6.
Op het gevoerde verweer ten aanzien van dit punt is door de rechtbank in het geheel niet gerespondeerd. De criminele herkomst is door de rechtbank naar het oordeel van appellante aangenomen c.q. verondersteld in plaats dat deze is vastgesteld. Het vonnis ten aanzien van de bewezenverklaring bij feit 1 subsidiair is daarmee naar het oordeel van appellante onvoldoende gemotiveerd.
C.
Aanvullend standpunt hoger beroep
Uit het bestreden vonnis volgt dat de Rechtbank het stappenplan witwassen niet heeft toegepast Ambtshalve is de raadsman ermee bekend dat het Gerechtshof het stappenplan witwassen wel toepast. Die toetst leidt tot het volgende.
Als er al vanuit wordt gegaan dat aanstap 1voldaan is door de contante betalingen door [betrokkene 2] van € 21 025 dan heeft cliente voldaan aanstap 2. Immers, uit haar verklaring volgt dat zij voor wat betreft de betaling en herkomst van dit geldbedrag verwijst naar [betrokkene 2] .
Volgensstap 3is deze verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Immers, kijkend naar de contante betalingen is er geen een verkoper die cliënte benoemt als de betaler. Steevast wordt verwezen naar [betrokkene 2] . Het ligt vervolgens op de weg van het O.M. bijstap 4om nader onderzoek te doen naar de alternatieve herkomst van het geld. Verwezen wordt op dit onderdeel nogmaals naar het geen naar voren is gebracht in 1ste aanleg:
Dan isstap 5aan de beurt. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen waarop: de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Op basis van de inhoud van het dossier – zoals hierboven aangehaald – is meer dan aannemelijk dat de geldbedragen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben. Laat staan dat sprake is van een situatie dat ten aanzien van deze geldbedragen een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Kortom: indien de rechtbank het stappenplan witwassen had toegepast, was een vrijspraak de enige logische keuze geweest.
De verdediging verzoekt uw Hof te doen te doen wat de rechtbank had behoren te doen.”
7. Ter aanvulling op zijn pleitnota heeft de raadsman ten overstaan van het hof nog het volgende aangevoerd:
“Het sms-bericht waaraan de advocaat-generaal refereert, duidt mijns inziens in het geheel niet op enige wetenschap aan de zijde van cliënte. Integendeel, het duidt er juist op dat cliënte niet wist van de hoed en de rand.
Uit de verklaring van cliënte leid ik af dat zij wel wist dat er bepaalde posten giraal werden betaald, maar dat zij niet van elke post steeds precies wist hoe hoog het bedrag was. Mijns inziens reikt haar zorgplicht niet zover dat zij zich er steeds van vergewiste of er ook nog bedragen contant betaald werden. In aanvulling op pagina 19 merk ik op dat er op de betreffende factuur niet te zien was dat er nog een bedrag contant moest worden betaald.
Dat een factuur is gericht aan cliënte, betekent niet dat zij die factuur heeft gezien. De wetenschap van de facturen volgt niet uit het dossier. Voor wat betreft de verwijzing naar het “stappenplan witwassen” merk ik op dat er wel degelijk onderzoek is verricht. Zo is de telefoon van [betrokkene 2] uitgeluisterd. De uitkomst van dat onderzoek werkt juist ontlastend voor cliënte.”
8. Het hof heeft de verweren van de raadsman samengevat en verworpen, en heeft zijn bewezenverklaring als volgt nader gemotiveerd:
“Door de verdediging is vrijspraak bepleit. De raadsman heeft aan zijn bepleite vrijspraak de volgende verweren ten grondslag gelegd.
Op basis van de verklaring van medeverdachte [betrokkene 2] , de partner van verdachte, is volgens de verdediging meer dan aannemelijk dat er bij de contante betalingen voor de verbouwing/inrichting van het pand aan de [a-straat 1] in [plaats] geen sprake is geweest van het galsebruik van door misdrijf verkregen gelden. De raadsman verwijst hierbij naar stukken in het dossier, waaruit zou blijken dat [betrokkene 2] kon beschikken over de opbrengst van de verkoop van goud en over een lening van zijn ouders. Verdachte heeft daarmee volgens de verdediging een afdoende verklaring gegeven voor de herkomst van de contante betalingen voor de verbouwing/inrichting van haar pand.
