ECLI:NL:PHR:2025:867

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
23/03429
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over berechting in afwezigheid van verdachte en overschrijding redelijke termijn

In deze zaak gaat het om de berechting van de verdachte in afwezigheid, waarbij de Hoge Raad op 9 september 2025 een conclusie heeft getrokken. De verdachte was eerder door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld tot hechtenis voor vier weken wegens overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De advocaat van de verdachte, M.J. Lamers, heeft cassatie ingesteld, waarbij het middel klaagt dat het hof ten onrechte de zaak buiten aanwezigheid van de verdachte heeft afgedaan. De advocaat stelde dat er voldoende redenen waren om aan te nemen dat de verdachte gedetineerd was, maar het hof heeft hier geen nader onderzoek naar gedaan.

Tijdens de zitting op 21 augustus 2023 was de verdachte niet aanwezig, maar was zijn raadsvrouw, F.S. Baardman, wel aanwezig. Zij verklaarde dat de verdachte op de hoogte was van de zitting, maar in Frankrijk verbleef vanwege een overlijden in de familie. De stukken van het geding toonden aan dat de verdachte op het juiste adres was opgeroepen, maar er was geen bewijs dat hij op dat moment gedetineerd was. De Hoge Raad concludeert dat de vermelding van detentie in het proces-verbaal een kennelijke misslag betreft.

De Hoge Raad merkt op dat de redelijke termijn van berechting in cassatie is overschreden, maar dit leidt niet tot strafvermindering, mits de uitspraak voor 3 oktober 2025 wordt gedaan. De conclusie van de procureur-generaal strekt tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft geen grond voor vernietiging van de uitspraak van het hof aangetroffen.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/03429
Zitting9 september 2025
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de verdachte.

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 21 augustus 2023 door het gerechtshof Amsterdam [1] wegens "overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot hechtenis voor de duur van vier weken.
1.2
Namens de verdachte heeft M.J. Lamers, advocaat in Utrecht, één middel van cassatie voorgesteld.

2.Het middel

2.1
Het middel klaagt dat het hof de zaak ten onrechte buiten aanwezigheid van de verdachte (op tegenspraak) heeft afgedaan, althans dat het hof – terwijl er voldoende redenen waren om aan te nemen dat de verdachte was gedetineerd – heeft nagelaten hier nader onderzoek naar te doen en/of het onderzoek ter terechtzitting te schorsen.
2.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 21 augustus 2023 houdt het volgende in:
“De verdachte, opgeroepen als:
[verdachte]
geboren [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
adres: [a-straat 1] [plaats]
thans gedetineerd te [penitentiaire inrichting] te [plaats]
is niet verschenen.
Als raadsvrouw van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. F.S. Baardman, advocaat te Utrecht, die desgevraagd verklaart door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd als advocaat de verdachte te verdedigen. Voorts verklaart de raadsvrouw dat de verdachte op de hoogte is van de zitting, maar dat hij thans in Frankrijk is wegens het overlijden van zijn oom.”
2.3
Bij de stukken van het geding bevinden zich de betekeningsstukken betreffende de terechtzitting in hoger beroep van 21 augustus 2023. Hieruit volgt dat de verdachte voor deze terechtzitting is opgeroepen op het adres [a-straat 1] [plaats] en dat de oproeping op dit adres aan de verdachte in persoon is uitgereikt. Geen van de betekeningsstukken bevat een aanwijzing dat de verdachte op enig moment was gedetineerd.
2.4
De aantekening mondeling arrest van 21 augustus 2023 vermeldt als adres van de verdachte [a-straat 1] te [plaats] . Deze aantekening maakt geen melding van een detentieadres.
2.5
Gelet op het voorgaande en mede gelet op de verklaring van de ter terechtzitting van 21 augustus 2023 aanwezige en door de verdachte uitdrukkelijk gemachtigde raadsvrouw dat “de verdachte op de hoogte is van de zitting, maar dat hij thans in Frankrijk is wegens het overlijden van zijn oom”, ga ik er vanuit dat de zinsnede “thans gedetineerd te [penitentiaire inrichting] te [plaats] ” in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 21 augustus 2023 een kennelijke misslag betreft. Dit vindt overigens ook bevestiging in het opgevraagde detentieoverzicht, waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte in de periode tussen 9 februari 2023 en 18 maart 2024 niet gedetineerd is geweest. [2]
2.6
De Hoge Raad zal het proces-verbaal van de terechtzitting van 21 augustus 2023 verbeterd kunnen lezen. Daarmee komt aan het middel de feitelijke grondslag te ontvallen en faalt het.

3.Slotsom

3.1
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
3.2
Ambtshalve merk ik op dat de Hoge Raad uitspraak zal doen nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van cassatie op 4 september 2023. Dit brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM zal worden overschreden. Dit behoeft evenwel niet te leiden tot strafvermindering als de Hoge Raad uiterlijk arrest wijst op 3 oktober 2025. De Hoge Raad kan dan volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden. [3] Verder heb ik ambtshalve geen grond voor vernietiging van de uitspraak van het hof aangetroffen.
3.3
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Parketnummer 23-001553-22.
2.Anders dan de steller van het middel kennelijk meent, mag hier in cassatie acht op worden geslagen.
3.HR 26 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:492, r.o. 3.2 en 3.3.