ECLI:NL:PHR:2025:73

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
22/03782
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Conclusie plv. AG. Jaddoe inzake diefstal met geweld en DNA-bewijs

In deze zaak gaat het om de verdachte, geboren in 1991, die door het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 oktober 2022 is veroordeeld voor diefstal met geweld. De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen deze veroordeling. De zaak betreft een diefstal die plaatsvond op 16 december 2020 in Sittard, waarbij de verdachte samen met een ander een pakket en een handscanner heeft weggenomen van een pakketbezorgster. De verdachte heeft in cassatie één middel voorgesteld, waarin wordt geklaagd dat het hof onvoldoende gemotiveerd is afgeweken van het standpunt van de verdediging, dat de verdachte vrijgesproken moest worden. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met geweld, onderbouwd door DNA-onderzoek dat aantoont dat het mondkapje dat op de plaats delict werd aangetroffen, DNA van de verdachte bevatte. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak op 21 januari 2025 de conclusie van de procureur-generaal overgenomen, die stelde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidt tot strafvermindering. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer22/03782
Zitting21 januari 2025
CONCLUSIE
V.M.A. Sinnige
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 4 oktober 2022 door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch wegens in de zaak met parketnummer 03-187935-21 “diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen” en in de zaak met parketnummer 03-062873-21 “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden met aftrek van voorarrest. Het hof heeft daarbij de teruggave gelast van een in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp. [1]
1.2
Namens de verdachte heeft E.E.W.J. Maessen, advocaat in Maastricht, één middel van cassatie voorgesteld.

2.Het middel

2.1
Het middel klaagt blijkens de toelichting dat het hof ontoereikend gemotiveerd is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt dat de verdachte in de zaak met parketnummer 03-187935-21 moet worden vrijgesproken.
2.2
Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 03-187935-21 bewezenverklaard dat:
“hij op 16 december 2020 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, de [a-straat 1] , een postpakket en een handscanner die aan [A] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld met geweld tegen [aangeefster] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [aangeefster] weg te trekken en vast te pakken en die [aangeefster] een harde klap op haar borst te geven”.
2.3
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 16 december 2020 (dossierpagina’s 350-352), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangeefster] :
Op woensdag 16 december 2020, was ik in dienst. Ik werk bij [A] als pakketbezorgster. Omstreeks 17.30 uur was ik met mijn bus op de [a-straat 1] te Sittard in de gemeente Sittard-Geleen. Ik werd aangesproken door een jongeman. Ik hoorde dat hij zei: "Mevrouw, ik heb een vraagje. Ik ben werkzoekende". Op dat moment hoorde ik de schuifdeur van mijn bus opengaan. Hierop ben ik direct naar mijn bus gerend, naar de rechterzijde van de bus. Ik zag dat er een breekijzer op straat lag. Ik zag dat een andere jongeman in mijn bus stond. Ik zag dat hij een pakket vasthield. Ik heb deze jongeman vastgepakt en de bus uitgetrokken. Ik zag dat deze jongeman met het pakket uit mijn bus viel op de straat. Op dat moment kwam de jongeman die mij als eerste aansprak en deze trok mij weg van de jongeman met het pakket. Ik voelde dat hij mij vastpakte. Ik voelde een harde klap op de borst. Ik voelde direct een felle pijnscheut op mijn borst door deze klap. Ik zag dat een van de jongemannen het breekijzer van de straat pakte. Ik zag dat de jongeman die mij aansprak wegrende met een pakket. Ik zag dat de tweede jongeman mij tegenhield. Ik zag dat hij de handscanner pakte en wegrende. Ik weet zeker dat er een pakket is weggenomen. Beiden waren donker gekleed. De klap die ik op mijn borst heb gekregen, voel ik nog steeds.
2. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 16 december 2020 (dossierpagina’s 361-362), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Vandaag, woensdag 16 december 2020, liep ik langs het tankstation Tinq aan de [b-straat] in Sittard. Ten hoogte van dit tankstation zag ik, op 5 meter afstand, voor mij twee jongens rennen. Ik zag dat zij mij kruislings passeerden van links naar rechts. Ik zag dat die twee jongens de [c-staat] in renden. Ik zag dat die twee jongens een steegje in renden. Ik zag dat die twee jongens stil stonden in dat steegje en dat ze om het hoekje keken. Terwijl ik terug liep zag ik dat die twee jongens het steegje uitrenden. Ik omschrijf de jongens als volgt:
Jongen 1:
- de jongen droeg een blauw mondkapje. Een medisch kapje die er medisch uitziet maar het niet is. Het betrof een wegwerp mondkapje.
Ik zag dat die jongen een pakketje vasthield, kartonkleurig, 30x20x10 cm.
Jongen 2:
- die jongen droeg hetzelfde mondkapje, maar het leek erop dat die een baard of een snor had. Geen flinke baard of snor, meer iemand die verlangde naar een baard of snor. Ik vergelijk hem met een Bram Krikke snor.
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 december 2020 met bijlage (dossierpagina’s 358 t/m 360), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op woensdag 16 december 2020 kregen wij de melding om te rijden naar de [a-straat 1] ter hoogte van perceel [nummer 1] te Sittard in verband met een diefstal met geweld op een pakketbezorger van de [A] . Wij hoorden dat genoemde centralist portofonisch doorgaf dat deze diefstal met geweld gepleegd was door 2 personen.
Ter plaatse hebben wij gesproken met hieronder genoemde slachtoffer [aangeefster] . Wij hoorden dat [aangeefster] zei dat ze net was beroofd van haar handscanner en een pakketje en dat de 2 daders waren weggerend in de richting van de [b-straat] . Tevens werden wij op de plaats delict aangesproken door [getuige 1] . Wij hoorden dat [getuige 1] zei dat hij 2 personen met een pakketje had zien lopen op de [c-staat] te Sittard en dat deze 2 personen een paadje in gelopen waren naast het perceel [c-staat 1] te Sittard, welke leidde naar de achterzijde van deze woningen. Wij hoorden dat [getuige 1] zei dat hij even later beide personen weer uit het paadje zag komen en dat deze 2 personen vervolgens richting de [d-straat] te Sittard liepen. Wij hoorden dat deze personen een mondkapje zouden dragen. Wij hebben ons vervolgens begeven naar het paadje naast perceel [c-staat 1] . Wij zagen dat aan de achterzijde van [nummer 2] , op de grond, een blauw wegwerp mondkapje lag. Wij zagen dat de bestrating, waar dit mondkapje op lag, nat was en dat het mondkapje droog was. Wij zagen dat het mondkapje zo gevormd was alsof het gedragen was.
Toen wij achter de woningen een onderzoek instelde werden wij aangesproken door de bewoner van [c-staat] [nummer 3] , zijnde de hieronder genoemde [getuige 2] . Wij hoorden dat [getuige 2] zei dat hij had gezien dat 2 personen achter de woningen stonden ter hoogte waar het mondkapje op de grond lag en dat deze personen waren weggerend nadat het licht achter de woning aan sprong. Van het aangetroffen mondkapje werd een foto genomen welke bij dit proces-verbaal gevoegd is. Gezien bovenstaande heb ik, verbalisant [verbalisant 1] , het aangetroffen mondkapje te 17:55 uur middels een DNA kit inbeslaggenomen.
Door de inmiddels bij het slachtoffer aangekomen leidinggevende werd de ontvreemde handscanner geactiveerd, de scanner straalde uit ter hoogte van het pand [c-staat 2] te Sittard. Tevens werd door deze leidinggevende de handscanner geactiveerd zodat deze een piepgeluid zou afgeven. Genoemde handscanner werd door verbalisanten aangetroffen in het grasveld voor de woning [c-staat 2] .
4. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 16 december 2020 (dossierpagina’s 365-366), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Op woensdag 16 december 2020 omstreeks 17:20 uur, was ik in mijn woning aan de [c-staat 3] te Sittard aanwezig. Ik was op mijn slaapkamer. Op een gegeven moment zag ik dat de buitenlamp van mijn woning aanging. Ik keek via het slaapkamerraam naar buiten en zag twee jongens staan die ter hoogte van de garages stonden. Ik zag dat een van die jongens iets in zijn handen vasthield, volgens was het een witte doos of iets dergelijks. Op de plek waar ik die jongens heb zien staan, lag een mondkapje, ik weet zeker dat dat mondkapje eerder die dag er niet heeft gelegen.
5. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2021 met bijlagen, proces-verbaalnummer LB2R021026-54, BHV nummer 2Q21032263, Onderzoek Berghof (paginanummer 1-6), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
(pagina 3)
Naar aanleiding van een bericht op de locatie zender L1 over de overval op de [A] -pakketbezorgster meldde zich op donderdag 17 december 2020 de bewoner van de woning [b-straat 1] te Sittard aan het bureau. Hij bleek camerabeelden van zijn ringdeurbel te hebben. Op deze beelden waren 2 mannen te zien, een met mondkapje en een zonder mondkapje. Deze mannen zouden duidelijk herkenbaar in beeld zijn. De datum en tijd waarop deze mannen op de ringdeurbelvideo waren te zien was: 16 december 2020 te 17:21 uur. Dit was dus kort voor de overval op de [A] -bezorgster.
(pagina 4)
Op/omstreeks 8 maart 2021 werden foto’s van de 2 mannen, die op de ringdeurbelvideo van de [b-straat 1] te Sittard waren te zien, gedeeld op briefings van de politie. Hierbij werden door [verbalisant 4] , brigadier van politie, deze 2 mannen herkend als zijnde: [verdachte] en [betrokkene 1] .
Op/omstreeks 10 maart 2021 werden foto’s van deze 2 mannen op de lokale zender L1 getoond. Dit waren foto’s afkomstig van de camerabeelden van de [b-straat 1] te Sittard.
(pagina 5)
Naar aanleiding van voornoemd persbericht op/omstreeks 10 maart 2021 meldden zich de getuigen [getuige 5] en [getuige 4] op 11 maart 2021 bij de politie.
6. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 17 december 2020 (ongenummerd), als bijlage gevoegd bij het proces-verbaalnummer LB2R021026-54, BHV nummer 2021032263, Onderzoek Berghof, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Op woensdag 16 december 2020, omstreeks 17.30 uur, hoorde ik geschreeuw van een man en een vrouw. Ik hoorde dat het geschreeuw vanuit de [a-straat 1] kwam. Toen ik bij het kruispunt van de [a-straat 1] en de [e-straat] kwam zag ik een jongen voorbij rennen in de richting van de [b-straat] . Ik zag dat hij een breekijzer of iets dergelijks liet vallen. Ik hoorde het geluid van metaal toen het breekijzer de grond raakte. Ik zag dat de jongen het breekijzer oppakte en doorrende in de richting van de [b-straat] . Ik zag dat een andere jongen achter hem aanrende in de richting van de [b-straat] . Toen ik naar rechts keek zag ik op de [a-straat 1] een bus van de [A] staan. Ik zag dat naast de bus een meisje stond en naar haar borst greep. Ze vertelde mij dat ze net was overvallen door twee jongens. Ik kan de jongens als volgt omschrijven:
Jongen 1:
- donkere kleding
- mondkapje
- had iets wat leek op een breekijzer in zijn handen
Dader 2:
- donkere kleding
- (licht) grijze pet
- mondkapje
7. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2021 (ongenummerd), als bijlage gevoegd bij het proces-verbaalnummer LB2R021026-54, BHV nummer 2021032263, Onderzoek Berghof, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op donderdag 17 december 2020, omstreeks 10.00 uur, verscheen er een man aan de balie van het politiebureau te Sittard. Ik hoorde dat deze man zei: "Ik heb het bericht van de overval op een [A] bezorgster gelezen op de lokale zender L1 Limburg. Ik heb camerabeelden van mijn Ring videodeurbel. Op deze beelden zijn twee personen te zien, eentje met een mondkapje en eentje zonder mondkapje.”
Deze videodeurbel hangt aan een pand aan de [b-straat 1] te Sittard.
Als bijlage van dit proces-verbaal heb ik een plattegrond bij gevoegd met de aanduiding waar de overval heeft plaatsgevonden en het pand waar de videodeurbel hangt. Op de Ring videobeelden is de volgende datum- en tijdaanduiding te zien: 16-12-2020 17:21. Aangeefster vermeldt in haar verklaring dat zij op 16-12-2020 omstreeks 17:30 uur met haar bus op de [a-straat 1] te Sittard was toen zij werd overvallen.
8. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 11 maart 2021 met bijlagen (dossierpagina’s 367-373), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 5] :
Vandaag 11 maart 2021, viel mijn oog op een nieuwsbericht van 1 Limburg. Ik zag een nieuwsbericht met de tekst als kop: 'Politie deelt foto’s van overvallers pakketbezorger Sittard.’ Ik zag dat bij dit bericht een foto werd gedeeld van twee verdachten van deze overval. Het was mij meteen duidelijk dat één van de twee verdachten [verdachte] was. Ik herkende hem meteen aan zijn houding en zijn deels zichtbare gezicht.
U vraagt mij waar ik [verdachte] van ken.
Ik ben werkzaam in de penitentiaire inrichting te [plaats] . Op de afdeling waar ik werk heeft [verdachte] ook gezeten dus ik heb hem in de tijd dat hij gedetineerd was bijna dagelijks gezien en ook gesproken.
Ik ken hierdoor [verdachte] goed en weet heel goed hoe hij eruit ziet en ken zijn lichaamshouding. Hierdoor herkende ik [verdachte] ook direct als één van de verdachten die werd getoond in dit nieuwsbericht over de overval van een pakketbezorger in Sittard.
U vraagt mij wie ik herken als [verdachte] in dit nieuwsbericht waar ik naar verwees.
Ik kan u zeggen dat dit de verdachte betreft die het mondkapje draagt. Hij staat op de foto links. Onderaan het nieuwsbericht waarvan ik u ook de link zal doorsturen staat een foto van de twee verdachten. [verdachte] herken ik dus als de verdachte die links staat.
9. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 11 maart 2021 met bijlagen (dossierpagina’s 374-379), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
Ik ben werkzaam ben bij de penitentiaire inrichting te [plaats] . Ik werk op de afdeling waar [verdachte] ook heeft gezeten. Hij zat enige tijd geleden nog gedetineerd in [plaats] .
Ik heb [verdachte] bijna dagelijks gezien en ook gesproken. Ik kan u dus zeggen dat ik [verdachte] al langere tijd ken. Ik weet hoe hij uitziet en hoe zijn lichaamshouding is.
Ik werd vandaag, 11 maart 2021, telefonisch bericht door [getuige 5] dat er een nieuwsbericht was van een overval in Sittard. Nadat ik de link die [getuige 5] me stuurde opende, zag ik een foto van de verdachten van deze overval. Zonder enige twijfel wist ik meteen dat de verdachte die links op de foto stond [verdachte] was. Ik herkende hem meteen. De manier waarop hij staat, dus zijn houding en aan zijn hoofd. Ik zag wel dat hij een pet droeg en een mondkapje maar desondanks kan ik u met zekerheid zeggen dat dit [verdachte] is. Door mijn werk en het feit dat ik hem al zo vaak heb gezien en gesproken was het voor mij meteen duidelijk.
10. Het proces-verbaal veiligstellen en overdracht DNA-sporendrager t.b.v. DNA-kit d.d. 16 december 2020 (dossierpagina 397), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Naar aanleiding van diefstal met geweld op het adres [a-straat 1] te Sittard, gemeente Sittard Geleen (hof: zo volgt uit het proces-verbaal van bevindingen nr. PL2300-2020202 653-17- dossierpagina 398)
heb ik op woensdag 16 december 2020 te 21:15 uur, de navolgende DNA-sporendrager(s) veiliggesteld.
Omschrijving sporendrager
SIN: AALZ9031NL
Object: Masker
Kleur: Blauw
Bijzonderheden: Mondkapje
Plaats van aantreffen: Achterzijde woning op bestrating, [c-staat 1] .
11. Het proces-verbaal van biologisch vooronderzoek d.d. 8 september 2018 (dossierpagina’s 399-401), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
In verband met een onderzoek naar een overval op een geld- en waardetransport te Sittard in de gemeente Sittard-Geleen werd door mij een forensisch onderzoek verricht naar biologische sporen aan onderstaande sporendragers.
Goednummer: PL2300-2020202653-1378638
SIM: AALZ9031NL
Object: Masker
Kleur: Blauw
Bijzonderheden: Mondkapje
Ik heb van het mondkapje de gehele witte zijde en de gehele blauwe zijde bemonsterd op humaan biologische sporen. Ik heb de sporen veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOJ8195NL en AAOJ8196NL, verpakt en verzegeld.
Veiliggestelde sporen
Spoornummer: PL2300-2020202653-70388
SIN: AAOJ8I95NL
Relatie met SIN: AALZ9031NL
Spoortype: Biologisch
Spooromschrijving: Epitheel
Plaats veiligstellen: Gehele witte zijde mondkapje
Spoornummer: PL2300-2020202653-70390
SIN: AAOJ8I96NL
Relatie met SIN: AALZ9031NL
Spoortype: Biologisch
Spooromschrijving: Epitheel
Plaats veiligstellen: Gehele blauwe zijde mondkapje
12. Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van The Maastricht Forensic Institute te Maastricht d.d. 30 maart 2021, zaaknummer TMFI2021.4835, opgemaakt door Forensisch DNA-deskundige in opleiding dr. M. Moorlag en NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige dr. P.J. Herbergs (dossierpagina’s 408-410), voor zover inhoudende als relaas van rapporteurs:
tabel 1: resultaat van het DNA-onderzoek
Gehele witte zijde mondkapje
AA0J8195NL
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man.
Het DNA-mengprofiel is geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek met het DNA-profiel van een persoon.
Verdachte [verdachte] kan donor zijn van celmateriaal in de bemonstering
Gehele blauwe zijde mondkapje
AAOJ8196NL
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man.
Het DNA-mengprofiel is geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek met het DNA-profiel van een persoon.
Verdachte [verdachte] kan donor zijn van celmateriaal in de bemonstering
13. Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van The Maastricht Forensic Institute te Maastricht d.d. 19 april 2021, zaaknummer TMFI2021.4835-2, opgemaakt door Forensisch DNA-deskundige in opleiding dr. M. Moorlag en NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige dr. P.J. Herbergs (dossierpagina’s 413 en 414), voor zover inhoudende als relaas van rapporteurs:
Het betreft een berekening van de bewijskracht van donorschap van verdachte [verdachte] .
Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van celmateriaal van verdachte [verdachte] in de bemonsteringen van de gehele witte zijde mondkapje AAOJ8195NL en de gehele blauwe zijde mondkapje AAOJ8196NL is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen:
Ten aanzien van de bemonstering gehele witte zijde mondkapje AAOJ8I95NL
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van verdachte [verdachte] en een onbekende, niet verwante persoon.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van twee onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Ten aanzien van de bemonstering gehele blauwe zijde mondkapje AAOJ8196NL
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van verdachte [verdachte] en twee onbekende, niet verwante personen.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van drie onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Er wordt gebruik gemaakt van de volgende reeks waarschijnlijkheidstermen met bijbehorende likelihood ratio interval:
Extreem veel waarschijnlijker >1.000.000”.
2.4
Het hof heeft het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt als volgt weergegeven en verworpen:
“De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep […] bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder parketnummer 03-187935-21. Daartoe is - op gronden zoals verwoord in de pleitnota – aangevoerd dat:
- cliënt geen buitenlands accent heeft zoals is omschreven in de aangifte en bovendien cliënt niet tussen de 16 en 20 jaar maar 30 jaar oud is;
- de conclusie betreffende het DNA niet bruikbaar is en een mondmasker een verplaatsbaar object is;
- niemand verklaard heeft over een opvallend mondmasker;
- er geen ambtshalve herkenning door de politie heeft plaatsgehad.
Het hof overweegt als volgt.
Naar het oordeel van het hof vindt het door de verdediging gevoerde verweer weerlegging in de inhoud van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen. Uit de bewijsmiddelen blijkt van het navolgende:
- op 16 december 2020 is in Sittard door twee personen een diefstal met geweld op een [A] -medewerkster gepleegd. Een van de daders heeft aangeefster aangesproken, terwijl de ander haar bestelbus heeft geopend en daaruit een pakket heeft weggenomen. Naast het pakket is ook een handscanner weggenomen;
- gezien is dat er twee personen (die een mondmasker droegen en waarvan er één een pakketje had) zijn weggerend en een paadje zijn ingegaan. In de directe nabijheid daarvan werd niet veel later een mondmasker op de grond aangetroffen, waarbij is opgevallen dat het mondmasker droog was terwijl de grond erom heen nat was. Hieruit leidt het hof af dat dat mondmasker er nog niet lang lag;
- in de directe nabijheid van het paadje is eveneens de weggenomen handscanner aangetroffen.
Het hof is van oordeel dat uit het vorenstaande -in onderling verband en samenhang bezien- volgt dat de twee personen die het paadje in renden de daders van de diefstal met geweld zijn en dat het mondmasker door een van de daders van die diefstal in het steegje is achtergelaten. Het hof merkt het mondmasker dan ook aan als daderspoor.
Dat het de verdachte is die het mondmasker aldaar heeft achtergelaten en derhalve een van de daders van de overval is kan worden vastgesteld op grond van de rapportage van “The Maastricht Forensic Institute” (de hypothese dat de bemonstering van de binnenzijde en de buitenzijde van het mondmasker DNA van de verdachte en twee onbekend gebleven personen bevat is extreem veel waarschijnlijker geacht dan de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van drie onbekend gebleven personen) en vindt bevestiging in de omstandigheid dat de verdachte zich korte tijd voor de diefstal met geweld op een afstand van 150 meter daarvan bevond.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder parketnummer 03-187935-21 tenlastegelegde. Het door de verdediging aangedragen, maar overigens niet geconcretiseerde scenario, dat het mondmasker niet door de verdachte is achtergelaten en op een andere wijze op die locatie is terechtgekomen, acht het hof niet aannemelijk geworden en het enkele feit dat een mondmasker een verplaatsbaar object is maakt dat naar het oordeel van het hof gelet op de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders.”
2.5
In de schriftuur wordt allereerst geklaagd dat het hof niet is ingegaan op de argumenten dat:
(i) de aangeefster heeft verklaard dat de daders spraken met een buitenlands accent, terwijl de verdachte niet met zo’n accent zou spreken;
(ii) de aangeefster heeft verklaard dat de daders tussen de 16 en 20 jaar oud zijn, terwijl de verdachte 30 jaar oud was;
(iii) op de beelden van de Ringdeurbel voorafgaand aan de diefstal, waarop de verdachte is herkend, een opvallend mondmasker is te zien (“lijkt op de mond van een aap”) dat door geen enkele getuige of de aangeefster is benoemd;
(iv) de aangeefster en de getuigen hebben verklaard dat één dader een jas droeg met een merkteken van North Face, terwijl zo’n jas niet is te zien op de videobeelden van de Ringdeurbel voorafgaand aan de diefstal (waarop de verdachte is herkend).
