3.2Ten aanzien van de in beslag genomen auto overweegt het hof:
“Onder verdachte is een personenauto, merk Volkswagen Golf met [kenteken] , inbeslaggenomen.
De raadsvrouw heeft zich, overeenkomstig de terechtzittingen in eerste aanleg d.d. 19 december 2017 en in hoger beroep d.d. 8 juni 2021, op het standpunt gesteld dat verbeurdverklaring van de auto niet aan de orde is, primair vanwege de door haar bepleite vrijspraak, en subsidiair, omdat de auto niet voor het begaan van het feit is gebruikt en niet aan verdachte toebehoort. De auto dient derhalve te worden teruggeven aan de eigenaar van de auto, de vader van verdachte.
Ingevolge artikel 33a, eerste lid, onder c, van het Wetboek van Strafrecht zijn voorwerpen met behulp van welke het (strafbare) feit is begaan of voorbereid, vatbaar voor verbeurdverklaring.
Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast. Uit de peilbakengegevens blijkt dat dat voormelde personenauto zich in een korte periode, te weten van 24 mei 2017 tot en met 17 juni 2017 (in totaal zestien dagen), vijftig keer bij de woning aan [a-straat 1] te [plaats ] bevond, alwaar de onder 2 primair genoemde hennepkwekerij is aangetroffen. Verdachte trad daarbij op als bestuurder van de auto.
Verder blijkt dat er tijdens de inbeslagname door de politie onder meer meetapparatuur, lampen, voedingsmiddelen voor planten, een notitieboekje, een bevloeiingssysteem, een cannacutter en twee zwarte knipscharen met hennepresten in de auto zijn aangetroffen. Daarnaast werd er een voedingsschema genaamd ‘Gout schema’ in de auto aangetroffen, voor een periode van tien weken, waarop per week eenheden staan vermeld, alsmede instructies indien sprake is van te hoge of te lage PH-waarden.
Tevens blijkt uit het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 juni 2017 dat, nadat verdachte werd voorgehouden dat uit de rapportage bleek dat de VW Golf in de periode van 24 mei 2017 tot en met 17 juni 2017 meerdere keren op [plaats ] in [plaats ] is geweest, waar een growshop genaamd [A] zit gevestigd, hij heeft verklaard dat
hij daar heen ging omdat, hij wel eens wat nodig had voor zijn eigen plantage, en voor advies.
Uit voorstaande feiten en omstandigheden, waaronder verdachtes eigen verklaring, leidt het hof af dat de auto door verdachte is gebruikt voor het vervoeren van spullen ten behoeve van het opzetten dan wel exploiteren van de onder 2 primair ten laste gelegde hennepkwekerij. De inbeslaggenomen auto betreft naar het oordeel van het hof derhalve een voorwerp met behulp van welke het feit is begaan.
Voor wat betreft de vraag of de auto aan verdachte toebehoort overweegt het hof als volgt.
Anders dan de raadsvrouw, is het hof van oordeel dat de auto aan verdachte toebehoort. Hoewel de auto op naam van de vader van verdachte staat, blijkt het uit dossier eveneens dat verdachte de aanbetaling, en daarnaast het resterende aankoopbedrag van de auto heeft betaald. Tevens blijkt uit de verklaring van de autohandelaar alwaar de auto werd gekocht, dat verdachte zijn handtekening onder de orderbevestiging heeft gezet, de auto na de koop heeft opgehaald bij de verkoper en de auto feitelijk gebruikte. Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat de auto niet aan de vader van verdachte toebehoorde, maar aan laatstgenoemde zelf. De ter terechtzitting d.d. 8 juni 2021 door de vader van verdachte afgelegde verklaring doet daar niet aan af.
Het hof gelast, gelet op het hiervoor overwogene, de verbeurdverklaring van de onder verdachte inbeslaggenomen auto.”