ECLI:NL:PHR:2025:645

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
24/01156
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in cassatie wegens termijnoverschrijding

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het cassatieberoep. De verdachte, geboren in 2005, was eerder door het gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeeld tot 100 uren taakstraf, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren, wegens het medeplegen van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat J. Boksem uit Leeuwarden, die twee middelen van cassatie heeft voorgesteld.

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, B.F. Keulen, heeft in zijn conclusie opgemerkt dat de aanzegging op 20 september 2024 is betekend. Volgens artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering dient de schriftuur met middelen van cassatie binnen twee maanden na betekening van de aanzegging door een raadsman te worden ingediend. In dit geval is de schriftuur echter pas op 21 november 2024 binnengekomen, wat betekent dat de wettelijke termijn is overschreden.

Aangezien de verdachte niet binnen de gestelde termijn een schriftuur heeft ingediend, is het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet nageleefd. Dit leidt tot de conclusie dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het cassatieberoep. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt dan ook tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer24/01156 J
Zitting1 april 2025

CONCLUSIE

B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 15 maart 2024 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens ‘medeplegen van feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd’, veroordeeld tot 100 uren taakstraf, bestaande uit een werkstraf, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, waarvan 40 uren taakstraf subsidiair 20 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft het hof bijzondere voorwaarden opgelegd, een en ander als in het arrest vermeld.
Er bestaat samenhang met de zaak 24/01175. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. J. Boksem, advocaat in Leeuwarden, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het onderhavige cassatieberoep merk ik het volgende op. De aanzegging ingevolge art. 435, eerste lid, Sv is op 20 september 2024 betekend. Art. 437, tweede lid, Sv schrijft voor dat, op straffe van niet-ontvankelijkheid, binnen twee maanden na betekening van de aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv, door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie wordt ingediend. De schriftuur is eerst binnengekomen op 21 november 2024.
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, niet in acht genomen, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG