ECLI:NL:RBALK:2001:AD4385

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
26 september 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
14.025505.00
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens noodzakelijke verdediging na steekincident tussen broers

In deze zaak heeft de rechtbank Alkmaar op 26 september 2001 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 23 april 2000 in Dirkshorn zijn broer heeft gestoken met een priem. De verdachte werd beschuldigd van poging tot moord en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Tijdens de zitting op 12 september 2001 werd duidelijk dat de verdachte handelde uit noodzakelijke verdediging. De broer van de verdachte had hem eerst aangevallen door stukken hout naar hem te gooien en hem vervolgens fysiek aan te vallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, in een situatie van onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding, gerechtigd was om zich te verdedigen. De rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde bewezen, maar oordeelde dat dit niet strafbaar was, waardoor de verdachte van alle rechtsvervolging werd ontslagen. De benadeelde partij, de broer van de verdachte, werd niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, die hij bij de burgerlijke rechter kon indienen. De rechtbank besloot ook tot teruggave van de priem aan de verdachte.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK te ALKMAAR
Parketnummer : 14.025505.00
Datum uitspraak: 26 september 2001
Tegenspraak
verkort vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats en adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 september 2001.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
Primair,
hij op of omstreeks 23 april 2000 te Dirkshorn, gemeente Harenkarspel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet een priem, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken, althans gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 april 2000 te Dirkshorn, gemeente Harenkarspel , aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een geperforeerde dikke darm), heeft toegebracht, door opzettelijk een priem, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer] te steken, althans te brengen;
meer subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 april 2000 te Dirkshorn, gemeente Harenkarspel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een priem, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken, althans gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
VRIJSPRAAK
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder primair is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten lastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
hij op 23 april 2000 te Dirkshorn, gemeente Harenkarspel, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een geperforeerde dikke darm), heeft toegebracht, door opzettelijk met een priem in de buik van die [slachtoffer] te steken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij heeft gehandeld uit noodweer.
Hij heeft daartoe gesteld dat verdachte zich heeft verweerd tegen zijn broer, die verdachte achtervolgde, vastgreep en begon af te rossen. Dit was een bedreiging en een wederrechtelijke aanranding van zijn lichaam en verdachte heeft daarop gereageerd door zijn broer met een priem te steken. In de gegeven omstandigheden was de reactie van verdachte een passende reactie, aldus de raadsman.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het latere slachtoffer (de broer van verdachte) eerst met stukken hout tegen de garage van verdachte gooide. Toen deze laatste zijn garage verliet om naar zijn woning te gaan wierp zijn broer stukken hout naar verdachte, om de wegvluchtende verdachte vervolgens te achtervolgen, vast te grijpen en vervolgens met kracht te slaan en te schoppen, daarbij hevig scheldend en vloekend. Verdachte heeft getracht zich aan deze aanval te onttrekken en toen dat niet lukte heeft hij uit zijn overall een priem gepakt en zijn broer daarmee één steek in de buik toegebracht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte aldus gehandeld uit noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, zodat het bewezenverklaarde niet strafbaar is en de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
BENADEELDE PARTIJ
Ter terechtzitting is verschenen een persoon, genaamd: mr. Z.J. Rittersma, die heeft verklaard zich in het geding over de strafzaak te voegen namens de benadeelde partij: [slachtoffer], wonende te [woonplaats en adres], in verband met een vordering tot vergoeding van een bedrag dat ter terechtzitting is verminderd tot f. 7.470,10, wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Gelet op het gestelde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a van het Wetboek van strafvordering zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Stelt vast dat het bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Verklaart de benadeelde partij: [slachtoffer], niet ontvankelijk in de vordering.
Beveelt de teruggave aan verdachte van één priem.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. van Woensel, voorzitter,
mr. H. de Klerk en mr. A.C. Haverkate, rechters,
in tegenwoordigheid van J.H. Zandbergen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 september 2001.