), niet terug de weg op mag”.
3.5
Uit het bovenstaande volgt dat de officier van justitie bij de behandeling van het beklag ter terechtzitting te kennen heeft gegeven dat hij van oordeel is dat het belang van strafvordering zich verzet tegen de gevraagde teruggave. Dit strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag bestaat, zo valt te lezen in het door de officier van justitie ingenomen standpunt, niet uit het aan de dag brengen van de waarheid: tegen de klager bestaat geen verdenking van enig strafbaar feit en het dossier bevat geen concrete informatie over een lopend strafrechtelijk onderzoek. Het strafvorderlijke belang dat zich verzet tegen teruggave waar de officier van justitie kennelijk op doelt, is dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen auto zal bevelen naar aanleiding van een nog door de officier van justitie in te dienen afzonderlijke vordering strekkende daartoe.
3.6
De rechtbank is, nadat de officier van justitie heeft geoordeeld dat het belang van strafvordering zich tegen de gevraagde teruggave verzet, derhalve niet ten onrechte zelfstandig tot een beoordeling van dit punt gekomen. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat “het algemeen belang zich verzet tegen opheffing van het beslag” en dat het beslag om die reden ongegrond zal worden verklaard. Onder het kopje ‘Beoordeling’ heeft de rechtbank daartoe overwogen dat door de officier van justitie naar voren is gebracht dat “tegen de klager geen verdenking van enig strafbaar feit bestaat”, dat het dossier geen “concrete informatie” bevat over een “lopend strafrechtelijk onderzoek, waarvoor handhaving van het beslag geboden zou zijn” en dat er “In zoverre” geen “strafrechtelijk belang (meer)” bestaat bij voortduring van het beslag. [2] In navolging van de officier van justitie heeft de rechtbank vervolgens overwogen dat handhaving van het beslag niettemin geboden is. De rechtbank wijst erop dat “het voertuig een vervalst VIN heeft” en dat uit een arrest van de Hoge Raad volgt “dat voertuigen met een vals (VIN) chassisnummer niet in het verkeer gebracht mogen worden, omdat het ongecontroleerde bezit van een dergelijk voertuig in strijd is met het algemeen belang”. [3] Kennelijk heeft de rechtbank aldus geoordeeld dat – nog steeds – een strafvorderlijk belang bestaat dat zich verzet tegen teruggave van het voertuig, te weten dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat door de daartoe bevoegde rechter de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp onttrokken zal worden bevolen. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk.
4. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering.
5. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
6. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG