ECLI:NL:PHR:2025:934

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
23/04941
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toezicht door politie op handhaving van locatie- en contactverbod in strafzaak voorbereiding doodslag

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1978, bij arrest van 13 december 2023 door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De bijzondere voorwaarden omvatten een locatie- en contactverbod met bepaalde personen, en de politie is belast met het toezicht op de handhaving van deze voorwaarden. De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen deze veroordeling, waarbij het middel betoogt dat het hof ten onrechte heeft bepaald dat de politie toezicht houdt op de handhaving van het locatie- en contactverbod. De conclusie van de procureur-generaal is dat het middel faalt. De politie heeft immers de taak om bij te dragen aan de handhaving van de rechtsorde, en het toezicht op de naleving van bijzondere voorwaarden valt onder de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie. De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep, aangezien er geen gronden zijn aangetroffen die tot vernietiging van de uitspraak aanleiding geven.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer23/04941

Zitting9 september 2025
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de verdachte

Inleiding

1. De verdachte is bij arrest van 13 december 2023 door het gerechtshof Amsterdam wegens ‘voorbereiding van doodslag’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met algemene en bijzondere voorwaarden zoals nader in het arrest is vermeld, onder aftrek van voorarrest als omschreven in artikel 27 lid 1 Sr. Daarnaast heeft het hof twee in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen verbeurdverklaard. Verder heeft het hof de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals in het arrest nader omschreven.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat in Rotterdam, hebben een middel van cassatie voorgesteld.

Het middel

3. Het middel behelst de klacht dat “
het hof ten onrechte ten aanzien van de aan de voorwaardelijke veroordeling verbonden bijzondere voorwaarde bepaald heeft dat de politie toezicht houdt op de handhaving van het locatie- en contactverbod”.

De strafoplegging

4. Het bestreden arrest van het hof bevat ten aanzien van de strafoplegging onder meer het volgende:

Veroordeelt de verdachte tot eengevangenisstrafvoor de duur van15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
-
op geen enkele wijze — direct of indirect — contact heeft of zoekt met [betrokkene 1] geboren pp [geboortedatum] 1980 en [betrokkene 2] geboren op [geboortedatum] 2004, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
-
zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in [plaats] .
De politie ziet toe op de handhaving van het locatie- en contactverbod.”

De bespreking van het middel

5. Zoals gezegd heeft het hof ná de omschrijving van een contact- en locatieverbod in de zin van artikel 14c lid 2 onder 5° respectievelijk 6° Sr in het dictum van zijn arrest de volgende passage opgenomen: “
De politie ziet toe op de handhaving van het locatie- en contactverbod.” Indien deze passage wordt gelezen als een enkele constatering (van feitelijke aard), is zij zowel overbodig als correct. Onder het gezag van het Openbaar Ministerie zorgt de politie immers voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en levert zij in het kader van artikel 3 Politiewet 2012 een handhavingsbijdrage aan het toezicht op de naleving van bijzondere voorwaarden, [1] waarvoor het Openbaar Ministerie krachtens artikel 6:3:14 lid 1 Sv verantwoordelijk is. Indien deze passage wordt gelezen als een bevel aan de politie, mist het weliswaar wettelijke grondslag, maar valt – bij gebrek aan nadere toelichting – niet in te zien welk belang de verdachte heeft bij cassatie op dit punt. Ook zonder dat bevel zou de politie immers, zoals gezegd, bijdragen aan de handhaving van het locatie- en contactverbod.
6. Hoe dan ook faalt het middel.

Slotsom

7. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan artikel 81 lid 1 RO ontleende formulering.
8. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
9. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG