Conclusie
Nummer24/01690
Inleiding
"diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen"en (feit 2)
“medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden”veroordeeld tot vier jaren en tien maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest als bedoeld in artikel 27 Sr.
De bewezenverklaring en de bewijsvoering
) vertellen
): En ik moet hem een locatie doorsturen waar hij heen moet komen
“Oordeel van het hof
Conclusie:
Bij pagina 17: Er wordt geen daadwerkelijke handeling of wezenlijke bijdrage van cliënt genoemd. Dat was de reden dat cliënt van feit 1 is vrijgesproken.”
De klachten van de middelen
iedereen” hem heeft geslagen, niet kan worden afgeleid dat hij daarmee ook de verdachte bedoelde. Ter onderbouwing wordt betoogd dat de vaststelling van het hof dat [slachtoffer] door zes mensen is geslagen in strijd is met de inhoud van de bewijsmiddelen 10 en 20, waaruit moet worden afgeleid dat [slachtoffer] door hooguit vijf personen is mishandeld. En dat zelfs als moet worden aangenomen dat [slachtoffer] wel door zes personen is mishandeld, de vaststelling van het hof dat de verdachte hier één van was in strijd is met de bewijsmiddelen, omdat uit de bewijsmiddelen 4, 5 en 17 blijkt dat zes andere personen betrokken zijn geweest bij de geweldsuitoefening. Ten slotte wordt naar voren gebracht dat het hof de geweldsuitoefening door de verdachte enkel afleidt uit de verklaring van [slachtoffer] dat hij door iedereen is geslagen, terwijl het hof heeft overwogen dat het diens verklaringen slechts gebruikt
“indien en voor zover deze op essentiële punten steun vinden in andere bewijsmiddelen”. Mede in het licht van het in hoger beroep gevoerde verweer zou het daarom onbegrijpelijk zijn dat het hof uit de gebezigde bewijsmiddelen heeft afgeleid dat de verdachte wel geweld heeft gebruikt.
De bespreking van de middelen
“zes mannen in elkaar geslagen zou zijn”(bewijsmiddel 1), dat ze [slachtoffer]
“met z’n zessen”in elkaar hebben geslagen en ze
“met zes man”op zijn hoofd stonden te trappen (bewijsmiddel 3) en dat ze [slachtoffer]
“met zes man”hebben gepakt (bewijsmiddel 5). Ik merk daarbij op dat het hof de term ‘man’ kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft opgevat als ‘persoon’, nu uit de verklaringen van [slachtoffer] (bewijsmiddel 3 en 5) blijkt dat [betrokkene 3] , een vrouw, eveneens geweldshandelingen heeft verricht.
“vijf man”klappen heeft gehad, sluit immers aan bij de vaststelling van het hof dat [medeverdachte 3] [slachtoffer] heeft vastgehouden, terwijl alle anderen – volgens de vaststellingen van het hof met betrekking tot de aanwezige personen, waren dit vijf personen – op hem insloegen. Ook de in bewijsmiddel 20 opgenomen verklaring van getuige [betrokkene 7] dat hij heeft gezien dat
“ [betrokkene 5] , [betrokkene 4] , die jongen met die zwarte lange haren en een klein ventje die ik verder niet ken erbij aanwezig waren”is daarmee niet strijdig, nu [betrokkene 7] enkel heeft verklaard dat hij via beeldbellen heeft gezien dat deze vier personen erbij aanwezig waren. Uit die verklaring kan niet worden opgemaakt dat er niet nog meer andere personen, die [betrokkene 7] mogelijk niet heeft gezien, aanwezig waren. Voor zover wordt aangevoerd dat uit deze bewijsmiddelen moet worden afgeleid dat [slachtoffer] door hooguit vijf personen is mishandeld, falen de middelen derhalve.
“iedereen”is geslagen. Dat zou tot de conclusie moeten leiden dat de feitenvaststelling onbegrijpelijk of ontoereikend gemotiveerd is omdat het hof heeft overwogen de verklaringen van [slachtoffer] uitsluitend te gebruiken voor zover deze op van belang zijnde onderdelen steun vinden in de andere bewijsmiddelen.
“vijf man”klappen heeft gehad steunbewijs op voor de verklaring van [slachtoffer] . Mede in aanmerking genomen dat uit meer andere bewijsmiddelen, waaronder de eigen verklaring van de verdachte, blijkt dat de verdachte aanwezig was op het moment dat (een deel van) de geweldshandelingen tegen [slachtoffer] werden verricht, acht ik het kennelijke oordeel van het hof dat in de andere bewijsmiddelen (dan de verklaringen van [slachtoffer] ) steun te vinden is voor geweldsuitoefening door de verdachte, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Ook hetgeen de verdediging in hoger beroep heeft aangevoerd, maakt dat niet anders.
het meteen geregeld heeft”. [medeverdachte 3] zei dat [betrokkene 9] (de verdachte) en die van [naam 4] naar [plaats] gingen en dat [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) dan niet meer wegkwam. Het hof leidt hieruit af dat [medeverdachte 3] bij de verdachte in [plaats] is geweest en afspraken heeft gemaakt en dat [slachtoffer] zodra hij in de handen van [medeverdachte 3] en de verdachte viel, niet meer veilig was. Voorts stelt het hof vast dat de verdachte met [medeverdachte 3] is meegegaan en dat zij [betrokkene 3] hebben afgezet bij het hotel voor een afspraak met [slachtoffer] , waarbij de verdachte zich voordeed als haar oom, waaruit het hof afleidt dat de verdachte een actieve rol had. Ten slotte stelt het hof vast dat [medeverdachte 2] in overleg met [medeverdachte 3] bezig was een plan te bedenken omtrent [slachtoffer] en vroeg of de man waar [medeverdachte 3] net was geweest – [medeverdachte 3] reed op dat moment weg vanuit [plaats] , de woonplaats van de verdachte – er wat mee kon.
“Gisteren was echt de verkeerde erbij en nu heeft hij met de [familie verdachte] gedaan’’. Bovendien blijkt uit een opgenomen telefoongesprek tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op het moment dat de verdachte bij [medeverdachte 3] achterin de auto naast [slachtoffer] zat, dat de verdachte, nadat [slachtoffer] vroeg wat hij dan moest zeggen en zei dat hij is mishandeld, tegen hem zei “
Luister, jij bent geen domme jongen” en “
Dom met acties”. Daarnaast memoreer ik de hiervoor al besproken vaststelling van het hof dat de verdachte ook zelf geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer] en de voor het bewijs gebruikte verklaring van de verdachte waaruit blijkt dat [slachtoffer] in de auto werd gezet tussen de verdachte en een andere persoon in en dat ze gestopt zijn bij een Zandweg, waar de verdachte hier en daar nog wel een tik hoorde en geschreeuw hoorde.