Conclusie
Nummer22/02810 P
Inleiding
De straf- en ontnemingszaak
“van het plegen van witwassen een gewoonte maken en witwassen”en (2)
“deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven”. [1]
“aannemelijk[is]
dat de betrokkene uit enig misdrijf voordeel heeft verkregen”, waarbij artikel 36e lid 3 Sr als grondslag voor de op te leggen ontnemingsmaatregel fungeert. [2] Doordat in het strafrechtelijk (financieel) onderzoek geen zicht is verkregen op individuele transacties of strafrechtelijke activiteiten en de daarmee samenhangende opbrengsten, is het wederrechtelijk verkregen voordeel berekend aan de hand van een eenvoudige kasopstelling over de periode van 1 januari 2012 tot en met 11 september 2017. Deze berekening komt op het volgende neer (met weglating van voetnoten):
Het eerste middel en de toelichting erop
De bespreking van het eerste middel
“niet is gebleken dat de betrokkene voorafgaand aan de onderzoeksperiode contante inkomsten heeft verkregen”. Om die reden heeft het hof het beginsaldo van de kasopstelling op € 0 gesteld. Onder het kopje ‘Eindsaldo’ (arrest p. 4) heeft het hof aandacht besteed aan de door de betrokkene afgelegde verklaring dat zij over een lange periode grote contante geldbedragen heeft ontvangen van haar minnaar, [betrokkene 1] . Meer in het bijzonder houdt deze verklaring in dat zij vanaf 2009 voor een periode van negen jaar in totaal ongeveer € 200.000 heeft ontvangen.
aannemelijk heeft geacht” dat de betrokkene in de ten laste gelegde periode – dus van 1 januari 2012 tot en met 11 september 2017 – € 122.222,22 van [betrokkene 1] heeft ontvangen ((5,5 / 9) x € 200.000). Dit bedrag merkt het hof binnen het bestek van de kasopstelling kennelijk aan als legale contante ontvangsten.
aannemelijk heeft geacht”, maar dat het hof de aannemelijkheid van het ontvangen van geldbedragen van [betrokkene 1] niet heeft verdisconteerd in het bepalen van het beginsaldo van de kasopstelling, namelijk door dit niet op nihil, maar op € 77.777,78, althans op een substantieel geldbedrag te stellen.
nietbewezen acht dat deze tijdens de ten laste gelegde periode zijn aangeschaft (maar kennelijk rekening houdt met de mogelijkheid dat zij daaraan voorafgaand zijn aangeschaft). [4]
Het tweede middel en de toelichting erop
De bespreking van het tweede middel
“Terzake van ontnemingsvordering;
”