Conclusie
Nummer 23/00885
Het cassatieberoep
eendaadse samenloop van diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren en mishandeling” en (zaak B) “
opzetheling”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van voorarrest conform artikel 27 lid 1 Sr.
Middel 1 en 2: zaak A
1. op 16 februari 2021 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [a-straat 1]
een geldbedrag van 7.325,- euro, en
huissleutels,
voornoemde [aangever 1] in zijn gezicht heeft geslagen en
voornoemde [aangever 1] tegen zijn benen heeft geschopt en
met voornoemde [aangever 1] heeft gevochten;”
Ten aanzien van zaak A (feit 1 en 2)
1. Een proces-verbaal van verhoor van de aangever [aangever 1] met nummer PL1300-2021034102-9 van 17 februari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , met bijlage, doorgenummerde pag. 003-006.
Het eerste middel
Volgens het artikel 342 lid 2 Sv kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op een onderdeel daarvan. Zij beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat artikel 342 lid 2 Sv de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan daarom geen algemene regels geven over de toepassing van artikel 342 lid 2 Sv, maar daarover slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid geven door het beslissen van concrete gevallen. Opmerking verdient nog dat het bij de beoordeling in cassatie of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv is voldaan, van belang kan zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is, nader heeft gemotiveerd.” [1]
Het tweede middel
met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren”, terwijl uit de gebezigde bewijsmiddelen niet blijkt dat de verdachte iets heeft weggenomen, noch dat hij met het bewezen verklaarde oogmerk heeft gehandeld.
De bewezenverklaring en de bewijsmotivering in zaak B
omstreeks de periode van 15 december 2019 tot en met 14 februari 2020 te Amsterdam, een Apple Macbook (type: Air 11, serienummer: [...] ), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.”
Ten aanzien van zaak B
1. Een proces-verbaal van verhoor van de aangever [aangever 2] met nummer PL1300-2019264384-1 van 19 december 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7] , met bijlage, ongenummerd.
Het derde en het vierde middel
wistdat het om een door misdrijf verkregen goed ging. De twee middelen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.