Conclusie
Nummer23/03077
Inleiding
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen” veroordeeld tot een gevangenisstraf van 29 maanden, met aftrek van voorarrest. [1] Daarnaast heeft het hof beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen en in verband daarmee (telkens) de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Tot slot heeft het hof de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie bevolen.
Het eerste middel
De relevante delen van de processtukken
op 14 april 2019 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit de woning aan [a-straat 1] aldaar weg te nemen een of meer goederen van zijn gading, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, en deze poging tot diefstal te doen, voorafgaan en te doen vergezellen, van geweld tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, zich met voormeld oogmerk met zijn mededaders gemaskerd (met bivakmutsen) naar de woning aan [a-straat 1] heeft begeven en aldaar doende is geweest met zijn mededader gemaskerd in die woning binnen te dringen en aldaar die [slachtoffer 1] tegen diens hoofd en in diens gezicht en tegen diens lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt en op de grond geduwd en haar hoofd vastgepakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
tussen het einde van het dienstverband van de verdachte begin van de winter 2018 en 14 april 2019”), is die vaststelling in ieder geval niet voldoende begrijpelijk. In dat verband wijst de steller van het middel op de inhoud van de verklaring van de aangever bij de raadsheer-commissaris van 24 januari 2023, waaruit is op te maken dat de verdachte nog kort voor de pleegdatum van het ten laste gelegde werkte in het restaurant van de aangever. [2]
ten eersteaan dat de overweging getuigt van een onjuiste rechtsopvatting, omdat het hof zou hebben miskend dat opzet niet mag worden aangenomen op grond van een gebrek aan contra-indicaties. De overtuiging daarover dient buiten redelijke twijfel uit de wettige bewijsmiddelen te volgen, zo voert de steller van het middel aan.
Ten tweedeis het oordeel van het hof dat het opzet volgt uit de bewijsmiddelen in elk geval niet zonder meer begrijpelijk. Daarbij wijst de steller van het middel erop dat de verdediging heeft aangevoerd dat geen goederen zijn geëist, er niet is gedreigd met gebruik van het (vuur)wapen en dat de daders geen tas bij zich droegen. Het hof heeft in de visie van de steller van het middel onvoldoende gereageerd op dit onderdeel van het verweer.
De conclusie over het eerste middel
Het tweede middel
De relevante delen van de processtukken
“Voorwaardelijk verzoek
De toelichting op het tweede middel
het onderzochte DNA-spoor delictgerelateerd is” niet zonder meer begrijpelijk is gelet op dat wat in de toelichting op het eerste middel naar voren is gebracht. Verder merkt de steller van het middel op dat het arrest innerlijk tegenstrijdig is omdat het hof de mogelijkheid van indirecte overdracht in een andere passage van het arrest zelfs nadrukkelijk in het midden laat, door te overwegen: “
mocht het al zo zijn dat op indirecte wijze DNA-materiaal op de nagels van het slachtoffer terecht is gekomen” en dat over de aard van de kennis tussen de verdachte en [medeverdachte] niets méér kan blijken dan het “
min of meer” deel uitmaken van een vriendengroep uit dezelfde buurt te [plaats] . Tot slot wijst de steller van het middel op dat wat de raadsvrouw heeft aangevoerd over de bewijskracht van de resultaten van het DNA-onderzoek en de noodzaak van het onderzoek naar de aard van het aangetroffen celmateriaal en de kwantitatieve verhoudingen van het aangetroffen celmateriaal per donor, in het licht van het door en namens de verdachte geschetste alternatieve scenario. [5]