ECLI:NL:PHR:2025:375

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
24/01436
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake ontucht met minderjarige dochters

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een veroordeling voor ontucht met de tienjarige tweelingdochters van de verdachte. De verdachte is op 11 april 2024 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar. De verdediging heeft twee middelen van cassatie ingediend. Het eerste middel betreft een klacht over de schending van de bewijsminimumregel uit artikel 342 lid 2 Sv. De verdediging stelt dat de getuigenverklaringen van de slachtoffers onvoldoende steun bieden voor de bewezenverklaring. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de slachtoffers, ondersteund door andere bewijsmiddelen, voldoende betrouwbaar zijn. Het tweede middel betreft een klacht over de motivering van het hof met betrekking tot de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen. Het hof heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de slachtoffers gedetailleerd en consistent zijn, ondanks enige inconsistenties die voortkomen uit hun jeugdige leeftijd. De conclusie van de procureur-generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep, waarbij wordt opgemerkt dat er geen gronden zijn voor vernietiging van de uitspraak van het hof.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 24/01436

Zitting25 maart 2025
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte

Inleiding

1. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft de verdachte bij arrest van 11 april 2024 wegens onder 1 primair “
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit is gepleegd tegen zijn kind, meermalen gepleegd” en onder 2 primair “
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit is gepleegd tegen zijn kind” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren met aftrek op de voet van artikel 27 Sr.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. J.W. Heemskerk, advocaat in Roermond, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Met het eerste middel wordt geklaagd over een schending van de bewijsminimumregel uit artikel 342 lid 2 Sv. Het tweede middel gaat over de afwijking van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt over de betrouwbaarheid van twee getuigenverklaringen.
4. Indien een van de benadeelde partijen nog een schriftuur indient, acht ik het nodig om aanvullend te concluderen.

De bewezenverklaring, de vrijspraakmotivering en de bewijsmotivering

5. Ten laste van de verdachte heeft het hof bewezen verklaard dat:

1. primair
hij op 23 juni 2018 te [plaats] meermalen met zijn kind, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2007), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het:
- duwen en brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of en de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- likken van de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer 1] ;
2. primair
hij op 23 juni 2018 te [plaats] met zijn kind, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 2007), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte:
- zijn penis geduwd en gebracht in de mond van die [slachtoffer 2]”.
6. Aan de bewijsmotivering gaat in het bestreden arrest de motivering van deelvrijspraken vooraf. Die deelvrijspraken getuigen in deze zaak van grote behoedzaamheid. Voor een beter begrip van de bewijsmotivering is m.i. de kennisneming van de motivering van die deelvrijspraken van belang. Die geef ik hieronder eerst weer:

Partiële vrijspraak van feit 1 primair en feit 2 primair
feit 1 primair
Uit het procesdossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting volgt naar het oordeel van het hof dat het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 1] (hierna ook te noemen: [slachtoffer 1] ) mede heeft bestaan uit het duwen of brengen van de penis in de anus van [slachtoffer 1] . De verdachte zal in zoverre worden vrijgesproken.
feit 2 primair
Het onder feit 2 ten laste gelegde ziet op het door de verdachte plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 2] (hierna ook te noemen: [slachtoffer 2] ), mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] , in de periode van 24 januari 2011 tot en met 23 juni 2018.
Het hof stelt vast dat het onder 2 ten laste gelegde in de kern is gebaseerd op de verklaringen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben afgelegd. Nadat [slachtoffer 1] het misbruik dat op 23 juni 2018 had plaatsgevonden op 13 juli 2018 had onthuld aan haar moeder, aangeefster [aangeefster] , zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de studio gehoord op 19 juli 2018. [slachtoffer 2] is een tweede keer in de studio gehoord op 22 oktober 2018. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn beiden nog een keer in de studio gehoord op 1 respectievelijk 2 oktober 2019.
Naar aanleiding van een door het hof bevolen onderzoek naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is op 6 februari 2024 een rapportage opgemaakt door deskundige dr. G. Wolters. In voornoemd rapport noemt Wolters het scenario dat de verklaring van [slachtoffer 2] , zoals die is afgelegd op 19 juli 2018, betrouwbaar is, in redelijke mate waarschijnlijk. De latere verklaring van [slachtoffer 2] in het studioverhoor van 22 oktober 2018 acht Wolters in aanzienlijke mate onbetrouwbaar. Voor de verklaring van 22 oktober 2018 is een scenario aannemelijk dat het een combinatie is van enkele betrouwbare elementen en verzinsels of constructies die achteraf zijn gevormd, aldus de deskundige Wolters.
Mede in het licht van vorenstaande conclusies van Wolters, welke het hof tot de zijne maakt, komt het hof tot het oordeel dat de verklaring die [slachtoffer 2] tijdens het tweede studioverhoor van 22 oktober 2018 heeft afgelegd onvoldoende betrouwbaar is om te worden gebruikt voor het bewijs. Hieraan verbindt het hof tevens de conclusie dat de nog later afgelegde verklaring van [slachtoffer 2] tijdens het derde studioverhoor op 2 oktober 2019 eveneens onvoldoende betrouwbaar is om tot het bewijs te worden gebezigd. Nu het procesdossier buiten deze verklaringen onvoldoende (steun)bewijs biedt voor de ten laste gelegde handelingen voor zover die zijn verricht in de periode vóór 23 juni 2018, zal de verdachte in zoverre worden vrijgesproken. Dit betekent ook dat enkel bewijs voorhanden is voor het duwen en brengen van de penis in de mond van [slachtoffer 2] , zodat de verdachte van de andere tenlastegelegde seksuele gedragingen zal worden vrijgesproken.
7. De volgende bewijsoverwegingen zijn, voor zowel het eerste als het tweede middel, relevant:

