In deze zaak, behandeld door de Hoge Raad op 2 december 2025, gaat het om de conclusie van de procureur-generaal in een strafzaak tegen [A] B.V. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van overtredingen van artikel 20 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, en van valsheid in geschrift, beide gepleegd door een rechtspersoon. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch had eerder op 15 maart 2023 het vonnis van de rechtbank bevestigd, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een geldboete van € 70.000,-. De procureur-generaal heeft in zijn conclusie aangegeven dat er samenhang is met andere zaken (23/01102 en 23/01096) en dat de middelen van cassatie die zijn ingediend door de advocaat van de verdachte, R.B. Milo, gelijk zijn aan die in de andere zaken. De conclusie van de procureur-generaal strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete, en tot verwerping van het beroep. Tevens wordt opgemerkt dat de uitspraak van de Hoge Raad zal plaatsvinden na een overschrijding van de redelijke termijn van meer dan twee jaar na het instellen van het cassatieberoep.