ECLI:NL:PHR:2025:62

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
24/00062
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op personenauto en de grondslag van het beslag in het strafrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 december 2023 een klaagschrift van de klaagster ongegrond verklaard, waarin zij verzocht om teruggave van haar in beslag genomen blauwe Audi A3. De klaagster had op 12 oktober 2023 haar auto in beslag laten nemen en diende op 14 oktober 2023 een klaagschrift in, waarin zij aangaf de auto nodig te hebben voor de zorg voor haar vier maanden oude kind. De rechtbank oordeelde dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen de teruggave van de auto, omdat er voldoende aanwijzingen waren dat een andere persoon, [betrokkene 1], het voertuig had bestuurd en dat deze persoon een ongeldig rijbewijs had en eerder in aanraking was gekomen met de politie. De rechtbank stelde vast dat de kans op recidive groot was en dat het niet hoogstonwaarschijnlijk was dat de strafrechter later het voertuig verbeurd zou verklaren. De klaagster stelde dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd waarom het beslag op de auto voortgezet moest worden, maar de Procureur-Generaal concludeerde dat de rechtbank wel degelijk de juiste grondslag had aangewezen, zij het met een kennelijke verschrijving naar een mobiele telefoon. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer24/00062 B
Zitting4 februari 2025
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[klaagster] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
hierna: de klaagster

1.Het cassatieberoep

1.1
De rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, heeft in haar beslissing van 18 december 2023 het klaagschrift ongegrond verklaard dat strekte tot teruggave van een blauwe Audi A3.
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de klaagster en J.J.J. van Rijsbergen, advocaat in Breda, heeft één middel van cassatie voorgesteld.

2.Het middel

3. Het middel klaagt dat de rechtbank ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft geoordeeld dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen teruggave van de onder klaagster inbeslaggenomen personenauto. Daarbij wordt aangevoerd dat de rechtbank niet heeft vastgesteld wat de grondslag is van het op de personenauto gelegde beslag zodat ook niet kan worden vastgesteld of de rechtbank de juiste maatstaf heeft aangelegd bij de beoordeling van het klaagschrift.

4.Het klaagschrift en de beschikking van de rechtbank

4.1
Nadat op 12 oktober 2023 haar personenauto in beslag was genomen, heeft de klaagster op 14 oktober 2023 een klaagschrift ingediend en daarin aangegeven dat zij de personenauto nodig heeft om voor zichzelf en haar vier maanden oude kind te zorgen.
4.2
De rechtbank heeft in haar beschikking als volgt overwogen:
“Het beslag op de mobiele telefoon is gelegd op grond van artikel 94 Sv. De rechtbank dient na te gaan of het belang van strafvordering verlangt dat het beslag wordt voortgezet. Hiervan is sprake wanneer het in beslag houden van de goederen kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk voordeel aan te tonen dan wel wanneer niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
De rechtbank stelt voorop dat liet onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingszaak te treden.
De rechtbank stelt vast dat klaagster eigenaar is van het voertuig en dus als redelijkerwijs rechthebbende kan worden aangemerkt. Dat heeft in raadkamer ook niet ter discussie gestaan. Op basis van de voorliggende stukken bestaan er naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanwijzingen dat [betrokkene 1] het voertuig die dag heeft bestuurd. De verklaring die klaagster tijdens de behandeling in raadkamer heeft gegeven, maakt dit niet anders. De weging van deze verklaring is aan de strafrechter die de zaak van [betrokkene 1] uiteindelijk inhoudelijk zal behandelen. Uit de stukken blijkt dat het rijbewijs van [betrokkene 1] ongeldig is verklaard en hij meerdere malen met politie en justitie in aanraking is gekomen wegens overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. Ook blijkt hieruit dat [betrokkene 1] die feiten telkens heeft gepleegd met de auto van klaagster en klaagster hiervan op de hoogte was. De kans op recidive bij teruggave van het voertuig is naar verwachting groot. Verder is het gelet op de aard van het feit en de recidive niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het in beslag genomen voertuig verbeurd zal verklaren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag. Het klaagschrift wordt daarom ongegrond verklaard.”

5.Beoordeling van het middel

5.1
Aan de steller van het middel kan worden toegegeven dat de rechtbank niet de grondslag heeft aangegeven voor het op de personenauto gelegde beslag. Maar de rechtbank heeft wel art. 94 Sv aangewezen als grondslag voor het “op de mobiele telefoon gelegde beslag”. Het klaagschrift heeft echter uitsluitend betrekking op de in beslag genomen personenauto zodat ik het ervoor houd dat de verwijzing naar een mobiele telefoon een kennelijke verschrijving is. Ik lees de beschikking verbeterd en daarom mist de klacht in zoverre feitelijke grondslag.
5.2
De steller van het middel voert verder nog aan dat ten tijde van de raadkamerzitting van 5 [1] december 2023 “geen enkel recidivegevaar meer aan de orde was” omdat [betrokkene 1] per 29 november 2023 zijn rijbewijs had teruggekregen. Daarbij wordt een beroep gedaan op een aan de schriftuur gehechte kopie van een op naam van [betrokkene 1] gesteld rijbewijs.
5.3
Ik kan hieraan voorbijgaan, in de eerste plaats omdat op deze omstandigheid niet voor het eerst in cassatie een beroep kan worden gedaan. Uit het proces-verbaal van de zitting van de raadkamer van 4 december 2023 blijkt niet dat een hierop betrekking hebbend verweer is gevoerd. Bovendien berust de beslissing van de rechtbank afdoende op haar overweging dat het gelet op de aard van het feit niet hoogstonwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het in beslag genomen voertuig verbeurd zal verklaren. Dat is een door art. 94 Sv beschermd belang van strafvordering. [2] Hieraan doet niet af dat de klaagster eigenaar is van de personenauto omdat de rechtbank ook heeft vastgesteld dat klaagster ervan op de hoogte was dat het rijbewijs van [betrokkene 1] ongeldig was verklaard en meerdere malen met politie en justitie in aanraking is gekomen wegens overtreding van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij [betrokkene 1] gebruik had gemaakt van klaagsters auto, zodat verbeurdverklaring mogelijk zou zijn op grond van art. 33a lid 2 onder a Sr. [3]

6.Slotsom

6.1
Het middel faalt en kan met een aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering worden afgedaan.
6.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden beschikking aanleiding behoren te geven.
6.3
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Bedoeld zal zijn 4 december 20203.
2.Vgl. HR 12 januari 2016,
3.Vgl. HR 20 februari 2018,