ECLI:NL:PHR:2025:281

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
23/02594
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping beroep op noodweerexces in zaak van poging zware mishandeling

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1958, veroordeeld door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op 31 december 2018, in zijn woning, met een mes meerdere steekbewegingen gemaakt richting de aangeefster, die daarbij verwondingen heeft opgelopen. De verdachte heeft een beroep gedaan op noodweerexces, stellende dat hij zich in een noodweersituatie bevond toen hij handelde. Het hof heeft echter geoordeeld dat de noodweersituatie was beëindigd op het moment dat de verdachte met het mes in de woonkamer zwaaide. De verdediging voerde aan dat de hevige gemoedsbeweging van de verdachte het gevolg was van de eerdere aanranding door de aangeefster en een andere betrokkene. Het hof verwierp dit beroep, oordelend dat de handelingen van de verdachte niet het onmiddellijke gevolg waren van de eerdere confrontatie. De conclusie van de procureur-generaal strekt tot verwerping van het beroep op cassatie, waarbij de motivering van het hof als begrijpelijk en juist wordt beschouwd.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/02594
Zitting11 maart 2025
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,
hierna: de verdachte.

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 3 juli 2023 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, wegens “poging tot zware mishandeling” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan 26 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar en met aftrek van voorarrest, en een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Voorts heeft het hof beslist op de vordering van de benadeelde partijen, een en ander zoals omschreven in het arrest.
1.2
Namens de verdachte heeft J. Boksem, advocaat in Leeuwarden, één middel van cassatie voorgesteld.

2.Het middel

2.1
Het middel klaagt over de verwerping van het door de verdediging gedane beroep op noodweerexces.
Bewezenverklaring, bewijsvoering en noodweerverweer
2.2
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 31 december 2018, in [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk aan [aangeefster] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes door middel van meerdere steekbewegingen in de handen van die [aangeefster] heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
2.3
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0600-2018586716, eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakt door [verbalisant 1] , brigadier, gesloten op 7 februari 2019, waaronder:
1.
Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster], opgemaakt door [verbalisant 2] , hoofdagent, gesloten op 31 december 2018, p. 19-21, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: [a-straat 1] te [plaats]
Pleegdatum/tijd: 31 december 2018
Ik was bij [verdachte] thuis. Ik zat op de bank. Ik zag dat [verdachte] uit de richting van de keuken kwam gelopen. Toen hij dicht bij mij was, zag ik dat hij een mes vast had. Ik zag dat [verdachte] met het mes in mijn richting stak. Ik weerde af en werd in mijn linker ringvinger gesneden. Van die vinger is een pees door. Ik ben daarna ook nog aan mijn rechter hand gesneden. Dat was tussen mijn wijsvinger en duim.
2.
Als schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring van 31 december 2018, opgemaakt door [verbalisant 3] , p. 25-28, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[aangeefster] heeft meerdere snijwonden aan de handen met mogelijk peesletsel. Er is duidelijk sprake van zogenaamd afweerletsel. Tussen duim en wijsvinger van de rechterhand is een verse snijwond te zien. Deze wond is typisch afweerletsel. Aan de binnenzijde van de linker ringvinger is ook een snijwond te zien.
3.
Het proces-verbaal van sporenonderzoek met (foto)bijlagen,opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , brigadiers, gesloten op 14 januari 2019, p. 35-84, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onderzoek Woning [a-straat 1] op 31 december 2018 om 02:30 uur:
Het betrof een tussenwoning. Aan de voorzijde van de woonkamer, gezien vanaf de hal, bevond zich een eettafel. Aan de achterzijde van de woonkamer was een zitgedeelte gesitueerd bestaande uit een bankstel en een salontafel. Aan de rechterzijde van de woonkamer, gezien vanuit de hal, bevond zich een doorgang naar de keuken.
Tijdens het door ons uitgevoerde sporenonderzoek werd het navolgende waargenomen en bevonden. Wij zagen dat er op diverse plaatsen op de vloer en wanden bloed dan wel bloedspatten zichtbaar waren. Ook zagen wij dat er op en rondom het bankstel en de eettafel op meerdere plaatsen bloed zat,zie foto 54.