Voorts stelt de verdediging dat verdachte geen wetenschap had van voormelde contante betalingen door [betrokkene 2] , omdat [betrokkene 2] alles regelde met betrekking tot de verbouwing, inclusief de betalingen via de zakelijke rekening van verdachte. Dit wordt volgens de verdediging ondersteund door de verklaring van [betrokkene 2] bij de rechter-commissaris in dit hof en het ontbreken van belastende verklaringen in het dossier. Verdachte had een goedlopend bedrijf, werkte 100 uur per week en had zelf geen verstand van verbouwingen en aanverwante (financiële) zaken. Zij wist alleen van de girale betalingen. Verdachte beschikt over de Oekraïense (aldus de raadsman) nationaliteit, waarbij het – volgens de raadsman – gebruikelijk is dat mannen het voortouw nemen en vrouwen meer volgend zijn. Voorts: was er voor verdachte ook geen reden om vragen te stellen over de financiering van de verbouwing/inrichting van het pand, omdat de betalingen daarvoor op transparante wijze en met kennis van verdachte door [betrokkene 2] via de zakelijke bankrekening van verdachte werden verricht.
In hoger beroep heeft verdachte uitdrukkelijk betwist dat door haar zelf facturen zijn voldaan ten behoeve van de verbouwing/inrichting van het pand aan de [a-straat 1] in [plaats] . Op grond van de verklaringen, die medeverdachte [betrokkene 2] daarover heeft afgelegd bij de rechter-commissaris, zou blijken dat hij alle financiën voor de verbouwing/inrichting van het pand verzorgde. Verdachte betwist tevens kennis te hebben genomen van de facturen, die zich bevonden in de ordners in haar woning.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof acht bewezen dat verdachte wetenschap had van contante betalingen met van misdrijf afkomstige gelden aan [A] , [C] B.V. en [E] . Deze betalingen hebben blijkens de facturen van deze bedrijven en overige aanwijzingen in het dossier plaatsgevonden in respectievelijk de maanden januari, maart en april 2016, ruim voor de verkoop van goud door medeverdachte [betrokkene 2] en de door hem gestelde lening van zijn ouders in juni en/of juli 2016. Gelet op de illegale wijze waarop [betrokkene 2] destijds zijn inkomen verwierf en het ontbreken van aantoonbare legale inkomsten in die tijd door hem, worden voormelde contante betalingen door het hof gezien als het witwassen van met de drugshandel/misdrijf verdiend geld.
Het hof merkt voorts op dat de bronnen waarop de verdediging stoelt dat verdachte geen wetenschap had van voormelde contante betalingen enkel haar eigen verklaringen en die van haar medeverdachte, tevens partner, [betrokkene 2] betreffen. Daar staan naar het oordeel van het hof een aantal belastende bewijsmiddelen tegenover. Om die reden acht het hof de verklaringen van verdachte en medeverdachte [betrokkene 2] over de wijze waarop de financiën voor de verbouwing/inrichting van het pand aan de [a-straat 1] in [plaats] waren geregeld, ongeloofwaardig. Verdachte is in de ten laste gelegde periode naar eigen zeggen een zakenvrouw met een goedlopend eigen bedrijf. Dit impliceert dat zij als zelfstandig ondernemer kennis heeft van het beheer van haar financiën. Zij is de eigenaar van voormeld pand, de facturen voor de verbouwing/inrichting staan op haar naam of op naam van haar bedrijf. Verdachte is om die reden degene, die de werkzaamheden en aankopen voor haar pand moest goedkeuren en betalen. De facturen van voormelde bedrijven zijn voorts ook aangetroffen in de boekhouding van haar bedrijf in haar woning. Op de factuur van [A] staat vermeld dat er op 16 januari 2016 een contante aanbetaling is gedaan; verdachte was daarbij aanwezig. Op de facturen van [C] B.V. en [E] staan eveneens aanbetalingen vermeld met de aantekening ‘betaald’, die niet zijn te herleiden tot een deelbetaling via de zakelijke bankrekening van verdachte. Uit informatie van deze bedrijven is gebleken dat deze aanbetalingen contant door medeverdachte [betrokkene 2] zijn voldaan. Verdachte heeft zelf bij de politie verklaard dat de betalingen van de facturen voor de verbouwing/inrichting via haar liepen. Ten slotte overweegt het hof dat medeverdachte [betrokkene 2] niet stond ingeschreven op het adres [a-straat 1] te [plaats] en verdachte heeft verklaard niet te weten waarmee haar partner [betrokkene 2] destijds zijn geld verdiende.
Op grond van het voorgaande neemt het hof aan dat verdachte wetenschap had van de contante betalingen afkomstig uit enig misdrijf aan [A] , [C] B.V. en [E] . Zij wist van de contante betaling voor het slaapkamermeubilair bij [A] en kon op basis van de hoogte van de andere facturen zien dat er aanbetaald was, terwijl deze aanbetalingen niet via haar bankrekening liepen. Ten overvloede wordt opgemerkt dat niet valt in te zien dat [betrokkene 2] – zonder medeweten van verdachte – dergelijke hoeveelheden geld zou hebben uitgegeven voor de woning van verdachte/haar bedrijf; een woning die niet van hem was en een bedrijf waar hij geen recht in had.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer van de raadsman.”
Een nadere omschrijving van het eerste middel
9. Het eerste middel strekt, in samenhang bezien met de toelichting daarop, ten betoge dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd nu uit de bewijsvoering niet kan volgen dat de bewezen verklaarde contante betalingen uit drugshandel en/of uit enig misdrijf afkomstig zijn. In elk geval heeft het hof verzuimd het wettige bewijsmiddel aan te duiden waaraan het heeft ontleend dat de medeverdachte zijn inkomen op illegale wijze verwierf en dat aantoonbare legale inkomsten van de medeverdachte ontbraken, aldus de steller van het middel.
De bespreking van het eerste middel
10. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat zij
“tezamen en in vereniging met een ander (…) geldbedragen (…) heeft omgezet, terwijl zij (…) en haar mededader wisten, dat voornoemd geldbedrag (…)afkomstig was uit enig misdrijf(onderstreping mijnerzijds)”.
11. Blijkens de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitnota (weergegeven onder randnummer 6) heeft de verdediging dat laatste gemotiveerd betwist en gesteld dat er bij de contante betalingen voor de verbouwing/inrichting van het pand aan de [a-straat 1] in [plaats] géén sprake is geweest van het gebruik van door misdrijf verkregen gelden. Volgens de verdediging heeft de verdachte immers een afdoende verklaring gegeven voor de herkomst van de contante betalingen voor de verbouwing/inrichting van haar pand. Zij heeft daarbij (onder meer) gewezen op de stukken in het dossier, waaruit zou blijken dat de medeverdachte kon beschikken over de opbrengst van de verkoop van goud en over een lening van zijn ouders.
12. Het hof heeft het verweer van de verdediging verworpen, en heeft daartoe overwogen dat de door de medeverdachte verrichte contante betalingen aan [A] , [C] B.V. en [E] zijn gedaan in respectievelijk de maanden januari, maart en april 2016 (bewijsmiddel 3), ruim vóór – de kennelijk door de verdediging als enige aangedragen legale bron van inkomsten van de medeverdachte, te weten – de opbrengst uit de verkoop van goud en de door hem ontvangen lening van zijn ouders (in de maanden juni en/of juli 2016). Tegen deze achtergrond is het hof vervolgens tot het oordeel gekomen dat
“(g)elet op de illegale wijze waarop de medeverdachte destijds zijn inkomen verwierf en het ontbreken van aantoonbare legale inkomsten in die tijd door hem, voormelde contante betalingen (worden) gezien als het witwassen van met de drugshandel/misdrijf verdiende geld”(zie onder randnummer 8).
13. Het hof heeft met de aangehaalde overweging tot uitdrukking gebracht dat (het niet anders kan zijn dan dat) de contante geldbedragen uit (enig) misdrijf afkomstig zijn geweest. Dat oordeel is echter ontoereikend gemotiveerd. Uit de motivering blijkt weliswaar dat en waarom het hof de verklaring van de verdachte (te weten dat het contante geldbedrag van de medeverdachte voortkwam uit de opbrengst van de verkoop van goud en de lening van zijn ouders) heeft gepasseerd, maar uit de motivering kan niet worden opgemaakt aan welke wettige bewijsmiddelen het hof de – voor een bewezenverklaring van witwassen redengevende – feiten en omstandigheden heeft ontleend waaruit het heeft afgeleid dat de gelden een criminele herkomst kennen.
14. Het middel klaagt daarover terecht.
Het tweede middel en het derde middel
15. Het tweede middel ziet (evenals het eerste middel) op de bewezenverklaring en bevat de klacht dat het hof zijn oordeel dat de verdachte als
medeplegerbij de bewezen verklaarde witwashandelingen betrokken is geweest, ontoereikend heeft gemotiveerd.
16. Het derde middel komt – terecht en op goede gronden – op tegen (de motivering van) de beslissing van het hof tot onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen ‘bakens’.
17. Omdat het eerste middel slaagt, behoeven het tweede middel en het derde middel geen (verdergaande) bespreking. Indien de Hoge Raad hierover anders oordeelt, ben ik uiteraard bereid zo nodig aanvullend te concluderen.
18. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
19. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden