ECLI:NL:PHR:2025:596

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
23/00696
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen valselijk opmaken van een Belgisch paspoort en afleveren en voorhanden hebben van dat paspoort

In deze zaak heeft het gerechtshof Den Haag de verdachte op 9 februari 2023 veroordeeld voor het medeplegen van het valselijk opmaken van een Belgisch paspoort en het afleveren en voorhanden hebben van dat paspoort. De verdachte, geboren in 1971, heeft samen met anderen een vals paspoort vervaardigd en dit aan een derde overhandigd. De veroordeling volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 augustus 2021, waarin de verdachte ook al was veroordeeld. De verdediging heeft in cassatie drie middelen van cassatie voorgesteld, waarbij het tweede middel zich richt op de ontoereikende motivering van het hof met betrekking tot de identificatie van de verdachte als gebruiker van een telefoonnummer dat in verband werd gebracht met de zaak. Het hof heeft de veroordeling bevestigd, maar de Procureur-Generaal heeft in zijn conclusie aangegeven dat het tweede middel slaagt. De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling. De zaak heeft betrekking op de schending van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM, die op 23 februari 2025 is overschreden.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/00696
Zitting27 mei 2025
CONCLUSIE
V.M.A. Sinnige
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
hierna: de verdachte

1.Inleiding

1.1
Het gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 9 februari 2023 [1] – door bevestiging van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 3 augustus 2021 – de verdachte wegens “medeplegen van een reisdocument/identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht valselijk opmaken” en “een reisdocument/identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht afleveren en voorhanden hebben, waarvan hij weet dat het vals is”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van het voorarrest.
1.2
Namens de verdachte heeft J. Zevenboom, advocaat in Amsterdam, drie middelen van cassatie voorgesteld. Om cassatie-technische redenen begin ik met de bespreking van het tweede middel.

