ECLI:NL:PHR:2025:679
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep inzake beslag en teruggave van inbeslaggenomen geldbedrag
In deze zaak betreft het een cassatieberoep ingesteld door de klager tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 21 september 2023. De rechtbank had het klaagschrift, ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ongegrond verklaard. Dit klaagschrift strekte tot opheffing van het beslag en teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 700,-. De klager, geboren in 1992, had het cassatieberoep ingesteld via zijn advocaat J.J.J. van Rijsbergen. Het middel van cassatie richtte zich tegen het oordeel van de rechtbank dat het strafvorderlijk belang van waarheidsvinding zich verzet tegen opheffing van het beslag.
Tijdens de procedure werd vastgesteld dat de klager op 30 november 2023 in de hoofdzaak was veroordeeld voor diefstal van een fiets. Het openbaar ministerie had op 1 december 2023 besloten tot teruggave van het in beslag genomen geldbedrag aan de klager, maar dit bedrag was ter verrekening met openstaande bedragen bij het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) gebruikt. De klager was hierover op 27 december 2023 geïnformeerd. Door de teruggave van het geldbedrag aan de klager is het beslag geëindigd, waardoor de klager geen belang meer had bij zijn cassatieberoep. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt dan ook tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in zijn cassatieberoep.