ECLI:NL:PHR:2025:466

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
23/02372
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen veroordeling voor medeplegen van witwassen met betrekking tot contante betalingen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een veroordeling voor medeplegen van witwassen. De verdachte, geboren in 1967, wordt beschuldigd van het omzetten van contante betalingen, die in totaal € 21.025,- bedragen, terwijl zij en haar mededader wisten dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf. De zaak betreft betalingen die zijn gedaan voor werkzaamheden aan een pand in Maastricht in de periode van 11 januari 2016 tot en met 8 november 2016. De verdediging stelt dat er geen bewijs is dat de contante betalingen uit misdrijf zijn verkregen. De Hoge Raad heeft de conclusie van de procureur-generaal overgenomen, waarin wordt gesteld dat middel 1 slaagt, terwijl middel 2 en 3 geen verdere bespreking behoeven. De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. De zaak is van belang voor de toepassing van het stappenplan witwassen en de bewijsvoering omtrent de herkomst van de gelden.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/02372
Zitting22 april 2025
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte
Het cassatieberoep
1. De verdachte is bij arrest van 5 juni 2023 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens
“medeplegen van witwassen”veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis met aftrek van voorarrest. [1] Het hof heeft de onttrekking aan het verkeer bevolen van een drietal in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen (drie ‘bakens’). [2] Tot slot bevat het arrest enkele bijkomende, niet voor dit cassatieberoep relevante beslissingen.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. E.E.W.J. Maessen, advocaat in Maastricht , heeft drie middelen van cassatie voorgesteld. Er bestaat samenhang met de zaak 23/02370. In deze heeft de Hoge Raad op 25 juni 2024 arrest gewezen en het cassatieberoep reeds niet-ontvankelijk verklaard, omdat geen schriftuur met cassatiemiddelen is ingediend.
De middelen
3. In het eerste en het tweede middel wordt opgekomen tegen de (ontoereikende) motivering van de bewezenverklaring. Geklaagd wordt dat uit de bewijsvoering niet kan volgen dat de contante betalingen uit enig misdrijf afkomstig zijn (middel 1), en dat de verdachte als medepleger bij de bewezen verklaarde witwashandelingen betrokken is geweest (middel 2). In het derde middel wordt geklaagd over de beslissing van het hof tot onttrekking aan het verkeer van de ‘bakens’.
De bewezenverklaring
4. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“zij in de periode van 11 januari 2016 tot en met 8 november 2016 te Maastricht , tezamen en in vereniging met een ander, telkens voorwerpen, te weten geldbedragen – een totaal van 21.025,- euro omvattende – heeft omgezet terwijl zij, verdachte, en haar mededader wisten, dat voornoemd geldbedrag – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.”
De bewijsvoering
5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. Een proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 12 januari 2017, dossierpagina’s 1328-1333, voor zover inhoudende als volgt:
[p. 1330]
[A]
Bij de doorzoeking op 8 november 2016 zijn orderbonnen aangetroffen van [A] . Hierop is vermeld dat bij een tweetal bestellingen van (bed)meubilair in januari 2016 contante aanbetalingen zijn gedaan van 2x € 1.500,-. Op de orderbonnen is als contact- (telefoon) nummer vermeld [telefoonnummer 1] . Dit betreft het telefoonnummer dat bij [betrokkene 2] in gebruik is.
[p.1331]
Bij de doorzoeking op 8 november 2016 is een factuur aangetroffen van [C] , met datum 04-03-2016, gericht aan [D] , met een totaalbedrag van € 3.025,-. Op 17 november 2016 deelde de administratrice van [C] BV mij telefonisch mede dat in de periode maart-mei 2016 werkzaamheden zijn uitgevoerd aan het pand [a-straat 1] te [plaats] . Met betrekking tot de facturen is er telefonisch contact geweest tussen [C] en [betrokkene 2] . Er zijn twee facturen opgemaakt waarvan een factuur, ten bedrage van € 3.025,-, in maart 2016 via een contante storting (het hof begrijpt: betaling) is voldaan.
[p. 1331-1332]
[E]
Bij de doorzoeking op 8 november 2016 zijn aantekeningen en facturen aangetroffen van [E] . Op 23 november 2016 deelde de eigenaar van dit bedrijf, [betrokkene 1] , mij telefonisch mede dat er in opdracht van [betrokkene 2] werkzaamheden aan het pand op de [a-straat 1] te [plaats] zijn verricht, en wel voor een totaalbedrag van € 22.990,-. Van dit bedrag is € 6.000,- per bank betaald. Volgens [betrokkene 1] heeft [betrokkene 2] tegen hem gezegd dat er ook ‘iets’ van de bank van zijn vrouw moest. [betrokkene 1] deelde verder mede dat [betrokkene 2] een bedrag van € 15.000,- contant heeft betaald.
2. Een tweetal geschriften, bijlage DOC-007, dossierpagina’s 2756-2762, voor zover inhoudende als volgt:
[A] , Ordernummer [nummer 1]
verkoopdatum 16-01-2016
Correspondentieadres/aflevergegevens: [verdachte] , [a-straat 1] te [plaats] (met pen) € 1.500,- aanbetaling
Aanbetaling (kontant) € 1.500,-
[A] , Ordernummer [nummer 2]
verkoopdatum 16-01-2016
Correspondentieadres/aflevergegevens: [verdachte] , [a-straat 1] te [plaats] Aanbetaling (kontant) € 1.500,-.
3. Een geschrift, bijlage DOC-009, dossierpagina 2763, voor zover inhoudende als volgt:
[C] factuur
Gericht aan [D]
Factuurdatum 4 maart 2016
Project bedrijfsruimte te [plaats]
Totaal € 3.025,-
(met pen) Voldaan
4. Een geschrift, bijlage DOC-012, dossierpagina 2769, voor zover inhoudende als volgt:
Factuur [verdachte]
Factuurdatum 14 maart 2016
Locatie werkzaamheden [a-straat 1] [plaats] (renovatie platdak)
Eerste termijnbedrag € 15.000,-
Tweede termijnbedrag € 6.000,-
Derde termijnbedrag bij oplevering € 1.990,-
5. Een geschrift, bijlage DOC-013, dossierpagina 2771, voor zover inhoudende als volgt:
[E]
Factuur [D]
[a-straat 1] [plaats]
Aanbetaling (met pen) Betaald 8-04-2016
Subtotaal € 6.000,-
6. Een proces-verbaal van bevinding onderzoek Samsung Galaxy S6 d.d. 29 november 2016, dossierpagina’s 1315-1320, voor zover inhoudende als volgt:
[p. 1316] Een SMS-bericht van [betrokkene 2] aan [verdachte] : 26 mei 2016 11:23:21 (UTC +2) naar [telefoonnummer 2] :
Zoek je andere vent die niet 5 maanden zich kapot werkt en al 75K in jouw bedrijfsruimte pompt, zit jij te piepen over kleingeld... Pffff
[p. 13 17] Een SMS-bericht van [betrokkene 2] aan [verdachte] : 26 mei 2016 11:27:48 (UTC +2) naar [telefoonnummer 2] :
Je vergeet ook even dat die 100k die op jouw rekening stond en zogenaamd lening was dat ik daarvan 25+50k heb geïnvesteerd maar jij ziet alleen jouw eigen kosten.... Jij spoort niet helemaal...
7. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 8 november 2016, dossierpagina’s 3 19 322, voor zover inhoudende als volgt:
Ik heb mijn inkomsten uit [D] . Ik ben distributeur van het merk [D] . [...] Ik ben nu bezig om [F] er buiten te laten en zelf de contacten te leggen. Op die manier is mijn marge groter. Ik zit tussen [D] en [F] in. Met de onderneming [G] verkoop ik aan particulieren via internet. Ik heb de woning op het adres [a-straat 1] te [plaats] gekocht in januari van dit jaar en vanaf april woon ik er.
8. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 8 november 2016, dossierpagina’s 324 328, voor zover inhoudende als volgt:
Ik ken [betrokkene 2] (hof: [betrokkene 2] ) nu 9 jaar en sinds een jaar of 5 ongeveer is het serieus. [betrokkene 2] gaf toen ik hem leerde kennen aan dat hij veel problemen had gehad. In die periode had hij ook een faillissement van de growshop. [betrokkene 2] verkocht spullen voor de hennepteelt. [betrokkene 2] wil heel graag iets opbouwen in de bitcoins en ook in graafmachines. [betrokkene 2] gaat ’s morgens de deur uit en zegt dat hij gaat werken. Ik weet niet wat hij dan gaat doen. [betrokkene 2] regelt de afspraken voor de verbouwing van de [a-straat 1] te [plaats] maar daar ben ik ook bij. De betalingen lopen via mijn bank. Hier zijn facturen van.
9. Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 2] door de rechter-commissaris van 4 december 2018, voor zover inhoudende als volgt:
Ik heb een geldbedrag van € 29.300,- bewaard voor een verbouwing aan de [a-straat 1] te [plaats] . Ik wilde de aannemers en bouwvakkers deels contant betalen. Wij zaten bijvoorbeeld bij [A] in België. Als het ging om afspraken over de betaling, stond mijn partner, [verdachte] , bijvoorbeeld bij de koffiecorner. Zij stelde geen vragen over betalingen.
10. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 22 mei 2023, voor zover inhoudende als volgt:
U vraagt mij naar de rekening van [A] . Die heb ik gezien.”
6. Blijkens het proces-verbaal van terechtzitting in hoger beroep van 22 mei 2023 heeft de raadsman van de verdachte het woord tot verdediging gevoerd overeenkomstig zijn overgelegde en aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt, voor zover thans relevant, in:
Verweer 1: geen bewijs van “door misdrijf verkregen gelden”
A.
Juridisch kader stappenplan witwassen (pleitnota 1ste aanleg)
"Alvorens de verdediging echter toekomt aan bespreking van de feiten en omstandigheden welke ten grondslag liggen aan het vermoeden dat sprake zou zijn van (gewoonte)witwassen acht de verdediging het van cruciaal belang in het navolgende allereerst kort stil te staan bij de huidige stand van zaken in de jurisprudentie met betrekking tot witwassen.
(…)
B.
Appelschriftuur 13 januari 2020
GEEN SPRAKE VAN DOOR MISDRIJF VERKREGEN GELDEN
"2.
Appellante betwistop de eerste plaatsdat op basis van het onderhavige procesdossier kan worden vastgesteld dat de contante betalingen ten behoeve van het bedrijfspand, gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats] zijn bekostigd met geheel of gedeeltelijk uit misdrijf verkregen gelden. In eerste aanleg Is op dit punt reeds uitvoerig verweer gevoerd inhoudende dat van enige criminele herkomst uit het procesdossier niet blijkt. Integendeel. Ik citeer:
"BEWIJSVERWEER: GEEN SPRAKE VAN CRIMINELE HERKOMST
Uit het dossier volgt dat door medeverdachte [betrokkene 2] in het vooronderzoek bij de RC op 4 december 2018 een uitvoerige verklaring is afgelegd over de herkomst van het tijdens de doorzoeking in een doos onder het bed aangetroffen geldbedrag en het ontbreken van wetenschap van [verdachte] ten aanzien van dit geldbedrag.
Kort samenvattend verklaarde [betrokkene 2] dat voornoemd geldbedrag aan hem toebehoorde. Van een erfenis ter hoogte van ongeveer € 50.000.- kocht hij in het verleden goud. hetgeen hij omstreeks juni 2016 omwisselde voor een geldbedrag van ruim € 55 000.- bij het Goudwisselkantoor te Eindhoven.
(…)

3.

Appellante is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van enig uit misdrijf verkregen geld zijnde het eerste vereiste waaraan dient te zijn voldaan alvorens uberhaupt de vraag aan bod komt of appellante wist – en daarmee (al dan niet in voorwaardelijke zin) opzet had op het feit dat deze gelden geheel of ten dele zouden zijn aangewend ten behoeve van de verbouwing c.q. (her)inrichting van het bedrijfspand aan de [a-straat 1] te [plaats] .

4.

Appellante stelt op basis van het vonnis, vast dat op voornoemd gevoerd verweer, waarbij een criminele herkomst van de door [betrokkene 2] gebezigde gelden gemotiveerd is betwist, in het geheel niet door de rechtbank is gerespondeerd Op p. 5 van. het bestreden vonnis overweegt de rechtbank enkel het volgende.

(…)

5.

Appellante is van oordeel dat noch haar verklaring op zitting omtrent de werkzaamheden van [betrokkene 2] noch het gebezigde sms-bericht d.d. 26 mei 2016 redengevend kunnen worden geacht bij de beantwoording van de vraag of de door [betrokkene 2] gebruikte contanten – die in zijn eigen strafzaak bekend onder parketnummer 01/993232-16 onder feit 5 werd vrijgesproken ter zake van witwassen – geheel of ten dele uit misdrijf afkomstig zijn. Integendeel. Blijkens voornoemde verweren zoals gevoerd in eerste aanleg is er sprake van een concrete verifieerbare (en geverifieerde) verklaring. Uit het (…) citaat van de rechtbank blijkt overigens dat de rechtbank appellante heeft gevraagd naar waar [betrokkene 2] "zijn geld, mee verdiende". De vraagstelling had derhalve geen betrekking op leningen, erfenissen en schenkingen die redengevend zijn voor de contanten waar [betrokkene 2] over kon beschikken en waar door [betrokkene 2] zelf ook over is verklaard.

6.

Op het gevoerde verweer ten aanzien van dit punt is door de rechtbank in het geheel niet gerespondeerd. De criminele herkomst is door de rechtbank naar het oordeel van appellante aangenomen c.q. verondersteld in plaats dat deze is vastgesteld. Het vonnis ten aanzien van de bewezenverklaring bij feit 1 subsidiair is daarmee naar het oordeel van appellante onvoldoende gemotiveerd.

C.
Aanvullend standpunt hoger beroep
Uit het bestreden vonnis volgt dat de Rechtbank het stappenplan witwassen niet heeft toegepast Ambtshalve is de raadsman ermee bekend dat het Gerechtshof het stappenplan witwassen wel toepast. Die toetst leidt tot het volgende.
Als er al vanuit wordt gegaan dat aanstap 1voldaan is door de contante betalingen door [betrokkene 2] van € 21 025 dan heeft cliente voldaan aanstap 2. Immers, uit haar verklaring volgt dat zij voor wat betreft de betaling en herkomst van dit geldbedrag verwijst naar [betrokkene 2] .
Volgensstap 3is deze verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Immers, kijkend naar de contante betalingen is er geen een verkoper die cliënte benoemt als de betaler. Steevast wordt verwezen naar [betrokkene 2] . Het ligt vervolgens op de weg van het O.M. bijstap 4om nader onderzoek te doen naar de alternatieve herkomst van het geld. Verwezen wordt op dit onderdeel nogmaals naar het geen naar voren is gebracht in 1ste aanleg:
(…)
Dan isstap 5aan de beurt. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen waarop: de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Op basis van de inhoud van het dossier – zoals hierboven aangehaald – is meer dan aannemelijk dat de geldbedragen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben. Laat staan dat sprake is van een situatie dat ten aanzien van deze geldbedragen een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Kortom: indien de rechtbank het stappenplan witwassen had toegepast, was een vrijspraak de enige logische keuze geweest.
De verdediging verzoekt uw Hof te doen te doen wat de rechtbank had behoren te doen.”
7. Ter aanvulling op zijn pleitnota heeft de raadsman ten overstaan van het hof nog het volgende aangevoerd:
“Het sms-bericht waaraan de advocaat-generaal refereert, duidt mijns inziens in het geheel niet op enige wetenschap aan de zijde van cliënte. Integendeel, het duidt er juist op dat cliënte niet wist van de hoed en de rand.
Uit de verklaring van cliënte leid ik af dat zij wel wist dat er bepaalde posten giraal werden betaald, maar dat zij niet van elke post steeds precies wist hoe hoog het bedrag was. Mijns inziens reikt haar zorgplicht niet zover dat zij zich er steeds van vergewiste of er ook nog bedragen contant betaald werden. In aanvulling op pagina 19 merk ik op dat er op de betreffende factuur niet te zien was dat er nog een bedrag contant moest worden betaald.
(…)
Dat een factuur is gericht aan cliënte, betekent niet dat zij die factuur heeft gezien. De wetenschap van de facturen volgt niet uit het dossier. Voor wat betreft de verwijzing naar het “stappenplan witwassen” merk ik op dat er wel degelijk onderzoek is verricht. Zo is de telefoon van [betrokkene 2] uitgeluisterd. De uitkomst van dat onderzoek werkt juist ontlastend voor cliënte.”
8. Het hof heeft de verweren van de raadsman samengevat en verworpen, en heeft zijn bewezenverklaring als volgt nader gemotiveerd:
“Door de verdediging is vrijspraak bepleit. De raadsman heeft aan zijn bepleite vrijspraak de volgende verweren ten grondslag gelegd.
Op basis van de verklaring van medeverdachte [betrokkene 2] , de partner van verdachte, is volgens de verdediging meer dan aannemelijk dat er bij de contante betalingen voor de verbouwing/inrichting van het pand aan de [a-straat 1] in [plaats] geen sprake is geweest van het galsebruik van door misdrijf verkregen gelden. De raadsman verwijst hierbij naar stukken in het dossier, waaruit zou blijken dat [betrokkene 2] kon beschikken over de opbrengst van de verkoop van goud en over een lening van zijn ouders. Verdachte heeft daarmee volgens de verdediging een afdoende verklaring gegeven voor de herkomst van de contante betalingen voor de verbouwing/inrichting van haar pand.
Voorts stelt de verdediging dat verdachte geen wetenschap had van voormelde contante betalingen door [betrokkene 2] , omdat [betrokkene 2] alles regelde met betrekking tot de verbouwing, inclusief de betalingen via de zakelijke rekening van verdachte. Dit wordt volgens de verdediging ondersteund door de verklaring van [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris in dit hof en het ontbreken van belastende verklaringen in het dossier. Verdachte had een goedlopend bedrijf, werkte 100 uur per week en had zelf geen verstand van verbouwingen en aanverwante (financiële) zaken. Zij wist alleen van de girale betalingen. Verdachte beschikt over de Oekraïense (aldus de raadsman) nationaliteit, waarbij het – volgens de raadsman – gebruikelijk is dat mannen het voortouw nemen en vrouwen meer volgend zijn. Voorts: was er voor verdachte ook geen reden om vragen te stellen over de financiering van de verbouwing/inrichting van het pand, omdat de betalingen daarvoor op transparante wijze en met kennis van verdachte door [betrokkene 2] via de zakelijke bankrekening van verdachte werden verricht.
In hoger beroep heeft verdachte uitdrukkelijk betwist dat door haar zelf facturen zijn voldaan ten behoeve van de verbouwing/inrichting van het pand aan de [a-straat 1] in [plaats] . Op grond van de verklaringen, die medeverdachte [betrokkene 2] daarover heeft afgelegd bij de rechter-commissaris, zou blijken dat hij alle financiën voor de verbouwing/inrichting van het pand verzorgde. Verdachte betwist tevens kennis te hebben genomen van de facturen, die zich bevonden in de ordners in haar woning.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof acht bewezen dat verdachte wetenschap had van contante betalingen met van misdrijf afkomstige gelden aan [A] , [C] B.V. en [E] . Deze betalingen hebben blijkens de facturen van deze bedrijven en overige aanwijzingen in het dossier plaatsgevonden in respectievelijk de maanden januari, maart en april 2016, ruim voor de verkoop van goud door medeverdachte [betrokkene 2] en de door hem gestelde lening van zijn ouders in juni en/of juli 2016. Gelet op de illegale wijze waarop [betrokkene 2] destijds zijn inkomen verwierf en het ontbreken van aantoonbare legale inkomsten in die tijd door hem, worden voormelde contante betalingen door het hof gezien als het witwassen van met de drugshandel/misdrijf verdiend geld.
Het hof merkt voorts op dat de bronnen waarop de verdediging stoelt dat verdachte geen wetenschap had van voormelde contante betalingen enkel haar eigen verklaringen en die van haar medeverdachte, tevens partner, [betrokkene 2] betreffen. Daar staan naar het oordeel van het hof een aantal belastende bewijsmiddelen tegenover. Om die reden acht het hof de verklaringen van verdachte en medeverdachte [betrokkene 2] over de wijze waarop de financiën voor de verbouwing/inrichting van het pand aan de [a-straat 1] in [plaats] waren geregeld, ongeloofwaardig. Verdachte is in de ten laste gelegde periode naar eigen zeggen een zakenvrouw met een goedlopend eigen bedrijf. Dit impliceert dat zij als zelfstandig ondernemer kennis heeft van het beheer van haar financiën. Zij is de eigenaar van voormeld pand, de facturen voor de verbouwing/inrichting staan op haar naam of op naam van haar bedrijf. Verdachte is om die reden degene, die de werkzaamheden en aankopen voor haar pand moest goedkeuren en betalen. De facturen van voormelde bedrijven zijn voorts ook aangetroffen in de boekhouding van haar bedrijf in haar woning. Op de factuur van [A] staat vermeld dat er op 16 januari 2016 een contante aanbetaling is gedaan; verdachte was daarbij aanwezig. Op de facturen van [C] B.V. en [E] staan eveneens aanbetalingen vermeld met de aantekening ‘betaald’, die niet zijn te herleiden tot een deelbetaling via de zakelijke bankrekening van verdachte. Uit informatie van deze bedrijven is gebleken dat deze aanbetalingen contant door medeverdachte [betrokkene 2] zijn voldaan. Verdachte heeft zelf bij de politie verklaard dat de betalingen van de facturen voor de verbouwing/inrichting via haar liepen. Ten slotte overweegt het hof dat medeverdachte [betrokkene 2] niet stond ingeschreven op het adres [a-straat 1] te [plaats] en verdachte heeft verklaard niet te weten waarmee haar partner [betrokkene 2] destijds zijn geld verdiende.
Op grond van het voorgaande neemt het hof aan dat verdachte wetenschap had van de contante betalingen afkomstig uit enig misdrijf aan [A] , [C] B.V. en [E] . Zij wist van de contante betaling voor het slaapkamermeubilair bij [A] en kon op basis van de hoogte van de andere facturen zien dat er aanbetaald was, terwijl deze aanbetalingen niet via haar bankrekening liepen. Ten overvloede wordt opgemerkt dat niet valt in te zien dat [betrokkene 2] – zonder medeweten van verdachte – dergelijke hoeveelheden geld zou hebben uitgegeven voor de woning van verdachte/haar bedrijf; een woning die niet van hem was en een bedrijf waar hij geen recht in had.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer van de raadsman.
Een nadere omschrijving van het eerste middel
9. Het eerste middel strekt, in samenhang bezien met de toelichting daarop, ten betoge dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd nu uit de bewijsvoering niet kan volgen dat de bewezen verklaarde contante betalingen uit drugshandel en/of uit enig misdrijf afkomstig zijn. In elk geval heeft het hof verzuimd het wettige bewijsmiddel aan te duiden waaraan het heeft ontleend dat de medeverdachte zijn inkomen op illegale wijze verwierf en dat aantoonbare legale inkomsten van de medeverdachte ontbraken, aldus de steller van het middel.
De bespreking van het eerste middel
10. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat zij
“tezamen en in vereniging met een ander (…) geldbedragen (…) heeft omgezet, terwijl zij (…) en haar mededader wisten, dat voornoemd geldbedrag (…)afkomstig was uit enig misdrijf(onderstreping mijnerzijds)”.
11. Blijkens de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota (weergegeven onder randnummer 6) heeft de verdediging dat laatste gemotiveerd betwist en gesteld dat er bij de contante betalingen voor de verbouwing/inrichting van het pand aan de [a-straat 1] in [plaats] géén sprake is geweest van het gebruik van door misdrijf verkregen gelden. Volgens de verdediging heeft de verdachte immers een afdoende verklaring gegeven voor de herkomst van de contante betalingen voor de verbouwing/inrichting van haar pand. Zij heeft daarbij (onder meer) gewezen op de stukken in het dossier, waaruit zou blijken dat de medeverdachte kon beschikken over de opbrengst van de verkoop van goud en over een lening van zijn ouders. [3]
12. Het hof heeft het verweer van de verdediging verworpen, en heeft daartoe overwogen dat de door de medeverdachte verrichte contante betalingen aan [A] , [C] B.V. en [E] zijn gedaan in respectievelijk de maanden januari, maart en april 2016 (bewijsmiddel 3), ruim vóór – de kennelijk door de verdediging als enige aangedragen legale bron van inkomsten van de medeverdachte, te weten – de opbrengst uit de verkoop van goud en de door hem ontvangen lening van zijn ouders (in de maanden juni en/of juli 2016). Tegen deze achtergrond is het hof vervolgens tot het oordeel gekomen dat
“(g)elet op de illegale wijze waarop de medeverdachte destijds zijn inkomen verwierf en het ontbreken van aantoonbare legale inkomsten in die tijd door hem, voormelde contante betalingen (worden) gezien als het witwassen van met de drugshandel/misdrijf verdiende geld”(zie onder randnummer 8). [4]
13. Het hof heeft met de aangehaalde overweging tot uitdrukking gebracht dat (het niet anders kan zijn dan dat) de contante geldbedragen uit (enig) misdrijf afkomstig zijn geweest. Dat oordeel is echter ontoereikend gemotiveerd. Uit de motivering blijkt weliswaar dat en waarom het hof de verklaring van de verdachte (te weten dat het contante geldbedrag van de medeverdachte voortkwam uit de opbrengst van de verkoop van goud en de lening van zijn ouders) heeft gepasseerd, maar uit de motivering kan niet worden opgemaakt aan welke wettige bewijsmiddelen het hof de – voor een bewezenverklaring van witwassen redengevende – feiten en omstandigheden heeft ontleend waaruit het heeft afgeleid dat de gelden een criminele herkomst kennen. [5]
14. Het middel klaagt daarover terecht.
Het tweede middel en het derde middel
15. Het tweede middel ziet (evenals het eerste middel) op de bewezenverklaring en bevat de klacht dat het hof zijn oordeel dat de verdachte als
medeplegerbij de bewezen verklaarde witwashandelingen betrokken is geweest, ontoereikend heeft gemotiveerd.
16. Het derde middel komt – terecht en op goede gronden – op tegen (de motivering van) de beslissing van het hof tot onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen ‘bakens’.
17. Omdat het eerste middel slaagt, behoeven het tweede middel en het derde middel geen (verdergaande) bespreking. Indien de Hoge Raad hierover anders oordeelt, ben ik uiteraard bereid zo nodig aanvullend te concluderen.
Slotsom
18. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
19. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Met parketnummer 20-000019-20.
2.Deze ‘bakens’ staan vermeld onder de nummers 9, 26 en 27 op de lijst van in beslag genomen goederen (zie de bijlage bij het bestreden arrest d.d. 5 juni 2023, p. 9).
3.Zie ook de door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 22 mei 2023 overgelegde pleitnota (p. 7-9), waarin de raadsman (kort gezegd) heeft betoogd dat op basis van de inhoud van het dossier (waaruit zou blijken dat de medeverdachte kon beschikken over de opbrengst van de verkoop van goud en over een lening van zijn ouders)
4.Volledigheidshalve merk ik nog op dat de steller van het middel (ook) een punt heeft waar hij aanvoert dat het hof niet met voldoende mate van nauwkeurigheid heeft aangegeven aan welk wettig bewijsmiddel het de omstandigheden heeft ontleend dat de medeverdachte zijn inkomen op illegale wijze verwierf en dat aantoonbare legale inkomsten van de medeverdachte ontbraken.
5.Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is voor een bewezenverklaring van witwassen vereist dat het witgewassen voorwerp uit