In deze zaak, die betrekking heeft op profijtontneming, is de betrokkene, geboren in 1984, betrokken bij een criminele organisatie die zich richt op de handel in heroïne. Het gerechtshof Amsterdam heeft op 14 april 2023 het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 25 november 2021 bevestigd, waarbij de rechtbank het wederrechtelijk voordeel heeft vastgesteld op € 129.800,00. De betrokkene is verplicht gesteld om € 124.800,00 aan de staat te betalen ter ontneming van dit voordeel, waarbij een vermindering van € 5.000,- is toegepast vanwege een overschrijding van de redelijke termijn.
De conclusie van de procureur-generaal, D.J.C. Aben, betreft de motivering van de oplegging van de ontnemingsmaatregel. Het middel van cassatie, ingediend door de advocaat D.J.M. Dammers, stelt dat de rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het gewoontewitwassen heeft geleid tot het verkrijgen van wederrechtelijk voordeel. De rechtbank heeft echter, bij gebrek aan legale inkomsten van de betrokkene, geconcludeerd dat haar uitgaven enkel met geld van strafbare feiten zijn gefinancierd. De omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel is vastgesteld aan de hand van een gedetailleerde kasopstelling.
De conclusie van de procureur-generaal is dat het middel faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag en dat er geen gronden zijn voor vernietiging van de bestreden uitspraak. De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.