ECLI:NL:PHR:2025:645
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in cassatie wegens termijnoverschrijding
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het cassatieberoep. De verdachte, geboren in 2005, was eerder door het gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeeld tot 100 uren taakstraf, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren, wegens het medeplegen van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat J. Boksem uit Leeuwarden, die twee middelen van cassatie heeft voorgesteld.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, B.F. Keulen, heeft in zijn conclusie opgemerkt dat de aanzegging op 20 september 2024 is betekend. Volgens artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering dient de schriftuur met middelen van cassatie binnen twee maanden na betekening van de aanzegging door een raadsman te worden ingediend. In dit geval is de schriftuur echter pas op 21 november 2024 binnengekomen, wat betekent dat de wettelijke termijn is overschreden.
Aangezien de verdachte niet binnen de gestelde termijn een schriftuur heeft ingediend, is het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet nageleefd. Dit leidt tot de conclusie dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het cassatieberoep. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt dan ook tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.