2.Het tweede middel

2.1
Het middel behelst de klacht dat het hof ontoereikend gemotiveerd is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging over het gebruik voor het bewijs van een proces-verbaal van identificatie.
2.2
Het hof heeft – door zich te verenigen met het vonnis van de rechtbank – ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“1.
hij in de periode van 17 oktober 2017 tot en met 13 november 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een reisdocument en identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een Belgisch paspoort met nummer [0001] , ten name van [betrokkene 1] geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] te Marokko, valselijk heeft opgemaakt
en
hij op 12 november 2017 te Amsterdam een reisdocument en identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een Belgisch paspoort met nummer [0001] , ten name van [betrokkene 1] geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] te Marokko, waarvan hij, verdachte, wist dat deze vals was, heeft afgeleverd en voorhanden heeft gehad.”
2.3
Deze bewezenverklaring steunt, voor zover hier van belang, op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van bevindingen identiteit [verdachte] , opgemaakt op 19 februari 2018, voor zover inhoudende (p. 157-158):
Het kan niet anders zijn dan dat de gebruiker van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] een en dezelfde persoon zijn, namelijk [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1971.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 februari 2018, voor zover inhoudende (p. 246-309):
(…)
Tapgesprek 18-10-2017 21:18 uur [telefoonnummer 4] ( [betrokkene 2] ) [telefoonnummer 2] ( [verdachte] )
[verdachte] : Zondag 19 uur is het klaar, maandag mag je m halen.
[betrokkene 2] : Prima ik kijk even of ik morgen kan komen, maar als ik morgen kom, kom ik ’s middags
[verdachte] : Hoe laat ’s middags?
[betrokkene 2] : Rond 3 uur half 3
(…)
Tapgesprek 20-10-2017 23:45 uur [telefoonnummer 4] ( [betrokkene 2] ) [telefoonnummer 2] ( [verdachte] )
[betrokkene 2] : We zijn nog steeds aan het wachten op die vrouw, we worden gek van haar. Ik heb alles, ze heeft me foto’s gebracht, informatie, ze heeft me alles gebracht zo dat haar broer haar geeft, je begrijpt wat ik bedoel..
[verdachte] : Wat geeft hij haar?
[betrokkene 2] : Geld! je begrijp toch?!
[verdachte] : Aah ze heeft je dus nog niets gegeven.
Tapgesprek 20-10-2017 23:55 uur [telefoonnummer 4] ( [betrokkene 2] ) [telefoonnummer 2] ( [verdachte] )
[betrokkene 2] : We maken voor haar alleen de grote, niet die andere, alleen de grote snap je.
[verdachte] : Ja.
[betrokkene 2] : En over 2 dagen is het geld binnen.
[verdachte] : De grote kan ik voor haar wel maken, geen probleem.
(…)
Tapgesprek 24-10-2017 10:50 uur [telefoonnummer 4] ( [betrokkene 2] ) [telefoonnummer 2] ( [verdachte] )
[verdachte] : Ik heb met mijn vriend gesproken, het gaat om het boek als je mijn mening volgt dan is beter dat haar broer de orig gebruikt om er 100% zeker van te zijn dat hij de grens oversteekt.
[verdachte] : oh [betrokkene 2] begrijp me aub, je maakt/bewerkt het boek voor hem toch.
[betrokkene 2] : ja
[verdachte] : Ik wil jou cliënten de garantie geven want ik weet zeker dat hij daarmee 80% kan vertrekken (de grens oversteken). Hij moet iemand regelen die hem van een in reis stempel voor Marokko kan voorzien alsof hij Marokko in is gereisd en daarna kan hij Marokko uitreizen. Hij gaat zeker de grens oversteken want het is ori (origineel). Op het vliegveld, via de auto, via Ceuta, zoals hij maar wil.
[betrokkene 2] : hij heeft geen boeken.
[verdachte] : We doen (regelen) dit voor hem en klaar.
Tapgesprek 30-10-2017 16:26 uur [telefoonnummer 5] ( [betrokkene 2] ) [telefoonnummer 2] ( [verdachte] )
[betrokkene 2] : Het is klaar, het is klaar, zeg tegen haar wanneer we het gaan halen, komen wij.
(…)
Tapgesprek 12-11-2017 17:37 uur [telefoonnummer 5] ( [betrokkene 2] ) [telefoonnummer 2] ( [verdachte] )
[verdachte] vraagt wanneer [betrokkene 2] gaat vertrekken. [betrokkene 2] zegt wanneer een manspersoon met de auto komt, zal hij bij [verdachte] komen. Hoe dan ook [betrokkene 2] komt vandaag.
[verdachte] : Hij is goed gemaakt, professioneel van de nieuwe.
Tapgesprek 12-11-2017 21:42 uur [telefoonnummer 5] ( [betrokkene 2] ) [telefoonnummer 2] ( [verdachte] )
[betrokkene 2] zegt dat hij zo gaat starten / vertrekken en naar [verdachte] komt met de auto.
[verdachte] zegt oké.
Tapgesprek 12-11-2017 22:36 uur [telefoonnummer 5] ( [betrokkene 2] ) [telefoonnummer 2] ( [verdachte] )
[betrokkene 2] vraagt [verdachte] om hem het adres te sturen, want hij is het adres kwijt uit zijn telefoon.
[betrokkene 2] zegt dat hij via de snelweg zal komen, via de snelweg weet [betrokkene 2] de weg hoe te komen bij [verdachte] . [betrokkene 2] wil weten welke afslag hij moet nemen vanaf de snelweg.
[verdachte] zegt [...].
[verdachte] zegt dat hij het via zijn nieuwe nummer zal sturen.
Sms-bericht 12-11-2017 22:42 uur van [telefoonnummer 6] naar [telefoonnummer 5] ( [betrokkene 2] ):
[a-straat 1]
(…)
Tapgesprek 13-11-2017 01:19 uur [telefoonnummer 5] ( [betrokkene 2] ) [telefoonnummer 2] ( [verdachte] )
[betrokkene 2] : Het is goed he?
[verdachte] : Goed bevonden?
[betrokkene 2] : Ik bedoel over het werk (over hoe het gemaakt is)
[betrokkene 2] : Goed, goed.
(…)”
2.4
Het hof heeft verder – door bevestiging van het vonnis van de rechtbank – het volgende overwogen:
“Op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 17 oktober 2017 is [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3] ) vanuit Marokko in Nederland aangekomen. Via [betrokkene 4] (hierna: [betrokkene 4] ) zijn [betrokkene 5] (hierna: [betrokkene 5] ) en [betrokkene 3] in contact gekomen met [betrokkene 6] (hierna: [betrokkene 6] ). [betrokkene 6] had een contactpersoon in [plaats] , namelijk [verdachte] (hierna: [verdachte] ). [betrokkene 5] en [betrokkene 3] hadden meermalen telefonisch contact met [betrokkene 6] over een te betalen geldbedrag. [betrokkene 6] en [verdachte] spraken telefonisch met elkaar over het maken van ‘de grote’, ‘het boek’ en het plaatsen van een inreisstempel voor Marokko, zodat ‘hij’ Marokko kan uitreizen. [betrokkene 5] en [betrokkene 3] hebben aan [betrokkene 6] de lengte van hun broer doorgegeven. Op 30 oktober 2017 was het ‘toevertrouwde’ klaar. [betrokkene 5] en [betrokkene 3] hebben € 1.500,- geregeld om te betalen aan [betrokkene 6] , zodat hij het ‘toevertrouwde’ kon ophalen bij [verdachte] in [plaats] . Op 6 november 2017 heeft [betrokkene 6] het geld ontvangen van [betrokkene 5] of [betrokkene 3] . Op 12 november 2017 heeft [betrokkene 6] het ‘toevertrouwde’ opgehaald bij [verdachte] en vervolgens aan [betrokkene 3] gegeven. Op 13 november 2017 vertelde [betrokkene 6] aan [verdachte] dat dat het werk goed gemaakt is. Diezelfde dag is [betrokkene 3] met de trein vertrokken naar Schiphol. Daar is zij aangehouden door de Koninklijke Marechaussee, waarna in haar bagage een vervalst Belgisch paspoort werd aangetroffen op naam van haar broer [betrokkene 1] .
