Conclusie
Nummer23/04930
Het cassatieberoep
“werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp en zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd”veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, en aan de voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de aangever en diens ouders verbonden. Daarnaast had de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een ontzetting van het recht om een beroep als hulpverlener in de maatschappelijke zorg (waaronder therapeut/coach) uit te oefenen voor de duur van vier jaren. Tot slot had de rechtbank een beslissing genomen over de vordering van de benadeelde partij, een en ander zoals in het vonnis vermeld.
Het middel
De strafmotivering
Een nadere omschrijving van het middel
lichaamsgerichttherapeut – niet voldoet aan het vereiste dat de ontzetting betrekking moet hebben op het recht op uitoefening van een beroep dat in voldoende verband staat met het beroep waarin het strafbare feit is begaan (hetgeen aanleiding geeft tot nietigheid van het arrest).
De bespreking van het middel
“werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp en zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd”.Blijkens het dictum van het bevestigde vonnis is aan de verdachte
“een ontzetting van het recht om een beroep als hulpverlener in maatschappelijke zorg (waaronder therapeut/coach) uit te oefenen voor de duur van 4 jaren”, opgelegd. Deze bijkomende straf is gemotiveerd met de overweging dat de verdachte zal worden ontzet uit zijn recht
“om een beroep als lichaamsgericht therapeut uit te oefenen”. Voorts is in de strafmotivering overwogen dat de
“verdachte (…) in zijn hoedanigheid van lichaamsgericht therapeut, ontuchtige handelingen [heeft] verricht met het slachtoffer, dat zich voor hulp tot hem had gewend en zich gedurende hun behandelrelatie in een kwetsbare en afhankelijke positie bevond. De verdachte heeft langdurig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit van het slachtoffer (…) juist vanuit verdachtes rol als therapeut mocht van de verdachte professionaliteit en extra behoedzaamheid worden gevergd (…) Daar komt nog bij dat het slachtoffer zich tot de verdachte heeft gewend voor hulp bij het verwerken van, nota bene, eerder seksueel misbruik”.
lichaamsgerichttherapeut omvat, faalt.
“te ruim is geformuleerd”, nu daaronder (ook) werkzaamheden vallen die
“op geen enkele manier verband houden met het strafbare feit”, heeft geen kans van slagen. Immers, anders dan de steller van het middel betoogt, acht ik ’s hofs oordeel dat het beroepsverbod in voldoende verband staat met de gedragingen die de verdachte worden verweten niet onbegrijpelijk. [3] Daarbij neem ik in aanmerking dat de verdachte in zijn hoedanigheid als therapeut is veroordeeld voor het plegen van ontucht met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp en zorg heeft toevertrouwd, en dat met het beroepsverbod juist wordt beoogd te voorkomen dat de verdachte zich de komende jaren als
hulpverlenerzal inzetten in de maatschappelijke zorg. [4]