ECLI:NL:PHR:2025:139
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van klager in cassatieberoep inzake beslag op hesjes
In deze zaak heeft de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, T.N.B.M. Spronken, geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in het cassatieberoep. De klager, geboren in 1966, had een klaagschrift ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, met het verzoek om opheffing van het beslag dat was gelegd op hesjes met een bepaalde opdruk, op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank heeft op 13 maart 2023 het klaagschrift ongegrond verklaard. De klager heeft vervolgens cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat J.J.J. van Rijsbergen uit Breda, die twee middelen van cassatie heeft voorgesteld. Het eerste middel betrof de vraag of de behandeling van het klaagschrift in het openbaar heeft plaatsgevonden, terwijl het tweede middel zich richtte op de toepassing van een onjuiste maatstaf door de rechtbank.
Echter, uit inlichtingen van het openbaar ministerie blijkt dat de klager op 7 november 2023 heeft verklaard eigenaar te zijn van de inbeslaggenomen hesjes en dat hij onvoorwaardelijk afstand heeft gedaan van deze hesjes. Hierdoor heeft de klager geen belang meer bij het cassatieberoep, wat leidt tot de conclusie dat hij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep. De Procureur-Generaal heeft daarom geconcludeerd dat het cassatieberoep niet ontvankelijk is, gezien het ontbreken van belang van de klager.