2.4
De raadsman van de verdachte heeft namens zijn cliënt een beroep gedaan op noodweer(exces). Dit verweer is in de ter terechtzitting overgelegde pleitnota als volgt onderbouwd (met weglating van verwijzingen):
“13. Cliënt heeft bij de politie verklaard dat [aangeefster] , [betrokkene ] , zijn woning heeft binnengelaten. Overigens wordt dit specifieke punt door [aangeefster] noch [betrokkene ] tegengesproken en kan daarom niet zonder meer gezegd worden dat cliënt zichzelf in een benarde situatie heeft gebracht. Bovendien heeft cliënt bij de politie verklaard dat hij ook op dit moment tegen [aangeefster] had gezegd dat [betrokkene ] niet welkom was. [betrokkene ] ging op de bank zitten en deed of het zijn woning was. Voor cliënt voelde dat niet prettig, het maakte hem angstig. Zeker tegen de achtergrond van het incident bij [aangeefster] thuis over de zogenaamd verkeerde windowsversie, welke hij op de computer van [aangeefster] zou hebben geïnstalleerd (Zie alinea 8). Cliënt heeft bij de politie verklaard dat [aangeefster] , [betrokkene ] , hierover aan het opjutten was. Beide begonnen hem te kleineren. Cliënt werd bang. [aangeefster] bleef hem verwijten maken over dat hij haar had uitgescholden voor slet en hoer (Zie alinea 5). Hierop werd [betrokkene ] steeds agressiever. [betrokkene ] stond af en toe op van de bank, gooide een glas om en gebruikte straattaal wat cliënt niet kon verstaan, maar hem wel beangstigde. Cliënt heeft verklaard bij de politie dat toen [betrokkene ] weer op de bank zat hij voor hem is gaan staan en weer heeft gezegd dat hij - [betrokkene ] - zijn woning uit moest gaan. Cliënt heeft bij de politie verklaard dat [betrokkene ] op dat moment opstond en zij op een afstand van circa een halve meter tegenover elkaar stonden. Cliënt heeft verklaard dat [betrokkene ] hem een aantal duwen gaf en dat hij hierop terugduwde en dat door dit geduw de asbak op de grond viel en de kerstballen uit de kerstboom vielen. Hij heeft verklaard dat [aangeefster] hierop steeds hysterischer werd en dat door haar geschreeuw [betrokkene ] nog bozer werd. Cliënt heeft bij de politie verklaard dat hij op een gegeven moment haar zijn keuken is gelopen, dat [betrokkene ] hem achternaliep en hem vanachter meerdere keren in zijn rug duwde. Cliënt doet vervolgens de luxaflex - welke door [aangeefster] eerder die avond waren gesloten - van het keukenraam open zodat de buren hem zouden zien. Cliënt verklaart bij de politie dat [betrokkene ] steeds handstastelijker werd en dat dit uitmonden in het met zijn vuist meermalen op zijn lichaam slaan. Cliënt heeft verklaard dat hij zich steeds heeft moeten verdedigen, hij heeft geprobeerd uit deze situatie in zijn keuken weg te komen, maar dat dat niet lukte. Cliënt heeft verklaard dat hij met zijn rug tegen zijn aanrecht stond en [betrokkene ] , die een stuk groter is dan cliënt, voor hem stond en al schreeuwend en dreigend over hem heen boog. Cliënt heeft [betrokkene ] horen schreeuwen: "
Je moet oppassen, ik maak jou kapot jongen, ik maak jou kapot jongen." Cliënt verklaart vervolgens bij de politie dat vanaf dat moment het allemaal in een flits ging, hij nog heeft gezien dat [betrokkene ] naar de woonkamer liep ergens op sloeg en dat [aangeefster] erbij bleef staan schreeuwen waardoor [betrokkene ] nog opgefokter werd. Cliënt heeft bij de politie verklaard dat hij in paniek, raakte, vreesde voor zijn leven, bang was dat hij door [betrokkene ] in elkaar gemept zou worden. Cliënt heeft bij de politie verklaard dat [betrokkene ] en [aangeefster] ook op dat moment bleven schreeuwen, hem uitscholden, verwijten bleven maken over de onderwerpen zoals beschreven in alinea's 5 t/m 8. Hij heeft verklaard dat [aangeefster] en [betrokkene ] ook op dat moment zijn huis niet uit wilde gaan. Cliënt heeft bij de politie verklaard dat hij deze situatie zo beleefd heeft dat hij zich van [betrokkene ] en [aangeefster] moest losrukken, ten einde aan de volledig geëscaleerde situatie in zijn eigen woning te ontvluchten en dat hij daarbij niet kan uitsluiten dat hij hierbij om zich heen heeft geslagen al dan niet met een scherp voorwerp - bij voorbeeld een mes - uit de keuken. Evenmin kan hij uitsluiten dat hij hierbij zowel [aangeefster] al [betrokkene ] heeft geraakt c.q. verwond.
Noodweer
14. Cliënt heeft een gedetailleerde consistentie verklaring afgelegd bij de politie. Hij heeft verklaard over het ogenblikkelijke en voortdurend geweld op zijn eigendommen (huisraad) en het ogenblikkelijke en voortdurende geweld op zijn lichaam en de onmiddellijke en voortdurende dreiging van geweld op zijn lichaam en zijn huisraad. Hierbij komt in deze zaak betekenis toe aan het feit dat het ogenblikkelijke geweld plaatsvond in zijn eigen woning, dat het geweld in nauwe bewuste samenwerking is uitgevoerd door twee personen, de intensiteit van het geweld opliep en er sprake was van een onmiddellijke dreiging van geweld met oplopende intensiteit. Hiermee is de wederrechtelijkheid van het door [aangeefster] en [betrokkene ] in nauwe bewuste samenwerking toegepaste geweld een gegeven.
15. Cliënt heeft gehandeld ter noodzakelijkerwijs verdediging tegen deze forse ogenblikkelijk wederrechtelijke aanranding. Op meerdere momenten heeft hij [aangeefster] gezegd dat [betrokkene ] niet welkom is. Desalniettemin laat [aangeefster] [betrokkene ] in de woning binnen. Op meerdere momenten heeft cliënt [aangeefster] en [betrokkene ] verzocht zijn woning te verlaten, dit doen zij evenwel niet. Het ogenblikkelijk geweld wordt in nauwe bewuste samenwerking toegepast door [betrokkene ] en [aangeefster] in de woonkamer. [betrokkene ] begint cliënt te duwen en [aangeefster] ondersteund deze geweldshandelingen door te schreeuwen, te schelden en verwijten te maken naar cliënt. Cliënt probeert hieraan te ontkomen door terug te duwen, naar de keuken te lopen en herhaaldelijk te verzoeken dat zij zijn woning moeten verlaten. [betrokkene ] loopt evenwel cliënt achterna naar de keuken en gebruikt wederom fysiek geweld, welke door [aangeefster] wederom wordt ondersteund door geschreeuw, gescheld en verwijten naar cliënt. Cliënt probeert in de keuken uit de geweldsituatie, zij het tevergeefs, te komen door [betrokkene ] wederom van zich af te duwen.
Noodweerexces
16. Als [betrokkene ] op enig moment uit de keuken loopt, richt [betrokkene ] zijn geweldshandelingen wederom op spullen van cliënt in de woonkamer en [aangeefster] blijft hierbij voortdurend schreeuwen. Cliënt raakte hierdoor nog meer in paniek, werd nog angstiger, vreesde voor zijn leven, vreesde dat het geweld niet op zou houden en heeft zich letterlijk uit de situatie proberen los te rukken door om zich heen te slaan, waarbij hij zich niet bewust is geweest van dat hij blijkbaar een scherp voorwerp in zijn hand had en daarmee kennelijk [betrokkene ] en [aangeefster] heeft verwond. Deze paniek en angst heeft cliënt blijkbaar ook geuit door uit te schreeuwen dat [aangeefster] en [betrokkene ] zijn woning moesten verlaten. [getuige] , de buurman van cliënt, heeft bij de politie verklaard dat hij en zijn partner in de nacht van 30 op 31 december 2018 tussen 24.00u en 01:00u cliënt meermalen hoorde roepen: "
Eruit! Mijn huis uit Ga er uit." Gelet op de door deze getuige aangegeven tijdsbestek, is aannemelijk dat deze noodkreet door cliënt is geuit ten tijde van dat hij met - kennelijk - een scherp voorwerp uit de situatie probeert los te rukken. Ook het proces-verbaal van uitwerking van de door [aangeefster] gedane 112-melding maakt dit scenario nog aannemelijker. Immers, uit dit proces-verbaal blijkt dat [aangeefster] op 31 december 2018 om 01.19 uur inbelt. Op de vraag van de meldkamer waar zij zich op dat moment bevindt antwoord zij: "
Ja, dat bedoel ik. Ik ben op de [a-straat 1] ..even kijken.. [a-straat 1] .". Kortom, [aangeefster] en [betrokkene ] bevonden zich om 01.19uur nog bij de woning van cliënt, terwijl zij hun verwondingen al hadden opgelopen. Helaas heeft de camera aan de voorzijde van de woning van cliënt het moment dat [aangeefster] en [betrokkene ] zijn woning verlaten niet geregistreerd.
