3.2Aan de bewezenverklaring heeft het hof de volgende bewijsoverweging – met weglating van voetnoten – ten grondslag gelegd:
De raadsman heeft aangevoerd dat al het vervolgonderzoek naar de betrokkenheid van verdachte bij de tenlastegelegde feiten geheel gebaseerd is op de onrechtmatige inzet van de SI. Dit onderzoek en de vruchten daarvan moeten om die reden als onrechtmatig worden gekwalificeerd en worden uitgesloten van het bewijs.
Dat betekent dat er onvoldoende bewijs is voor de tenlastegelegde feiten waardoor verdachte moet worden vrijgesproken.
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een bewezenverklaring van de feiten 4 subsidiair en 5. Zij heeft vrijspraak gevorderd van het tweede feit.
Het hof heeft hiervoor geoordeeld dat de inzet van de SI onrechtmatig is geweest.
Concreet houdt dit in dat de verklaringen van verdachte tegenover de SI niet voor het bewijs zullen worden gebruikt.
Datzelfde geldt voor de onderzoeksresultaten die naar aanleiding van deze verklaringen zijn verkregen en die betrekking hebben op de wijze waarop de onder 4 tenlastegelegde brand zou zijn gesticht.
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er in die situatie voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van de nog aan de orde zijnde feiten 2, 4 en 5 te kunnen komen.
Voor de beantwoording van deze vraag acht het hof de volgende uit de bewijsmiddelen volgende feiten en omstandigheden van belang.
Bij het vaststellen van de relevante feiten en omstandigheden heeft het hof geen gebruik kunnen maken van verklaringen van verdachte, aangezien zij in alle stadia, van het opsporingsonderzoek en in alle fases van haar vervolging heeft gezwegen op zaaksgerichte vragen ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten. Verdachte heeft die feiten in de politieverhoren en ook op de zitting van het hof niet bekend, maar ook niet ontkend.
Feit 2 (de aangifte van [betrokkene 1] met betrekking tot de Citroen Saxo)
De moeder van verdachte ( [betrokkene 1] ) heeft op 26 april 2016 aangifte gedaan van (poging tot) brandstichting aan haar personenauto. Zij heeft onder meer verklaard dat zij haar blauwe Citroen Saxo op 25 april 2016 omstreeks 18.00 uur parkeerde aan de [a-straat 1] in [plaats] ter hoogte van huisnummer […] . Toen zij op 26 april 2016 omstreeks 12.00 uur haar dochter wilde wegbrengen, rook zij bij het instappen in haar auto direct een benzinelucht.
Later zag zij bij het uitstappen een zwarte veeg op de ruit aan de bestuurderskant. Bij de plek waar ze haar auto de avond tevoren had neergezet, zag ze dat de grond zwart was en ook naar benzine rook. De benzine lag verspreid op de straat. Ze herkende de geur en in de glinstering van het water op het wegdek zag ze verschillende kleuren. Nadat ze de motorkap met haar hand had aangeraakt, rook ze ook de geur van benzine aan haar handen.
Op de foto’s die achter de aangifte zijn gevoegd, is te zien dat op de ruit van het bestuurdersportier een dikke zwarte, deels vernevelde, streep zichtbaar is.
Een vriendin van aangeefster, getuige [betrokkene 13], heeft verklaard dat ze op een morgen gebeld werd door [betrokkene 1] die haar vroeg om langs te komen. Toen de getuige bij haar de straat in kwam, rook ze al benzine. Ze zag op het voorportier van de auto een gedeelte zwart.
In de telefoon van verdachte is een bericht aangetroffen van haar vriendin [betrokkene 2] van 28 april 2016, waarin deze aan verdachte schrijft: ‘Opdonderen, jij bent psychopaat mevrouw, jij koopt benzine en gooit het over een auto heen’.
De politie heeft vervolgens deze getuige, [betrokkene 2] , op 31 maart 2017 gehoord. Zij heeft onder meer verklaard dat verdachte boos was op de hele wereld, met name op haar moeder, zus en broer. Verdachte zei wel eens aan de telefoon dat ze naar de benzinepomp wilde gaan om benzine te halen en ze wilde dan de auto van haar moeder in de fik steken. Ze zei dat vaak. Ze wilde een jerrycan met benzine halen bij de benzinepomp.
De verklaring van [betrokkene 2] vindt bevestiging in de verklaring van haar vriend, getuige [betrokkene 3] . Hij heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat [betrokkene 2] hem vertelde van berichten die zij ontving van een vriendin van haar uit het verleden, waarin over brand werd gesproken.
Zo zou verdachte met dingen zijn gekomen zoals die auto in de brand steken en zou zij hebben gezegd dat ze naar het benzinestation wilde gaan en benzine wilde kopen. Ook heeft [betrokkene 2] hem wel berichten laten lezen die hij dreigend vond.
Feiten 4 en 5 (de brandstichting in/aan de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] )
Op 14 januari 2017 omstreeks 03.40 uur werd er melding gemaakt van een woningbrand aan de [a-straat 1] te [plaats] . De melding werd gedaan door één van de bewoners die zichzelf via haar slaapkamerraam in veiligheid had weten te brengen. De meldster gaf aan dat er nog een persoon in de woning aanwezig zou zijn en dat deze lag te slapen op de zolder. De brandweer trof de voordeur slotvast afgesloten aan, waarop één van de brandweermannen de deur met behulp van een zogenaamde bonk openbrak. De deur brak daardoor in tweeën. Hierop zijn vier brandweermannen en de brandweercommandant het huis binnengegaan waar ze op de zolder een jonge vrouw aantroffen. Die vrouw werd direct naar buiten gedragen en overgedragen aan het ter plaatse gekomen ambulancepersoneel. Zij werd uiteindelijk overgebracht naar het Brandwondencentrum te Beverwijk waar ze een dag later, op 15 januari 2017, aan haar als gevolg van de brand opgelopen verwondingen is overleden.
Het slachtoffer bleek [betrokkene 4] te zijn, geboren op [geboortedatum] 2005.
Op 14 januari 2017 werd de zoeking in de woning ten behoeve van het brandverloop en sporenonderzoek geopend door de rechter-commissaris.
Gelet op het aangetroffen beeld van het brandverloop is de brand ontstaan in de hal achter de voordeur, waarna die zich heeft uitgebreid verder de hal in. Gezien de bevindingen is het zeer aannemelijk dat de brand is ontstaan als gevolg van het al dan niet opzettelijk bijbrengen van een ontbrandbare vloeistof en het achterlaten van vuur in enigerlei vorm. Een technische oorzaak, kan worden uitgesloten.
Nader onderzoek aan het lichaam van [betrokkene 4] wees uit dat het intreden van de dood kon worden verklaard door verwikkelingen van thermische geweldsinwerking, namelijk een brand. Dat heeft geleid tot een hoog koolmonoxidegehalte, thermische schade aan de luchtwegen/longen (en secundair aan de hersenen), een infauste prognose en noodzaak tot staken van medisch handelen met de dood tot gevolg.
Tijdens en na de brand waren de bewoners van perceel 51 en 55 thuis. Zij gaven aan veel rookoverlast in hun woning te ondervinden. Daarom wordt er gesteld dat er door de brand gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen was te duchten en dat het feit iemands dood ten gevolge had.
Uit de aangifte van de bewoner van de [a-straat 2] en de verklaring van de bewoner van de [a-straat 3] blijkt dat ook deze personen ten tijde van de brand met hun gezin in hun woning lagen te slapen.
Y. [betrokkene 6] heeft namens zijn moeder [betrokkene 6] aangifte gedaan van brandstichting. Hij heeft daarbij verklaard dat hij woont aan de [a-straat 2] te [plaats] , samen met zijn moeder en zijn zusjes. Op 14 januari 2017, tussen 03.30 uur en 03.45 uur, werd hij wakker op de eerste verdieping van de woning en rook hij een brandlucht. Hij zag overal rook en toen heeft hij iedereen in hun woning wakker gemaakt, ook zijn broertje dat op zolder lag waar de meeste rook was. Hij kon niets meer zien. Er was rook in hun woning gekomen en daardoor zijn goederen beschadigd in de woning.
[betrokkene 7] heeft verklaard dat hij woonachtig is aan de [a-straat 3] te [plaats] en dat de brand is begonnen in het buurhuis op [a-straat 1] . In de woning van [betrokkene 7] sliepen op dat moment vijf personen: zijn vrouw, zijn drie kinderen en hijzelf. Hij heeft ook verklaard dat de schade aan de inboedel voornamelijk rookschade betreft.
De woning aan de [a-straat 1] is de woning van de moeder van verdachte. Haar auto stond die avond en nacht in de straat geparkeerd, waardoor het eruitzag alsof zij thuis was.
Achtergrond verdachte en relatie van verdachte met haar moeder
Wat betreft de verdenking die tijdens het opsporingsonderzoek jegens verdachte is gerezen, is het volgende van belang.
Verdachte, roepnaam [verdachte] , is de dochter van [betrokkene 1] . Vanaf haar eerste tot haar zesde jaar is zij opgegroeid bij haar grootouders in Vietnam. Toen zij zes jaar oud was, kregen haar ouders en haar inmiddels twee jaar oude zusje de vluchtelingenstatus en werden zij toegelaten tot Nederland. Hier werd haar broertje geboren. In datzelfde jaar kwam verdachte in het kader van gezinshereniging naar Nederland, ondanks verzet van haar grootouders. Na de scheiding van haar ouders bleef verdachte met haar jongere broer en zusje bij moeder wonen, waar sprake was van een onveilig opvoedklimaat met affectieve en pedagogische verwaarlozing. Uit de milieurapportage valt op te maken dat verdachte volgens referenten na een periode van verwenning door moeder, werd gekleineerd, onderdrukt en achtergesteld. In haar tienerjaren werd verdachte door moeder uit huis gezet en werd zij in een pleeggezin geplaatst. Verdachte werd ook meermalen opgenomen, zowel vrijwillig als gedwongen, in een psychiatrisch ziekenhuis.
Verdachte woont vanaf haar 23ste jaar zelfstandig en wordt sindsdien in wisselende periodes, begeleid. Zij slikt medicatie in verband met de diagnose paranoïde schizofrenie die is gesteld toen zij 21 was. Als ze geen medicatie neemt, raakt ze naar haar eigen zeggen in de war en weet ze soms niet meer welke dag het is.
Op 5 mei 2015 heeft verdachte geprobeerd aangifte wegens mishandeling tegen haar moeder te doen. Ze werd volgens het proces-verbaal van politie weggestuurd omdat aan haar verhaal geen touw viel vast te knopen.
Op 15 juni 2015 omstreeks 03.45 uur is de voorgevel van dönerzaak [A] te [plaats] overgoten met brandbare vloeistof en in brand gestoken. Moeder [betrokkene 1] en verdachtes halfzus [betrokkene 4] woonden op dat moment in dat pand.
Op 3 maart 2016 deed verdachte aangifte van mishandeling en verwaarlozing tegen haar moeder. Uit het bij de aangifte gevoegde document kan worden opgemaakt dat verdachte haar moeder dood wenste voor wat ze verdachte zou hebben aangedaan. Ze zou hebben gezegd: “Mijn familie wil ik dood omdat ze me niet met rust laten”.
Op 9 april 2016 werd door de politie aan verdachte medegedeeld dat haar aangifte wegens verjaring niet in behandeling werd genomen.
Op 25 april 2016 werd de auto van moeder [betrokkene 1] voor de deur van haar woning met brandbare vloeistof overgoten (het tweede tenlastegelegde feit).
Op 27 december 2016 belde verdachte met de politie. In dit gesprek zei ze dat ze gestalkt en bedreigd werd door haar familie. Ze noemde haar moeder een psychopaat en gestoord.
Op 11 januari 2017 belde verdachte nogmaals met de politie. In dat gesprek gaf ze aan dat ze gestalkt werd door een oude buurvrouw en dat ze haar familie overal zag.
Daarnaast zijn er verschillende getuigen gehoord die over verdachte en over de relatie van verdachte met haar moeder en verdere familie hebben verklaard.
Zo heeft getuige [betrokkene 14], een vriendin van de familie die verdachte in haar jeugd regelmatig heeft opgevangen, verklaard dat ze denkt dat het heel traumatisch voor verdachte is geweest dat ze de eerste vijf jaar van haar leven zonder moeder heeft moeten doorbrengen. Ze begreep dat verdachte heel erg boos was over wat haar moeder haar had aangedaan en dat die boosheid gaandeweg is veranderd in haat.
Getuige [betrokkene 8] , een vroegere vriendin van verdachte, heeft het volgende verklaard. Verdachte was altijd heel boos over haar familie. Ze haatte haar familie echt. Volgens de getuige heeft de broer van verdachte verteld dat verdachte tijdens een ruzie geprobeerd heeft haar moeder neer te steken. De getuige verklaarde ook dat ’s nachts de wanen bij verdachte begonnen en dat ze dan ze op haar slechtst was. Volgens [betrokkene 8] is niemand gevaarlijker dan [verdachte] .
Ook getuige [betrokkene 9] , eveneens een vroegere vriendin van verdachte, heeft over de relatie tussen verdachte en haar familie verklaard. Volgens [betrokkene 9] zat verdachte vol haat naar haar familie. Verdachte zou [betrokkene 9] ook opgebeld hebben en gezegd hebben dat ze het bedrijf van haar moeder aan de [b-straat] in de fik wilde steken. Dat zou ze ook geprobeerd hebben. Ook was verdachte bezig met een aangifte tegen haar familie. Ze zocht een reden om iets tegen hen te kunnen doen, een soort wraak. Ze was er dag en nacht mee bezig.
Ook is getuige [betrokkene 10] op 31 januari 2017 door de politie gehoord. Zij heeft verklaard dat verdachte veel haat heeft naar haar moeder. Verdachte heeft ook tegen de getuige gezegd dat ze een keer wakker werd met drukte in haar hoofd en dat ze toen wasbenzine gegooid had over de gevel van de zaak waar haar moeder werkte. Ze vertelde dat ze die gevel in de fik had gestoken.
Verdachte had de brand eerst in de wasbak uitgeprobeerd met het idee om het daarna bij de winkel te doen. Ze was onder de indruk van de vlam in de wasbak.
Een dag na de brandstichting in de woning aan de [a-straat 1] , op 15 januari 2017 heeft de politie telefonisch contact met verdachte gehad. Daarover is het volgende gerelateerd.
Verdachte wil niets met haar familie te maken hebben. Ze heeft heel vaak aangifte tegen de familie gedaan. Het boeit haar niet wat er met hen gebeurt en het liefst wil zij ze ook dood hebben.
Uit al het voorgaande leidt het hof af dat er bij verdachte al gedurende langere tijd sprake was van boosheid en haat tegen haar familie en in het bijzonder haar moeder. Ook leidt het hof eruit af dat ze met het idee rondliep om wraak te nemen, in de zin van een actie tegen haar moeder waarbij het specifiek om brandstichting ging.
Nader onderzoek naar de woningbrand in/aan de [a-straat 1] te [plaats]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] blijkt dat hij op 17 februari 2017 assistentie heeft verleend bij een onderzoek door het NFI, ingesteld naar aanleiding van de woningbrand aan de [a-straat 1] . Op voornoemde datum werd een onderzoek ingesteld naar mogelijk gebruikte ontbrandbare vloeistoffen.
Hierbij werd op de laminaatvloer links en rechts van de trap naar de eerste etage een indicatie verkregen. Ook werd rondom de deurpost naar de woonkamer, aan de rechterzijde, een indicatie verkregen. Op grond hiervan zijn monsters genomen.
De volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
SIN : AAHK9169NL
Spooromschrijving : brandrest
Plaats veiligstellen : trap links begane grond
SIN : AAHK9168NL
Spooromschrijving : brandrest
Plaats veiligstellen : kozijn woonkamerdeur rechterzijde
SIN : AAHK9170NL
Spooromschrijving : brandrest
Plaats veiligstellen : trap rechts begane grond
Naar aanleiding van de brand is op 9 maart 2017 ook ander forensisch onderzoek verricht aan de woning aan de [a-straat 1] . Verbalisant [verbalisant] heeft daarover het volgende gerelateerd:
“Op 9 maart 2017 werd door mij, verbalisant, als forensisch onderzoeker, een forensisch onderzoek verricht in verband met een brandstichting, gepleegd op 14 januari 2017 te 03:40 uur. Het onderzoek is verricht aan een woning met adres [a-straat 1] te [plaats] . Op verzoek van TGO coördinator [betrokkene 11] werd door mij een onderzoek uitgevoerd naar een zwartkleurige verkleuring.
Deze verkleuring bevindt zich op de gemetselde stenen buitenmuur aan de voorzijde van de woning, rechts van de woonkamererker ter hoogte van de onderzijde van een openslaand raampje.
Op het witkleurige raamkozijn van de woonkamererker zag ik eveneens een zwartkleurige vreemde stof in de vorm van een verneveld spetterpatroon. Ik zag dat deze vreemde stof zich op gelijke hoogte bevond als de vreemde stof op de muur. Ik zag dat de stof droog was en zeer waarschijnlijk verf betrof. De zwartkleurige stof op de muur is zeer waarschijnlijk dezelfde verf als de vermoedelijke verf op het houten raamkozijn. Op de manier waarop de lijnen op de muur geplaatst zijn, waarbij de verf eveneens op het raamkozijn terecht is gekomen, is het zeer waarschijnlijk geplaatst door middel van een spuitbus.
Een deel van het witkleurige hout van het raamkozijn, met daarop de vreemde zwartkleurige stof werd door mij veiliggesteld, gewaarmerkt en voorzien van SIN:AAFU0501NL voor nader onderzoek. Van de zwartkleurige vreemde stof op de muur werd door mij eveneens een monster veilig gesteld, gewaarmerkt en voorzien van SIN:AAKI4908NL.”
Naast de hierboven genoemde veiliggestelde sporen is op 15 januari 2017 door verbalisant [verbalisant] de voordeur van de woning aan de [a-straat 1] veiliggesteld. Aan deze deur is het onderzoeksnummer (SIN) AAKI4911NL toegekend.
Zowel de moeder als de zuster van verdachte hebben verklaard dat ze de streep op de gevel vlak naast de deur nooit eerder hebben gezien. Zo heeft de moeder, nadat haar een foto werd getoond, verklaard dat ze geen idee had wat het is, dat ze het zo vaak had schoongemaakt maar dit nooit eerder had gezien.
Ook zuster [betrokkene 12] is een foto van de voorzijde van de woning getoond. Zij heeft verklaard dat ze een zwarte streep zag bij het raam en dat ze die nog nooit eerder had gezien.
Het NFI heeft een vergelijkend verfonderzoek uitgevoerd. Daarbij is de zwarte verf, veiliggesteld vanaf het kozijn, de muur en de voordeur van de woning aan de [a-straat 1] , bemonsterd en vergeleken met de verf uit een referentiespuitbus die de politie op 4 april 2017 bij de Hema heeft aangeschaft naar aanleiding van een eerdere aankoop door verdachte van een bus zwarte spuitverf bij de Hema. Het hof komt op deze aankoop hierna nog terug.
Het NFI komt in zijn rapport onder meer tot de volgende bevindingen:
"4. Te onderzoeken materiaal:
AAFU0501NL: Monster Verf (zwartkleurig op houtkozijn) Kozijn rechterzijde erker
AAKI4908NL: Monster Verf (verf in steengruis) Steen gemetselde muur rechts van erker
AAKF4550NL: Referentie spuitbus
AAKI4911NL: Deur