[betrokkene 5] heeft verklaard dat haar broer [betrokkene 1] vroeger in België heeft gewoond met een Belgische vrouw. Hij wilde met haar trouwen, maar dit is niet gebeurd en [betrokkene 1] moest uiteindelijk België verlaten en mocht niet terugkeren. [betrokkene 5] heeft voorts ten aanzien van een foto van [betrokkene 6] verklaard dat zij hem [betrokkene 2] noemt en dat hij de persoon is die paspoorten regelt.
[betrokkene 4] heeft verklaard dat hij werd benaderd door [betrokkene 5] . Zij vroeg hem of hij iemand kende die papieren kon regelen. [betrokkene 4] heeft [betrokkene 5] in contact gebracht met [betrokkene 2] . [betrokkene 5] zou € 4.000,- betalen. [betrokkene 4] was erbij toen [betrokkene 5] de eerste betaling van € 1.500,- deed. [betrokkene 4] heeft voorts verklaard dat hij later hoorde dat [betrokkene 5] de papieren had gekregen van [betrokkene 2] , [betrokkene 5] had [betrokkene 4] gebeld om hem te bedanken.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de getapte telefoongesprekken tussen [betrokkene 6] , [verdachte] , [betrokkene 4] , [betrokkene 5] en [betrokkene 3] , in combinatie met de verklaringen van [betrokkene 5] en [betrokkene 4] blijkt dat [betrokkene 5] en [betrokkene 3] een vals Belgisch paspoort nodig hadden voor hun broer, [betrokkene 1] , die in Marokko verbleef. [betrokkene 3] is naar Nederland gekomen om het paspoort te laten maken. [betrokkene 5] is via [betrokkene 4] in contact gekomen met [betrokkene 6] om het valse paspoort te regelen. [betrokkene 3] en [betrokkene 5] hebben geld bij elkaar gebracht voor het paspoort en de lengte van hun broer aan [betrokkene 6] doorgegeven. Vervolgens heeft [betrokkene 3] het geld betaald aan [betrokkene 6] , die dit vervolgens aan [verdachte] doorgaf in ruil voor het vervalste paspoort. [betrokkene 3] heeft geprobeerd met het valse paspoort in haar koffer, het land te verlaten.
Voor wat betreft de rol van [verdachte] is de rechtbank van oordeel dat hij samen met onbekend gebleven anderen het paspoort op naam van [betrokkene 1] valselijk heeft opgemaakt en dat hij dus als medepleger geduid moet worden. Er was immers sprake van een bewuste en nauwe samenwerking. [verdachte] heeft gehandeld in opdracht van [betrokkene 5] en [betrokkene 3] , met [betrokkene 6] als bemiddelaar. Op het moment dat het valselijk opgemaakte paspoort gereed was, heeft [betrokkene 6] dit bij [verdachte] in [plaats] opgehaald. De bijdrage van [verdachte] was van groot gewicht, omdat hij het betreffende paspoort kon (laten) vervaardigen en in de positie verkeerde dat hij aan de anderen voorwaarden kon stellen ten aanzien van de nodige informatie, de wijze van betaling en de hoogte van de vergoeding.
Dit betekent dat de rechtbank ten aanzien van [verdachte] bewezen verklaart dat hij met een of meer anderen een Belgisch paspoort valselijk heeft opgemaakt en dat hij dit heeft voorhanden gehad en afgeleverd aan [betrokkene 6] .”
2.5
Blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal heeft de raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep het woord gevoerd overeenkomstig de door hem aan het hof overgelegde en aan dat proces-verbaal gevoegde pleitnotities. Deze pleitnotities houden onder meer het volgende in (met weglating van de voetnoten):
“3. Mijn cliënt heeft in eerste aanleg bij de rechter-commissaris ontkent de persoon te zijn die in de afgeluisterde gesprekken voorkomt als [verdachte] . Het dossier bevat geen directe bewijsmiddelen die betrokkenheid van cliënt bij het ten laste gelegde aantonen. Zo zit er geen DNA-materiaal of vingerafdrukken van hem op het Belgische paspoort. Bij hem zijn ook geen materialen aangetroffen waarmee dergelijke reisdocumenten kunnen worden geproduceerd. Voorts is hij niet aangewezen door getuigen of medeverdachten, en zijn er bij hem ook geen grote sommen contant geld aangetroffen die lijken te wijzen op dubieuze zaken.