17. Gelet op alle voorafgaande feiten en omstandigheden in hun onderlinge samenhang beschouwd, is de conclusie gerechtvaardigd dat cliënt door de wederrechtelijke aanranding opgewekte hevige gemoedsbeweging in zijn handelen ter noodzakelijke verdediging verder is gegaan dan geboden was, derhalve niet strafbaar is en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Indien uw hof meent dat op het tijdstip van de aan cliënt verweten gedraging de noodweersituatie reeds geëindigd was en derhalve de noodzaak tot verdediging niet meer bestond, is de conclusie gerechtvaardigd dat cliënts gedraging het onmiddellijke gevolg is van een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederechtelijke aanranding, hij derhalve niet strafbaar was en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
18. In tegenstelling tot wat de politierechter kennelijk meent, kan louter de overweging dat cliënt ten tijde van de verweten gedraging ernstig onder invloed van alcohol verkeerde niet zonder meer de conclusie dragen dat er sprake is van een zelf-veroorzaakte noodweer (culpa in causa) en dat om die reden een beroep op noodweer niet kan slagen. Evenmin kan zonder meer gezegd worden dat cliënt door het nuttige van alcohol de grens van geoorloofde verdediging heeft overschreden en daarmee niet verschoonbaar heeft gehandeld. Bovendien stelt de Reclassering in haar rapportage van 24 december 2020, dat het psychosociaal functioneren van cliënt de grootste delict gerelateerde criminogene factor is geweest en benoemd in dit verband het alcoholgebruik niet.”
2.5
Ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte heeft het hof overwogen:
“Ter terechtzitting heeft de raadsman overeenkomstig zijn pleitnota aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer dan wel noodweerexces. De raadsman heeft gesteld dat verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting ook vast dat [aangeefster] zich al enige tijd in de woning van verdachte bevond en dat zij tegen de wil van verdachte getuige [betrokkene ] in de woning van verdachte uitnodigde. Nadat [betrokkene ] de woning van verdachte is binnengekomen heeft verdachte [betrokkene ] meermaals gesommeerd zijn woning te verlaten. Tijdens de daaropvolgende ruzie heeft er in de keuken wat duw- en trekwerk plaatsgevonden tussen [betrokkene ] en verdachte. Op enig moment echter loopt [betrokkene ] de keuken uit en gaat net als [aangeefster] in de woonkamer zitten. Indien en voor zover in zijn eigen keuken sprake was van een aanval tegen verdachte, was die aanval naar het oordeel van het hof op dat moment in elk geval beëindigd.
Pas daarna is verdachte met een mes in zijn handen naar de bank in de woonkamer gegaan, waar hij met dat mes zwaaiende bewegingen heeft gemaakt richting aangeefster.
Het hof acht gelet op het voorgaande het bestaan van (onmiddellijk en dreigend gevaar voor) een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding waartegen noodzakelijke verdediging geboden was op het moment dat verdachte met een mes in de richting van aangeefster zwaaide, niet aannemelijk geworden.
Het beroep op noodweer dan wel noodweerexces worde derhalve verworpen.”
De bespreking van het middel
2.6
Het middel bevat de klacht dat het hof bij de verwerping van het door de verdediging gedane beroep op (extensief) noodweerexces de mogelijkheid heeft opengelaten dat sprake is geweest van een noodweersituatie die heeft geleid tot een hevige gemoedsbeweging onder invloed waarvan de verdachte even later – nadat die noodweersituatie inmiddels was beëindigd – met een mes heeft gestoken.
2.7
Art. 41 Sr luidt:
“1. Niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
2. Niet strafbaar is de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging, indien zij het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt.”
2.8
Bij de beoordeling van het middel moet op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad worden vooropgesteld:
“3.6.2. Voor noodweerexces geldt in alle gevallen dat van verontschuldigbare overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging slechts sprake kan zijn indien:
a. de verdachte de hem verweten gedraging heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, maar daarbij als onmiddellijk gevolg van een hevige door die aanranding veroorzaakte gemoedsbeweging verder gaat dan geboden was, dan wel indien
b. op het tijdstip van de hem verweten gedraging de onder a bedoelde situatie weliswaar was beëindigd en de noodzaak tot verdediging er dus wel was geweest (maar niet meer bestond), doch zijn gedraging niettemin het onmiddellijk gevolg was van een hevige gemoedsbeweging die was veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding.