De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De raadsvrouw van de verdachte heeft algehele vrijspraak bepleit. Daaraan heeft de verdediging ten grondslag gelegd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onvoldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs te gebruiken. De verdediging heeft gewezen op verschillende tegenstrijdigheden c.q. inconsistenties in de verklaringen.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1]
Het hof heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de getuige [slachtoffer 1] , nu zij gedetailleerde, authentieke en consistente verklaringen heeft afgelegd. De verklaringen van [slachtoffer 1] vinden bovendien steun in de overige bewijsmiddelen. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaring acht het hof het van belang dat [slachtoffer 1] ten overstaan van haar moeder spontaan een verklaring heeft afgelegd over het seksuele misbruik van de verdachte.
Ook de hiervoor genoemde deskundige Wolters heeft ten aanzien van de verklaringen van [slachtoffer 1] geconcludeerd dat deze consistent en zeer gedetailleerd zijn alsmede dat er geen aanwijzingen zijn dat zij haar kennis uit een andere bron dan eigen ervaringen kan hebben gekregen. Wolters acht het scenario dat de verklaringen die [slachtoffer 1] in het studioverhoor op 19 juli 2018 heeft afgelegd betrouwbaar zijn, in hoge mate waarschijnlijk.
Het hof maakt de door Wolters genomen conclusie tot de zijne en zal in het licht van het vorenstaande de verklaringen van [slachtoffer 1] tot het bewijs bezigen. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 2] van 19 juli 2018
Zoals hiervoor overwogen komt het hof mede in het licht van de conclusies van Wolters tot het oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 2] van 22 oktober 2018 en 2 oktober 2019 onvoldoende betrouwbaar zijn om te worden gebruikt voor het bewijs. De deskundige Wolters heeft ten aanzien van de verklaringen van [slachtoffer 2] geconcludeerd dat hij het scenario dat de verklaring die [slachtoffer 2] in het studioverhoor op 19 juli 2018 heeft afgelegd in redelijke mate waarschijnlijk acht en hij de verklaring betrouwbaar acht.
Het hof heeft daarnaast geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van getuige [slachtoffer 2] van 19 juli 2018, nu deze steun vindt in de overige tot het bewijs gebezigde bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaring van [slachtoffer 1] . Het hof maakt de door de deskundige Wolters genomen conclusies met betrekking tot de verklaring van [slachtoffer 2] die zij heeft afgelegd op 19 juli 2018 tot de zijne en zal in het licht van het vorenstaande enkel de verklaring van [slachtoffer 2] van 19 juli 2018 tot het bewijs bezigen.
Verklaringen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
Voor zover de getuigen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op enig moment op onderdelen mogelijk niet geheel adequaat dan wel inconsistent c.q. tegenstijdig hebben verklaard, brengt dat gegeven - mede gelet op hetgeen de deskundige Wolters heeft gerapporteerd daaromtrent - op zich nog niet zonder meer met zich dat daarom de alle verklaringen van de getuigen als onbetrouwbaar dienen te worden bestempeld. Enige mate van inconsistentie in de verklaringen is niet uit te sluiten. Daaraan ligt mede ten grondslag de jeugdige leeftijd van de getuigen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] alsmede[de]
feilbaarheid van het menselijke geheugen.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat met het uitsluiten van de verklaringen van [slachtoffer 2] van 22 oktober 2018 en 2 oktober 2019, het dossier voldoende ondersteunende bewijsmiddelen bevat voor de bewezenverklaring van de handelingen die op 23 juni 2018 ook ten aanzien van [slachtoffer 2] hebben plaatsgevonden.
Aldus acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 23 juni 2018 seksuele handelingen, waaronder het binnendringen van het lichaam, met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft verricht zoals onder feiten 1 en 2 bewezen is verklaard.
Hetgeen voor het overige door de verdediging is aangevoerd vindt zijn weerlegging in het vorenstaande en wordt aldus verworpen.”
8. Het hof heeft de volgende bewijsmiddelen gebezigd:
1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 14 juli 2018 (dossierpagina's 69-81), voor zover als inhoudende de verklaring van aangeefster [aangeefster] namens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] :
(…)
Zij deed aangifte namens de slachtoffers:
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [...]
Geboren: [geboortedatum] 2007
(…)
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [...]
Geboren: [geboortedatum] 2007
Ik ben (...) getrouwd met [verdachte] . (...) Samen hebben wij drie kinderen, zoon [betrokkene 1] van 13 jaar oud en twee meisjes, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , van 11 jaar oud. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn een tweeling.
(...)
(pagina 78)
[slachtoffer 1] vroeg mij (het hof begrijpt: op vrijdag 13 juli 2018): wanneer gaan we weer naar opa en oma? Ik reageerde daar een beetje gepikeerd op.
(…) [slachtoffer 1] zei toen: Als jij er niet bent niet, als we met papa zijn. (...) [slachtoffer 1] zei toen: Eigenlijk heeft hij mij gewoon verkracht. Haar hele houding en stem was zoals ik haar nog nooit had gezien, doodsbang. Ik vroeg: Hoe bedoel je verkracht, wat is er dan gebeurd? [slachtoffer 1] zei: Toen jij was werken en [betrokkene 1] naar [betrokkene 2] was toen deed papa dat bij mij eerst in de douche en toen boven. (...) Ik heb kort gevraagd wat er dan gebeurd was. [slachtoffer 1] zei dat ze onder de douche zijn doelie in haar mond moest doen en hij deed met zijn mond daar bij mij zo. Hierbij wees [slachtoffer 1] naar haar vagina. En ze zei dat hij ook met zijn handen daar zo zat. Ik vroeg of [slachtoffer 2] daarbij was. [slachtoffer 1] zei dat dat in de douche was met haar alleen en boven was [slachtoffer 2] erbij. Ik vroeg toen: Wat bedoel je met verkracht? [slachtoffer 1] zei toen boven deed hij ook met zijn doelie bij daarin. En wees daarbij weer op haar vagina. [slachtoffer 1] zei dat dit pijn deed en dat ze had gezegd dat hij moest stoppen maar dat hij doorging. Ik vroeg: ging hij met zijn doelie daar echt naar binnen? [slachtoffer 1] zei: Ja, hij heeft mij gewoon verkracht. (...) Ik vroeg: En [slachtoffer 2] dan? [slachtoffer 1] zei [slachtoffer 2] ook dat was met ons samen.
2. Een proces-verbaal van bevindingen informatie gesprek zeden d.d. 13 juli 2018 (dossierpagina’s 58-61), voor zover als inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Informatief gesprek met: [aangeefster]
(…)
Slachtoffer: [slachtoffer 2]
(…)
Slachtoffer: [slachtoffer 1]
(…)
Verder verklaarde ze (het hof begrijpt: [aangeefster] ) dat [slachtoffer 1] (het hof begrijpt [slachtoffer 1] ) met ‘doelie' penis bedoelt.
3. Een proces-verbaal van bevindingen van 13 juli 2018 (dossierpagina’s 62-64), voor zover als inhoudende de op 13 juli 2018 afgelegde verklaring van getuige [slachtoffer 1] :
(…)
Wij waren (het hof begrijpt: op 23 juni 2018) thuis en dan is mama weg. En mijn broer (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ) ook. En toen was ik in de douche en toen kwam mijn vader er ineens bij en dat vond ik niet fijn. (...) Ik wilde toen weg gaan, maar ik moest daar blijven. Ik mocht wel uit de douche maar ik moest even blijven staan. (...) Toen ging ik uit de douche, maar ik moest ook huilen want ik vond het niet leuk, want het deed pijn wat hij deed. Ik zei stoppen, maar toen ging hij door. Daarna zijn we naar de McDonalds gegaan en toen we terug kwamen toen moest ik naar boven en toen was mijn zusje (het hof begrijpt: [slachtoffer 2] ) er ook bij. En toen moest ik ook dingen doen. (...) Ik moest aan zijn geslachtsdeel zitten. En toen zei hij ook dat dit tussen ons moest blijven omdat mama anders boos zou worden. (...) Ik durfde niet meer te douchen want ik ben bang dat hij er dan weer bij komt.
4. Een verslag verbatim studioverhoor d.d.20 juli 2018 (dossierpagina’s 98-130), voor zover als inhoudende de op 19 juli 2018 afgelegde verklaring van getuige [slachtoffer 1] :
(pagina 100)
Ehm ehm we (het hof begrijpt: de verdachte, [slachtoffer 2] en zij) waren ehm eh (het hof begrijpt: op 23 juni 2018) thuis (het hof begrijpt: te [plaats] ). En mama was aan ’t werken. En m’n broer [betrokkene 1] die was bij een vriendje aan het spelen. (...) En ehm toen zei, moesten we gaan douchen. En [slachtoffer 2] . En papa zei dat [slachtoffer 2] boven moest gaan op de teevee mocht gaan eh op Netflix mocht gaan om een film te kijken. En toen ging ik douchen. En toen zei die: vind je t erg als ik d’r bij kom? (...) Toen deed die dat. (...) En toen moest ik op m’n knieën gaan zitten. En toen moest ehm moest ik met mijn mond aan zijn, aan zijn geslachtsdeel zitten. En toen zei hij: wil je weten hoe 't voelt? En toen zei ik: nee. Toen moest ik huilen. En toen, toen deed die dat ook bij mij. Dat vond ik niet fijn. En hij ging ook met zijn geslachtsdeel in mijn geslachtsdeel en dat deed erg pijn. Toen zei ik steeds: stoppen. En dat vond ik niet fijn. En toen, toen ging die gewoon verder. En hij plaste over me heen. (...) En toen zei hij: want als opa of (...) of m’n ooms bij jou doen, dan moet je naar mij toekomen.
(…)
En, ja en ik ben daarna, gingen we naar McDonald’s en toen begon die ineens, of toen was ik me af aan ‘t drogen en toen kwam die weer binnen. (...) En ehm daarna gingen we naar de McDonald’s. En ehm toen eh, toen gingen we naar de McDonald’s, en toen kwamen we terug.
(…)
En toen kwam m'n vader d’r weer bij en toen zei die: wat je in de douche deed met je mond, wil je dat boven weer doen? Toen zei ik: nee. Toen nam hij me mee naar boven. En toen, en toen eh moest, moest ik dat weer doen met mijn mond bij zijn geslachtsdeel. En toen eh toen moest ik dat heel lang doen. En toen kwam m’n zusje binnen. En eh toen zei m’n vader: [slachtoffer 2] kom eens binnen. En toen zag ze dat. En, en ik had in tranen. En toen moest zij ook beginnen te huilen. En eh toen, en toen ehm. Toen moest zij dat ook doen. En, en toen zaten we daar samen op de kamer, dus ik wil ook niet meer op die kamer komen omdat ik dat dan heel erg eng vind. En toen ehm toen ik kwamen, toen eh. En toen van, van mochten we van die kamer af.
(…)
Papa had dus gezegd eh ik dacht dus dat die had gezegd wat die allemaal had gedaan bij mij, maar ja, hij had dus eigenlijk gezegd dat als ehm dat, dat ehm ik dat ooit zou doen, als ik iemand dat ooit bij mij zou laten doen, dat hij mij de keel door zou snijden.
(…)
(pagina 107)
Na de McDonald’s gebeurde ’t nog één keer, maar niet in de douche: (...) Op dezelfde dag.
V: En toen had je nogmaals gevraagd: waarom doe je dat? En toen zei, had die gezegd van: nou als opa of mijn broers of ooms zoiets bij jou zouden doen dat je dan naar hem toe moest komen, (getuige knikt).
(…)
(pagina 108)
V: (...) Nou dan, papa zegt dan dat je moet gaan douchen hè?
G Hmhm (...) En hij vroeg dan eh. Toen hij ’t had, toen zei hij: vind je ’t erg als ik d’r bij kom? En toen zat die al. Toen hij da vroeg zat hij zich al uit te kleden.
(...)
Ik moest op mijn knieën gaan zitten. (...) Ik moest doen alsof ’t een ijsje was waar ik aan zat. (...) Z’n geslachtsdeel zag ik toen. (...) Ja, zeg maar, ter hoogte van mijn mond, dus daar moest ik aan zitten. (...) Hij zei: doe dat, zit d’r aan. Ik weet niet precies hoe die dat zei, maar ik moest d’r aan gaan zitten met m’n mond, want hij duwde mij, zeg maar, maar zo naar voren (10:56:53 getuige legt haar linkerhand achter op haar hoofd en beweegt haar hoofd naar voren). (...) Toen moest ik steeds naar voren en naar achteren met m’n hoofd (getuige beweegt haar bovenlichaam naar voren en naar achteren).
(…)
(pagina 112)
Toen moest ik iets anders doen. Toen ging hij met zijn geslachtsdeel in mijn geslachtsdeel. (...) Ehm toen moest ik ehm zeg maar, op m’n knieën zo naar voren gaan zitten (10:59:53 getuige beweegt haar bovenlichaam naar voren). Dat deed heel erge pijn en toen zei ik: stop. En toen ging die verder.
(…)
V: Toen moest je weer gaan staan. En hoe, hoe kan papa dan met zijn mond bij jouw geslachtsdeel komen?
G: Op z’n knieën gaan zitten.
(…)
(pagina 116)
G: Ja, dat was wat in d’r in de douche is gebeurd.
V: Wat d’r in de douche is gebeurd. En heb je ook verteld dat jullie daarna naar de McDonald’s zijn gegaan. En toen jullie thuis kwamen dat papa jou ook weer mee naar boven had genomen. (getuige knikt) En wat gebeurde er dan boven?
G: Toen moest hij op ’t bed gaan liggen, ging hij op ’t bed liggen. En toen moest ik dat weer doen met mijn mond. (...) Alleen zijn broek deed hij uit en z’n onderbroek. (...) Toen kwam [slachtoffer 2] haar boven. En toen eh toen was ehm, toen ging ehm m’n vader: [slachtoffer 2] kom eens. En toen zag ze dat hij daar lag en dat ik met hem was. En toen moest zij dat ook gaan (...) doen. (...) Hij zei eerst tegen mij; [slachtoffer 1] doe maar voor hoe ’t moet.
(…)
V: (...). En wat deed [slachtoffer 2] dan?
G: ’t zelfde als wat ik moest doen.
V: En dat was?
G: (...). Met haar mond aan zijn geslachtsdeel.