4. De vragen die aan uw Hof voorliggen, is of:
(1)
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat cliënt de gebruiker was van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] ?
(…)
-
De eerste vraag
6. Te beginnen bij de eerste vraag. Het dossier bevat een PV van identificatie [2] waar uit zou blijken dat cliënt de gebruiker zou zijn van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . De koppeling vindt plaats op basis van 2 factoren. Ten eerste is er door dit nummer een bericht verzonden met de tekst ‘ [telefoonnummer 3] ', welke nummer toebehoord aan de [betrokkene 7] (de vriendin van cliënt). Zij staat ingeschreven op de [b-straat 1] te [plaats] .
7. Ten tweede is er TCl-informatie waar uit zou blijken dat cliënt de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Voorts zou uit deze TCl-informatie blijken dat cliënt bij [betrokkene 7] op de [b-straat] zou verblijven. Vervolgens heeft een ‘beëdigde tolk' vastgesteld dat de persoon die het nummer [telefoonnummer 1] gebruikt, dezelfde is die het nummer [telefoonnummer 2] gebruikt.
8. De verdediging ziet in deze identificatie diverse gebreken. Ten eerste staat geenszins vast dat cliënt permanent of regelmatig op de [b-straat 1] verbleef. Daarnaast is uw rechtbank bekend met het feit dat TCl-informatie niet voor de bewezenverklaring gebruikt mag worden als wettig bewijsmiddel. Wanneer dit wel gebeurt is dit in strijd met het artikel 6 EVRM, omdat effectieve controlemogelijkheden voor de verdediging ontbreken. Dit blijkt onder meer uit het arrest Kostovski, dat in 1990 door het EHRM is gewezen. Dit is wel wat hier feitelijk is gebeurd.
9. Voorts meent de verdediging dat de stemherkenning door de tolk onvoldoende betrouwbaar is om tot het bewijs gebezigd te worden. Uit de jurisprudentie blijkt dat met stemherkenningen door tolken – vanwege de benodigde expertise – zeer behoedzaam dient te worden omgegaan. Een stemherkenning door een tolk is niet op voorhand ontoelaatbaar, maar er dient wel sprake te zijn van voldoende steun door andere objectieve bewijsmiddelen. Hier worden dus hoge eisen aan gesteld, een (beëdigd) tolk is immers significant iets anders dan een erkend deskundige.
10. Uit niets blijkt dat de tolk (met tolkennummer TLK 00327) over voldoende deskundigheid beschikte om gerechtvaardigd tot de stemherkenning van cliënt te kunnen komen. Het dossier bevat geen PV waaruit blijkt op welke wijze deze herkenning tot stand is gekomen. De tolk heeft dit alleen
mondelingtegen verbalisant [verbalisant] medegedeeld dat hij cliënt herkende. Wij weten niet hoeveel gesprekken deze tolk heeft beluisterd? Hij goed kende de tolk zijn stem? Heeft de tolk de stem van cliënt weleens in het ‘echt’ heeft gehoord? Kwam hij/zij direct tot een herkenning kwam? Of gebeurde dit later? Op dit moment kunnen geen van deze vragen beantwoord worden.
11. Tenslotte blijkt uit het PV van identificatie niet dat cliënt überhaupt in het onderzoek RHYLL is geïdentificeerd als de gebruiker van het (tegen)nummer [telefoonnummer 1] .
12. Het bovenstaande overziend meent de verdediging dat op basis van het dossier aanwezige bewijsmateriaal niet tot een identificatie van cliënt kan worden gekomen. Ik verzoek u dan ook cliënt integraal vrij te spreken.”
2.6
Namens de verdachte heeft de raadsman voorts een aantal voorwaardelijke verzoeken gedaan, indien het hof bovengenoemd verweer niet zou volgen. Het hof heeft deze verzoeken afgewezen en heeft daarover aanvullend het volgende overwogen:

Voorwaardelijke verzoeken
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte na te noemen voorwaardelijke verzoeken gedaan:
- het horen van de tolk in onderhavige zaak als getuige;
- het benoemen van een deskundige teneinde nader onderzoek te doen naar de stemherkenning van de verdachte;
- inzage/voeging van het onderzoek RHYLL teneinde de identificatie aldaar te kunnen onderzoeken.
De verzoeken om het horen van de tolk en het benoemen van een deskundige worden afgewezen, nu het hof, gelet op de omstandigheid dat de verklaring van de tolk niet tot het bewijs is gebezigd, de noodzaak daartoe niet is gebleken.
Het verzoek tot inzage/voeging van het onderzoek RHYLL wordt eveneens afgewezen. Mede in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, en gelet op hetgeen is aangevoerd, is het hof de noodzaak hiertoe niet gebleken.”
2.7
Uit de vaststellingen van de rechtbank waarmee het hof zich heeft verenigd blijkt kort gezegd het volgende. De Koninklijke Marechaussee heeft op 13 november 2017 in de bagage van [betrokkene 3] een vervalst Belgisch paspoort aangetroffen op naam van haar broer [betrokkene 1] . Dit valse paspoort heeft zij verkregen via [betrokkene 6] (ook wel [betrokkene 2] genoemd). Uit getapte telefoongesprekken blijkt dat [betrokkene 6] met een derde, gebruikmakend van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] en kennelijk verblijvend op de [a-straat 1] , contact heeft gehad over het maken van deze valse papieren en van deze derde het uiteindelijke paspoort in ontvangst heeft genomen. Een tot het bewijs gebezigd proces-verbaal van bevindingen van 19 februari 2018 over de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] identificeert de verdachte als deze derde (het hiervoor aangehaalde bewijsmiddel 1). Op grond van die laatste vaststelling heeft het hof – in navolging van de rechtbank – bewezenverklaard dat de verdachte degene is die, met een of meer anderen, het valse paspoort heeft opgemaakt en vervolgens heeft afgeleverd aan [betrokkene 6] .
2.8
De verdediging heeft in hoger beroep betoogd dat de verdachte niet de gebruiker was van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] en heeft in dat kader de inhoud van het proces-verbaal “identificatie NN [verdachte] ” van 12 november 2017 betwist. Voor zover het middel klaagt dat het hof gehouden was te responderen op het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging strekkende tot het niet bezigen van dit proces-verbaal van 12 november 2017 tot het bewijs, mist het strikt genomen feitelijke grondslag, omdat het hof dat bewuste proces-verbaal niet tot het bewijs heeft gebezigd en aldus niet is afgeweken van het standpunt. Het hof heeft zich voor wat betreft de identificatie van de verdachte als gebruiker van voormeld telefoonnummer in plaats daarvan gebaseerd op het proces-verbaal van bevindingen 19 februari 2018.
2.9
Ik meen evenwel dat daarmee niet de bezwaren zijn weggenomen die de verdediging ten grondslag heeft gelegd aan het door de steller van het middel bedoelde standpunt. Blijkens de hiervoor onder randnummer 2.5 weergegeven pleitnotities heeft de verdediging de omstandigheden op grond waarvan in het proces-verbaal van 12 november 2017 wordt geconcludeerd dat de verdachte de gebruiker is van dit telefoonnummer gemotiveerd weersproken. Voorts is door de verdediging aangevoerd dat de stemherkenning die door een tolk is uitgevoerd onvoldoende betrouwbaar is om tot het bewijs gebezigd worden. Dit verweer kan mijns inziens bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt ten aanzien van de identificatie van de verdachte als gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Het hof is daarvan afgeweken. De door het hof bevestigde bewijsoverwegingen van de rechtbank bevatten niet de redenen die daartoe hebben geleid, zoals bedoeld in art. 359 lid 2, tweede volzin, Sv. In het tot het bewijs gebezigde onderdeel van het proces-verbaal van identificatie van 19 februari 2018 wordt de conclusie dat “het niet anders [kan] zijn dan dat de gebruiker van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] een en dezelfde persoon zijn, namelijk [de verdachte]”, ook niet nader toegelicht, zodat niet kan worden gezegd dat daarin de nadere motivering van de verwerping van het standpunt van de verdediging besloten ligt. Deze motivering kan mijns inziens evenmin worden gevonden in de aanvullende beslissing van het hof op de door de verdediging gedane voorwaardelijke verzoeken. Het hof staat in dat kader weliswaar stil bij de door de verdediging betwiste stemherkenning van de tolk, maar dat staat verder los van de overige naar voren gedragen bezwaren van de verdediging tegen de identificatie van de verdachte als gebruiker van meergenoemd telefoonnummer. Het middel treft alsnog doel.

3.Slotsom

3.1
Het tweede middel slaagt. Om die reden meen ik dat een bespreking van het eerste en het derde middel achterwege kan blijven. Mocht de Hoge Raad een bespreking van deze middelen toch geboden achten, dan ben ik graag bereid aanvullend te concluderen.
3.2
Ambtshalve merk ik op dat de Hoge Raad uitspraak gaat doen nadat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak, zoals bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM, op 23 februari 2025 is overschreden. Indien de Hoge Raad zou besluiten de bestreden uitspraak te casseren op de gronden die als het tweede middel zijn voorgesteld, zal de rechter naar wie de zaak wordt teruggewezen over deze schending van de redelijke termijn in de cassatiefase moeten oordelen.
3.3
Overige gronden die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven heb ik niet aangetroffen.
3.4
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
plv. AG

Voetnoten

1.Parketnummer 22-002327-21.
2.De raadsman verwijst in de voetnoot naar het proces-verbaal “identificatie NN [verdachte] ” van 12 november 2017 (p. 400-402 van het voorgeleidingsdossier).