ECLI:NL:RBALK:2000:AA7761
Rechtbank Alkmaar
- Voorlopige voorziening
- G.J.A. van Unnik
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de president van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaken met betrekking tot de Winkeltijdenwet
In deze zaak gaat het om een verzoek om voorlopige voorziening van A B.V. tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn. De president van de rechtbank Alkmaar, mr. G.J.A. van Unnik, heeft op 25 september 2000 uitspraak gedaan in het kader van een last onder dwangsom die aan verzoekster was opgelegd. Deze last had betrekking op het openstellen van haar tuincentrum op zondagen die niet zijn aangewezen als koopzondagen. De gemeente Hoorn had bepaald dat verzoekster een dwangsom van 10.000 euro per overtreding zou verbeuren, met een maximum van 100.000 euro.
De president oordeelt dat de bevoegdheid van de gemeente om deze last op te leggen is ontleend aan artikel 125 van de Gemeentewet. Hoewel het bestreden besluit niet strikt genomen op grond van de Winkeltijdenwet is genomen, is het wel onlosmakelijk verbonden met de materie die door deze wet wordt geregeld. De president komt terug op een eerder ingenomen standpunt waarin hij zich bevoegd achtte, en stelt vast dat het beroep tegen besluiten op basis van de Winkeltijdenwet openstaat bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Hierdoor is de president van de rechtbank kennelijk onbevoegd om de voorlopige voorziening te treffen.
De president heeft het verzoek om voorlopige voorziening doorgezonden naar de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van eenheid in rechtsbescherming en de rol van de verschillende bestuursorganen in het handhaven van de Winkeltijdenwet. De beslissing van de president is openbaar uitgesproken, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.