In deze zaak heeft het gerechtshof Den Haag op 23 december 2022 het vonnis van de politierechter van de rechtbank Rotterdam bevestigd, waarbij de verdachte is veroordeeld voor mishandeling en het overtreden van een gedragsaanwijzing. De verdachte, geboren in 1991, is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een vrijheidsbeperkende maatregel van één jaar. Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte, waarbij de advocaat P.L.G. Rens een middel van cassatie heeft voorgesteld. Het middel bevat klachten over de bewijsvoering en de motivering van het hof. De verdachte ontkent de mishandeling, maar erkent wel dat hij de gedragsaanwijzing heeft overtreden door contact op te nemen met het slachtoffer. Het hof heeft in zijn arrest de bewijsvoering van de politierechter bevestigd en geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de veroordeling. De cassatieklachten zijn door de Hoge Raad verworpen, waarbij is vastgesteld dat het hof niet gehouden was tot een nadere motivering van zijn beslissing. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.