(…)
(pagina 121)
Hij zei dat als wij dat een keer zouden doen hij dat hij onze keel zou doorsnijden.
(…)
(pagina 125)
V: En wat deed die dan precies aan jouw geslachtsdeel?
G: D’r aan zitten met z’n tong.
5. Een verslag verbatim studioverhoor d.d. 20 juli 2018 van de op 19 juli 2018 afgelegde verklaring (dossierpagina’s 138-149), voor zover als inhoudende de verklaring van getuige [slachtoffer 2] :
(pagina 139)
V: .. want [slachtoffer 2] waar kom jij met mij over praten?
G: Over wat d’r gebeurd is.
(pagina 140)
V: En met wie is d’r dan iets gebeurd?
G: Met mij.
V: Met jou en?
G: [slachtoffer 1] .
(..)
G: Papa heeft dat gedaan. (...)
(pagina 141)
V: En wanneer is de laatste keer geweest?
G: Ehm ehm een paar weken geleden.
(...)
(pagina’s 142 en 143).
V: Heb jij ooit iets gezien wat papa met [slachtoffer 1] gedaan heeft?
G: Eén keer
V: Eén keer. En wanneer was dat jij dat gezien hebt?
G: Eh een paar weken geleden
(…)
V: En eh waar waren jullie toen jij, toen dat zag dat papa dat bij [slachtoffer 1] deed?
G: Boven bij mama en papa in de kamer op ’t bed (...)
(pagina 145)
V: [slachtoffer 1] is hier net ook geweest (..) om dingetjes te vertellen (...) over die d’r gebeurd zijn. En toen heeft ze verteld dat d’r een paar weken terug iets gebeurd was met haar en papa. En eh [slachtoffer 1] vertelt dan ook dat toen dat met haar gebeurde, dat d’r toen ook iets met jou gebeurd is. Klopt dat? (getuige knikt)
G: Ja
(pagina 146)
V: Waar waren jullie toen?
G: Bij papa en mama op de kamer.
6. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2018 (dossierpagina 212), voor zover als inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Tijdens het proces-verbaal van aangifte verklaarde moeder [aangeefster] dat ze op 23 juni 2018 een foto doorgestuurd had gekregen van [verdachte] waarop te zien is dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij de McDonalds waren die dag.
[slachtoffer 1] verklaarde op vrijdag 13 juli 2018 (…) over de dag (het hof begrijpt: 23 juni 2018) dat ze bij de McDonalds waren geweest. (...) [slachtoffer 1] verklaarde dat de ze op de dag dat zij en [slachtoffer 2] met hun vader bij de McDonalds zijn geweest, seksueel misbruikt zijn door hun vader.
7. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2019 (dossierpagina's 212 213), voor zover als inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
De vraag van het onderzoeksteam was of er iets te zeggen was over een foto die op het onderzochte toestel was ontvangen op 23 juni 2018, welke ogenschijnlijk in een filiaal van de Mac Donalds was genomen.
(…)
De foto was op genoemde telefoon binnengekomen op 23 juni 2018 te 18:10:01 uur (...) De verzender van genoemde foto’s was de in de onderzochte telefoon ingevoerde contactpersoon met de naam " [...] ”. (...) Uit de Exif informatie van genoemde afbeelding (...) valt op te maken:- Dat de afbeelding op 23 juni 2018 te 19.07.07 uur is gemaakt.
8. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 mei 2019, voor zover als inhoudende de verklaring van getuige [aangeefster] :
De datum dat [betrokkene 1] bij [betrokkene 2] is blijven slapen is vrijdag 22 tot en met zondag 24 juni 2018.
9. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 juli 2018 (dossierpagina's 31-36), voor zover als inhoudende, de verklaring van de verdachte:
(pagina 33)
Ik vroeg (het hof begrijpt: aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) heeft opa of iemand wel eens aan jou gezeten?
(pagina 35)
Als iemand aan het douchen is thuis dan kun je gewoon naar binnen lopen. (...) Als de kinderen douchen dan loop ik ook gewoon naar binnen.
10. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 juli 2018 (dossierpagina’s 37-42), voor zover als inhoudende de verklaring van de verdachte:
(pagina 39)
Ik heb de meisjes eens gezegd dat ik hen de keel zou doorsnijden.
11. Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch d.d. 28 maart 2024, voor zover als inhoudende de verklaring van de verdachte:
(…)
Op 23 juni 2018 was ik thuis in onze woning in [plaats] . Mijn dochters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] waren die dag ook thuis. Mijn toenmalige partner, [aangeefster] , was die dag niet thuis. Op 23 juni 2018 ben ik inderdaad met mijn dochters naar de McDonalds gegaan en heb ik een foto gestuurd aan mijn partner, waarop mijn dochters te zien zijn in de McDonalds.

