ECLI:NL:PHR:2025:128

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
22/04612
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van diefstal met geweld en afpersing door verenigde personen met overschrijding van redelijke termijn in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een conclusie van de Advocaat-Generaal (AG) A.E. Harteveld in een strafzaak waarin de verdachte is veroordeeld voor eendaadse samenloop van diefstal met geweld en afpersing door twee of meer verenigde personen. De verdachte is bij arrest van 6 december 2022 door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld tot 26 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd en de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 4 maanden. De zaak heeft samenhang met een andere zaak (22/04572). De verdediging heeft cassatie ingesteld en stelt dat het hof niet heeft gereageerd op het verweer dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden. De AG concludeert dat de klacht faalt, maar merkt op dat de redelijke termijn in de cassatiefase zal worden overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf. De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer22/04612
Zitting18 maart 2025

CONCLUSIE

A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 6 december 2022 door het gerechtshof Amsterdam wegens "de eendaadse samenloop van diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen", veroordeeld tot 26 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27, eerste lid, Sr. Het hof heeft de vordering van de [benadeelde] gedeeltelijk toegewezen en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Het hof heeft voorts de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 4 maanden.
Er bestaat samenhang met de zaak 22/04572. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. L.C. de Lange, advocaat in Utrecht, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel bevat de klacht dat het hof niet heeft gerespondeerd op het door de verdediging gevoerde verweer, dat de redelijke termijn in hoger beroep overschreden.
4.1
De raadsman heeft op de ter terechtzitting in hoger beroep van 22 november 2022 het woord tot verdediging gevoerd overeenkomstig een overgelegde pleitnota. Onderaan de pleitnota bevindt zich een handgeschreven toevoeging. Deze toevoeging luidt als volgt: “Eis: GS, red. term.  26 m.”
4.2
Het hof heeft inzake de strafoplegging als volgt overwogen:
“De rechtbank heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte en zijn mededader zijn de woning van het slachtoffer binnengegaan toen hij even terug was gegaan naar zijn werk om boodschappen op te halen. Ze waren al in de woning van het slachtoffer toen hij weer thuis kwam. Het slachtoffer werd bedreigd met messen en moest op de grond gaan liggen, terwijl hem verschillende van zijn eigendommen werden afgenomen.
Dergelijke strafbare feiten zijn uitermate traumatiserend voor slachtoffers. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededader het gevoel van veiligheid van het slachtoffer in zijn eigen woning ernstig aangetast. Gezien de ernst van dit feit komt een andere dan een vrijheidsstraf van aanzienlijke duur niet in aanmerking.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden passend en geboden.”
4.3
Ik betwijfel of de handgeschreven toevoeging als verweer aangemerkt dient te worden. Het woord “Eis” waarmee de toevoeging aanvangt doet vermoeden dat de toevoeging slechts een weergave is van de eis van de advocaat-generaal. Het requisitoir versterkt dat vermoeden. Het requisitoir houdt inzake de redelijke termijn het volgende in: “Redelijke termijn in hoger beroep: 25 feb 2020 is HB ingesteld. Redelijke termijn in HB met 9 maanden geschonden, terwijl geen sprake is van ingewikkeldheid onderzoek of aan verdachte te wijten. Strafmaat” en “Strafeis […] art 63 – redelijke termijn GS 26 mnd m.a. + toew. TUL”. Voor zover de handgeschreven toevoeging van de raadsman wel als een verweer is aan te merken, is het hof bij de strafoplegging niet van het verweer afgeweken. Het hof heeft, in lijn met de toevoeging, een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden opgelegd. Hoe het ook zij, het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende formulering.
4.4
Ambtshalve merk ik op dat de Hoge Raad uitspraak zal doen nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep op 9 december 2022. Dit brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase zal worden overschreden. Dit dient te leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf naar de gebruikelijke maatstaf. Voor het overige heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG