ECLI:NL:PHR:2025:1195

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
25/00561
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek in strafzaak met betrekking tot opsporingsonderzoek Maggiora

In deze zaak gaat het om een herzieningsverzoek dat is ingediend door de aanvrager, die in 2017 door de rechtbank Noord-Nederland is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar wegens verschillende misdrijven, waaronder het medeplegen van feiten die in strijd zijn met de Opiumwet. De verdediging heeft nieuwe feiten ingebracht die afkomstig zijn uit het hoger beroep van voormalige medeverdachten van de aanvrager, die zelf niet in hoger beroep is gegaan. De verdediging stelt dat, indien de rechtbank op de hoogte was geweest van deze nieuwe gegevens, zij tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie zou hebben beslist, vanwege een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De procureur-generaal bij de Hoge Raad, D.J.C. Aben, concludeert echter dat het herzieningsverzoek moet worden afgewezen. De conclusie is gebaseerd op de overwegingen die zijn gepresenteerd in de samenhangende zaken 25/00562 en 25/00577, waarin ook herzieningsverzoeken zijn ingediend. De Hoge Raad heeft in eerdere uitspraken, waaronder ECLI:NL:RBNNE:2017:2946, al beslissingen genomen over de veroordeling van de aanvrager. De conclusie van de procureur-generaal is dat de nieuwe feiten niet voldoende zijn om de eerdere veroordeling te herzien.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer25/00561 H
Zitting11 november 2025
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[aanvrager] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
hierna: de aanvrager

Inleiding

1.
De rechtbank Noord-Nederland heeft de aanvrager bij vonnis van 1 augustus 2017 wegens
­
onder 1. “medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden, door: een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, mede te plegen en/of daar bij behulpzaam te zijn en zich en/of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd”;
­
onder 2. “medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd”;
­
onder 3. “medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd”;
­
onder 4. “als oprichter en leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde en/of vijfde lid en/of artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet; en als oprichter en leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven”;
­
onder 5. “gewoontewitwassen”;
­
onder 6. “medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, en artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en de feiten begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en/of een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd; en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank beslissingen genomen over een aantal in beslag genomen goederen. [1]
2.
De advocaten N. van Schaik en H. Brentjes (hierna: de verdediging) hebben namens de aanvrager een verzoek ingediend tot herziening van de veroordeling die bij dit vonnis is uitgesproken. Er bestaat samenhang met de zaken 25/00562 en 25/00577, waarin de verdediging eveneens een herzieningsverzoek heeft ingediend. In die zaken zal ik vandaag ook concluderen.

De bespreking en beoordeling van het herzieningsverzoek

3.
In de zaak van de voormalige medeverdachte van de aanvrager met zaaknummer 25/00562 heeft de verdediging mutatis mutandis een identiek herzieningsverzoek ingediend. In de conclusie die ik vandaag in die zaak neem, leg ik uit waarom de Hoge Raad dat herzieningsverzoek naar mijn mening zou moeten afwijzen. Voor de redenen waarom het herzieningsverzoek (ook) in deze zaak ongegrond is, verwijs ik daarom naar mijn opmerkingen onder de randnummers 4 tot en met 37 in mijn conclusie in die zaak (gepubliceerd onder ECLI:NL:PHR:2025:1194).

Slotsom

4.
Deze conclusie strekt tot afwijzing van de aanvraag tot herziening.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Het vonnis is gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:RBNNE:2017:2946.