Het eerste middel en de toelichting daarop

9. Het eerste middel bevat de klacht dat het hof de bewezenverklaring van beide feiten enkel heeft doen steunen op de verklaring van [slachtoffer 1] .
10. Ten aanzien van elk van de bewijsmiddelen wordt in de toelichting opgesomd waarom deze de verklaring van [slachtoffer 1] niet of onvoldoende ondersteunen. Zo levert de aangifte van getuige [aangeefster] (de moeder van de slachtoffers) geen steun op omdat dit enkel een herhaling is van hetgeen [slachtoffer 1] aan haar moeder heeft verteld en staan de andere bewijsmiddelen in een te ver verwijderd verband met het vermeende seksueel misbruik, aldus de steller van het middel.

De bespreking van het eerste middel

11. Het hof heeft de verklaringen van [slachtoffer 1] van 13 juli en 19 juli 2018 voor het bewijs gebruikt (bewijsmiddelen 3 en 4). In die verklaringen vertelt ze dat haar vader haar en haar tweelingzusje op 23 juni 2018 seksueel heeft misbruikt. Meer puntsgewijs houdt die verklaring in dat:
- [slachtoffer 2] en zij die dag alleen thuis waren met de verdachte, haar vader, omdat haar moeder aan het werk was en haar broer [betrokkene 1] bij een vriendje ( [betrokkene 2] ) aan het spelen was;
- ze aan het douchen was en dat de verdachte toen bij haar kwam staan in de douche en daar seksuele handelingen met haar heeft verricht;
- de verdachte haar daarna mee naar boven nam naar de slaapkamer van haar ouders en ze daar weer seksuele handelingen moest verrichten;
- [slachtoffer 2] ook op die slaapkamer was en dat zij eveneens seksuele handelingen bij haar vader moest uitvoeren;
- de verdachte heeft gezegd dat hij hen de keel zou doorsnijden als zij het ooit zouden toelaten dat iemand anders dit bij hen zou doen en dat als opa of een oom ooit iets zouden doen ze naar hem toe moesten komen;
- ze daarna met zijn drieën naar de McDonalds zijn geweest.
12. Uit de overige bewijsmiddelen komt naar voren dat [slachtoffer 2] op 19 juli 2018 heeft verklaard dat er iets is gebeurd met haar en dat de verdachte dat gedaan heeft. [slachtoffer 2] zegt verder dat wat er met haar is gebeurd ook met [slachtoffer 1] is gebeurd, dat dat een paar weken geleden plaatsvond en dat het boven in mama en papa’s kamer op het bed gebeurde (bewijsmiddel 5).
De verdachte heeft verklaard dat hij aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gevraagd of opa of iemand wel eens aan ze heeft gezeten, dat hij gewoon naar binnen loopt als de kinderen aan het douchen zijn en dat hij de meisjes wel eens heeft gezegd dat hij hen de keel zou doorsnijden (bewijsmiddelen 9, 10 en 11). Verder vindt het feit dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 23 juni 2018 met de verdachte in de McDonalds waren bevestiging in een foto en in de verklaring van de verdachte zelf (bewijsmiddelen 6, 7 en 9). Dat [betrokkene 1] op de betreffende dag bij zijn vriendje [betrokkene 2] sliep, wordt bevestigd door de getuigenverklaring van de moeder van de meisjes (bewijsmiddel 8).
13. Voordat ik verderga met mijn bespreking van het middel merk ik op dat het bewijsminimumvoorschrift van artikel 342 lid 2 Sv, anders dan de steller van het middel lijkt te veronderstellen, er niet toe strekt om per bewijsmiddel na te gaan of deze wel of niet op zichzelf ‘voldoende steun’ geeft aan de betwiste (slachtoffer)verklaring, maar in plaats daarvan voorschrijft na te gaan of
alhet bijkomende bewijs, in onderlinge samenhang bezien, de drempel van ‘voldoende steun’ haalt.
14. In de onderhavige zaak heeft het hof m.i. kunnen oordelen dat de bewijsmiddelen die drempel van voldoende steun halen. Uit die bewijsmiddelen blijkt namelijk dat [slachtoffer 2] uit eigen waarneming de verklaring van [slachtoffer 1] op cruciale punten bevestigt. Hoewel [slachtoffer 2] ’s antwoorden op de haar bij het studioverhoor gestelde vragen nogal omfloerst zijn, heeft het hof haar reacties en woorden kunnen opvatten als de bevestiging dát het seksueel misbruik van haar én [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden, dat de verdachte de dader was en dat dit gebeurde op de plek waar [slachtoffer 1] heeft gezegd dat het gebeurde, namelijk op het bed in de slaapkamer van hun ouders. Hieruit volgt dat de verklaring van [slachtoffer 1] over het seksueel misbruik van [slachtoffer 2] en van haarzelf in de bewijsvoering niet alleen staat. Reeds daardoor valt het doek voor het eerste middel.
15. Daarmee is overigens nog niet alles gezegd. Het feit dat de verklaringen van de verdachte de verklaring van [slachtoffer 1] bovendien op wezenlijke onderdelen ondersteunen, namelijk ten aanzien van de bedreigende woorden die hij heeft uitgesproken en ten aanzien van het feit dat hij binnenloopt als zijn dochters aan het douchen zijn, maakt dat de bewijsmiddelen beter passen bij het scenario dat de verdachte zijn dochters seksueel heeft misbruikt dan bij het scenario dat dat misbruik niet heeft plaatsgevonden. Het oordeel van het hof dat aan het bewijsminimum is voldaan acht ik – ook – om die redenen niet onbegrijpelijk en tevens toereikend gemotiveerd.
16. Het eerste middel faalt.

Het tweede middel en de toelichting daarop

17. Het tweede middel bevat als klacht dat het hof de verwerping van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt over de onbetrouwbaarheid van de verklaringen van de getuigen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ontoereikend heeft gemotiveerd.

Het verweer van de verdediging en de verwerping daarvan door het hof

18. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 28 maart 2024 blijkt dat de raadsvrouw van de verdachte het woord ter verdediging heeft gevoerd overeenkomstig een op schrift gesteld pleidooi. Het verweer uit dat pleidooi, zoals weergegeven in de toelichting op het tweede middel, bestrijkt 26 pagina’s van de schriftuur. Vanwege die omvang zal ik hier volstaan met een citaat uit de schriftuur, waarin de steller van het middel aangeeft op welke punten van het gevoerde verweer het hof onvoldoende zou hebben gereageerd.