3.6.3.
Uit het wettelijke vereiste dat de gedraging het "onmiddellijk gevolg" moet zijn van een hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door een wederrechtelijke aanranding, volgt dat aannemelijk moet zijn dat de aldus veroorzaakte gemoedsbeweging van doorslaggevend belang is geweest voor de verweten gedraging. Niet is uitgesloten dat andere factoren mede hebben bijgedragen aan het ontstaan van die hevige gemoedsbeweging, maar aan het gevolgvereiste is niet voldaan indien de hevige gemoedsbeweging in essentie is terug te voeren op een eerder bestaande emotie, zoals een reeds bestaande kwaadheid jegens het slachtoffer.
Bij de beantwoording van de vraag of in een concreet geval sprake is van het hier bedoelde "onmiddellijk gevolg", kan betekenis toekomen aan de mate waarin de grenzen van de noodzakelijke verdediging zijn overschreden alsmede aan de aard en de intensiteit van de hevige gemoedsbeweging. Voorts kan het tijdsverloop tussen de aanranding en de verdedigingshandeling van belang zijn.” [1]
2.9
De steller van het middel voert aan dat de verdediging uitdrukkelijk een beroep heeft gedaan op de situatie die in het hiervoor aangehaalde arrest van de Hoge Raad is beschreven onder b en waarbij sprake is van extensief noodweerexces.
2.1
Door de verdediging is inderdaad aangevoerd dat indien het hof meent dat op het tijdstip van de aan de verdachte verweten gedraging de noodweersituatie reeds was geëindigd en daarmee de noodzaak tot verdediging niet meer bestond, de gedraging het onmiddellijke gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding en hij derhalve niet strafbaar is.
2.11
Het hof heeft vastgesteld dat tijdens een ruzie in de keuken van de woning van de verdachte wat duw- en trekwerk heeft plaatsgevonden tussen [betrokkene ] en de verdachte, dat [betrokkene ] de keuken is uitgelopen en net als de aangeefster in de woonkamer is gaan zitten, dat indien en voor zover in de keuken sprake was van een aanval tegen de verdachte deze was beëindigd, en dat de verdachte pas daarna met een mes naar de bank in de woonkamer is gegaan waar hij met dat mes zwaaiende bewegingen richting de aangeefster heeft gemaakt.
2.12
Het hof heeft het beroep op noodweerexces verworpen. De beslissing tot verwerping geeft in mijn ogen geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is ook niet onbegrijpelijk. In de daarvoor door het hof gegeven motivering ligt immers besloten dat de zwaaiende bewegingen met een mes richting de aangeefster in de woonkamer niet het “onmiddellijk gevolg” zijn van het eerdere duw- en trekwerk tussen de verdachte en [betrokkene ] in de keuken, terwijl door of namens de verdachte geen indringende argumenten zijn aangevoerd waarom dat wel het geval zou zijn. Het is ook moeilijk voorstelbaar dat door het duw- en trekwerk in de keuken een hevige gemoedsbeweging is ontstaan die zo lang heeft voortgeduurd dat kan worden gezegd dat het handelen van de verdachte in de woonkamer daarvan nog het onmiddellijke gevolg was. Daarbij speelt voor mij een rol dat het leeuwendeel van de feiten en omstandigheden waarmee de verdediging het beroep op noodweerexces heeft onderbouwd, zoals weergegeven onder 2.4 van deze conclusie, zijn weerlegging vindt in de bewijsvoering. In dit verband wijs ik erop dat daaruit blijkt dat a) de verdachte in de keuken niet is gestompt (er is immers alleen sprake geweest van duw- en trekwerk), b) de aangeefster niet bij de betrokkene ‘stond te schreeuwen’ (zij
zatimmers op de bank) en c) de verdachte zich niet van hen heeft moeten lostrekken (hij kwam immers uit de keuken gelopen en heeft daarna meteen op de aangeefster ingestoken).

3.Slotsom

3.1
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
3.2
Ambtshalve heb ik geen grond voor vernietiging van de uitspraak van het hof aangetroffen.
3.3
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.HR 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456,