2.6
Deze klachten falen. Het hof hoeft niet op ieder argument voor een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt apart in te gaan, [2] maar moet uitleggen waarom het naar voren gebrachte maar niet aanvaarde standpunt van de verdediging – in dit geval: dat de verdachte moet worden vrijgesproken – niet wordt gevolgd. Het hof heeft dat toereikend gedaan door te overwegen dat (i) bij de diefstal met geweld naast het pakket een handscanner is weggenomen, (ii) de twee daders, die een mondmasker droegen en waarvan er één een pakketje had, zijn weggerend en een paadje zijn ingegaan, (iii) in de directe nabijheid van dat paadje niet veel later een droog mondmasker op natte grond is aangetroffen, waaruit het hof afleidt dat dat mondmasker er nog niet zo lang lag, en (iv) in de directe nabijheid van het paadje de weggenomen handscanner is aangetroffen. Het hof heeft daaruit niet onbegrijpelijk afgeleid dat de twee personen die het paadje in renden de daders van de diefstal met geweld waren en dat het mondmasker door een van de daders van die diefstal in het steegje is achtergelaten. Dat het de verdachte is geweest die het mondmasker heeft achtergelaten heeft het hof vervolgens vastgesteld op basis van DNA-onderzoek. [3] Het hof heeft daarbij ook betrokken dat de verdachte korte tijd voor de diefstal in de buurt van de plaats delict was, hetgeen kan worden afgeleid uit meerdere voor het bewijs gebruikte herkenningen. Daarom faalt het middel tot zover.
2.7
Daarna wordt in de schriftuur geklaagd dat indien het hof heeft geoordeeld dat de stellingen van de raadsvrouw worden weerlegd door – kort gezegd – de uitkomsten van het DNA-onderzoek, dat ook niet zonder meer begrijpelijk is omdat het hof ontoereikend heeft gemotiveerd waarom het gevonden mondkapje een daderspoor is. In dat verband wordt gewezen op wat de verdediging heeft aangevoerd (“ [getuige 1] heeft verklaard dat hij twee jongens met een mondkapje op een steegje in zag rennen, om het hoekje kijken en vervolgens weer het steegje uitrennen”) en op bewijsmiddel 3, waaruit zou volgen dat de [getuige 1] aan de verbalisanten heeft medegedeeld dat de twee rennende personen mondmaskers droegen. Dit zou niet stroken met het oordeel van het hof dat één van de twee verdachten een mondmasker heeft achtergelaten.
2.8
De klacht ziet op de verklaringen van de [getuige 1] die zijn opgenomen in bewijsmiddel 2 en 3. Uit die verklaringen volgt niet dat de beide verdachten het mondkapje ook bij het verlaten van het steegje nog droegen, zoals door de steller van het middel kennelijk wordt verondersteld. Daarom mist de klacht feitelijke grondslag.

3.Slotsom

3.1
Het middel faalt. Omdat het middel gaat over de bewezenverklaring van een feit waarvan de verdachte in eerste aanleg is vrijgesproken, ligt afdoening op de voet van art. 81 lid 1 RO niet voor de hand. [4]
3.2
Ambtshalve merk ik op dat de Hoge Raad uitspraak gaat doen nadat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak, zoals bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM, op 7 oktober 2024 is overschreden. Dat moet leiden tot strafvermindering. [5] Verder heb ik ambtshalve geen grond voor vernietiging van de uitspraak van het hof aangetroffen.
3.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
plv. AG

Voetnoten

1.Hof ’s-Hertogenbosch 4 oktober 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3618.
2.HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130,
3.Het hof overweegt: “de hypothese dat de bemonstering van de binnenzijde en de buitenzijde van het mondmasker DNA van de verdachte en twee onbekend gebleven personen bevat is extreem veel waarschijnlijker geacht dan de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van drie onbekend gebleven personen”.
4.HR 24 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:40,
5.Vgl. HR 26 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:492.