Conclusie
Nummer22/02729
Inleiding
“deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven”.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2025 een conclusie getrokken over een cassatieberoep dat was ingesteld door de verdachte, die in 2019 door de rechtbank Midden-Nederland was veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf maanden. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bevestigde dit vonnis, maar met uitzondering van de strafoplegging. De verdachte had een aanhoudingsverzoek ingediend, dat door het hof werd afgewezen. De advocaat van de verdachte voerde aan dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek niet voldoende was gemotiveerd, omdat de verdachte om medische redenen niet aanwezig kon zijn. De Hoge Raad oordeelde dat het hof de afwijzing van het verzoek tot aanhouding voldoende had gemotiveerd, omdat de verdachte niet had aangetoond dat de medische omstandigheden op de dag van de zitting noodzakelijk waren. Het eerste middel van cassatie faalde, maar het tweede middel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, slaagde. De Hoge Raad merkte op dat de inzendtermijn van de stukken met bijna tien maanden was overschreden, wat leidde tot de conclusie dat de opgelegde gevangenisstraf moest worden verminderd. De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.