In de verwerping van het verweer stelt het hof voorop dat de verdediging heeft gewezen op de verschillende tegenstrijdig heden cq. inconsistenties in de verklaringen. Naar het oordeel van requirant is dit een te beperkte lezing van het verweer. Behoudens de tegenstrijdigheden cq. inconsistenties die de raadsvrouw inderdaad benoemt, is er in het kader van de (on)betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] immers ook gerefereerd aan:
-
Het disclosure moment van [slachtoffer 1] waarin ze het woord 'verkrachting gebruikt', terwijl ze later aangeeft dat ze niet weet wat dit woord betekent;
-
Tegenstijdigheden ten aanzien van de datum van het disclosure moment;
-
De verklaring van [betrokkene 1] en de sfeer binnen het gezin waarin actief wordt gezocht naar belastende informatie;
-
De op de foto waargenomen blije emotie van [slachtoffer 1] tijdens het bezoek aan de McDonalds, terwijl ze eerder die dag zou zijn misbruikt;
-
De bewering van [slachtoffer 1] dat de dokter heeft gezegd dat ze gescheurd was, maar dit niet uit de medische gegevens blijkt;
-
Het ontbreken van een loyaliteitsconflict bij de kinderen.
Bovengenoemde uitdrukkelijke onderbouwde punten heeft het hof in de verwerping van het verweer in het geheel niet meegenomen en/of onvoldoende gemotiveerd verworpen.”
19. Voor de verwerping van het verweer door het hof verwijs ik naar het citaat opgenomen onder randnummer 7.

De bespreking van het tweede middel

20. Het hof heeft het verweer van de verdediging opgevat als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt strekkende tot vrijspraak. Volgens het hof legt de verdediging aan dat standpunt ten grondslag dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] – gelet op verschillende tegenstrijdigheden en inconsistenties – onvoldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs te gebruiken.
21. Naar het oordeel van de steller van het middel geeft het hof hiermee een te beperkte uitleg aan het verweer. Ik zie echter niet in waarom de punten die de steller van het middel noemt, onvoldoende door die uitleg gedekt zouden worden. Derhalve acht ik ’s hofs uitleg van het verweer niet onbegrijpelijk.
22. Het hof heeft de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tot het bewijs gebezigd en is daardoor afgeweken van hetgeen de verdediging heeft aangevoerd. Anders dan de steller van het middel meent, heeft het hof uitgebreid gemotiveerd waarom het de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrouwbaar acht. Het hof overweegt immers dat beide getuigen gedetailleerde, authentieke en consistente verklaringen hebben afgelegd. De enkele inconsistenties in de verklaringen acht het hof een logisch gevolg van de jeugdige leeftijd van de getuigen. Vanwege de feilbaarheid van het menselijk geheugen is enige mate van inconsistentie in verklaringen volgens het hof bovendien niet uit te sluiten.
23. Dat het hof de verklaringen om deze reden betrouwbaar heeft bevonden, acht ik geenszins onbegrijpelijk. De verwerping van het standpunt is tevens toereikend gemotiveerd. Daarbij merk ik nog op (1) dat het hof voor wat betreft de vraag naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bovendien acht heeft geslagen op de deskundigenverklaring van dr. G. Wolters, en (2) dat het hof niet voor elke inconsistentie waarop de verdediging heeft gewezen verantwoording hoeft af te leggen, aangezien het hof niet op ieder onderdeel van een uitdrukkelijk standpunt hoeft te reageren.
24. Ook het tweede middel faalt.

Slotsom

25. De middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan artikel 81 lid 1 RO ontleende motivering.
26. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven. Ik merk ambtshalve nog wel op dat de door het hof weergegeven kwalificaties (zie randnummer 1) niet corresponderen met de door het hof uitgesproken bewezenverklaringen (zie randnummer 5). De kwalificaties zijn klaarblijkelijk geënt op artikel 24
5(oud) Sr en artikel 248 lid 2 (oud) Sr, terwijl de bewezenverklaringen zijn toegesneden op artikel 24
4(oud) en artikel 248 lid 2 (oud) Sr. Het hof heeft onder ‘de toepasselijke wetsbepalingen’ verzuimd te verwijzen naar artikel 244 (oud) Sr. Mede doordat hierover in cassatie niet wordt geklaagd en verdachte’s belangen hierdoor niet worden geschaad, kan met de enkele constatering van een en ander worden volstaan.
27. Deze conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG