Conclusie
Nummer22/03921
Inleiding
Het middel
Op te leggen straf
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak is de verdachte, geboren in 1974, veroordeeld door het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 oktober 2022 tot twee maanden gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van een vals identiteitsbewijs, zoals bedoeld in artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging heeft cassatie ingesteld, waarbij één middel van cassatie is voorgesteld door de advocaten J. Kuijper en D.W.E. Sternfeld. Het middel betreft de klacht dat het hof is afgeweken van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt over de strafmaat zonder voldoende motivering. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte, die al lange tijd in voorarrest heeft gezeten, een verblijfsvergunning kan krijgen bij een schuldigverklaring zonder straf. Het hof heeft echter geoordeeld dat de ernst van het bewezen feit, het voorhanden hebben van een vals identiteitsbewijs, een gevangenisstraf van twee maanden rechtvaardigt. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling bevestigd dat de feitenrechter ruime vrijheid heeft in de straftoemetingsbeslissing en dat de motivering van het hof toereikend was. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep, waarbij ook is opgemerkt dat de redelijke termijn van artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden, maar zonder verdere rechtsgevolgen.