ECLI:NL:RBALK:2002:AE9506

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
25 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
14/038033-02
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.G. Vroom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtredingen van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening door Boehringer Ingelheim B.V. met betrekking tot promotionele activiteiten voor geneesmiddelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 25 oktober 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen Boehringer Ingelheim B.V. De officier van justitie had de onderneming aangeklaagd voor overtredingen van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening, specifiek met betrekking tot de promotionele activiteiten voor de geneesmiddelen Micardis en Movicox. De tenlastelegging omvatte het organiseren van bijeenkomsten voor beroepsbeoefenaren, waarbij de geboden gastvrijheid niet binnen redelijke perken bleef en niet ondergeschikt was aan het hoofddoel van de bijeenkomsten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 9 december 2000 tot en met 20 januari 2001 op verschillende locaties in Nederland bijeenkomsten heeft georganiseerd, waarbij de promotie van de geneesmiddelen centraal stond.

De rechtbank heeft de verklaringen van verschillende getuigen en de inhoud van het proces-verbaal in overweging genomen. De getuigen gaven aan dat de slip- en gripcursussen, die onderdeel uitmaakten van de bijeenkomsten, niet ondergeschikt waren aan het hoofddoel van de bijeenkomst, namelijk de promotie van de geneesmiddelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet had voldaan aan de eisen van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening en het Reclamebesluit Geneesmiddelen. De rechtbank verwierp de verweren van de verdachte, waaronder het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en de onduidelijkheid van de regelgeving.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot het betalen van vier geldboeten van elk 2.300 euro, wat in totaal neerkomt op 9.200 euro. De rechtbank heeft daarbij de artikelen 9, 23 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 31 van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening en artikel 15, juncto 14 van het Reclamebesluit Geneesmiddelen toegepast. Deze uitspraak benadrukt de strikte naleving van de regelgeving rondom de promotie van geneesmiddelen en de verantwoordelijkheden van farmaceutische bedrijven.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector kanton
Locatie Alkmaar
parketnummer: 14/038033-02
uitspraak: 25 oktober 2002
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2002 gewezen in de zaak tegen:
Boehringer Ingelheim B.V.
Berenkoog 28
1822 BJ Alkmaar.
1. Tenlastelegging
1.1 Aan de verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
1.2 De officier van justitie heeft de volgende onderdelen van de tenlastelegging ingetrokken:
* Betreffende feit 1 ten aanzien van het primaire en subsidiaire:
"Lelystad (1 april 2000)" en "Barneveld (16 december 2000)".
* Betreffende feit 2: "Nuenen (20 januari 2001)".
1.3 Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging als volgt gewijzigd:
* Tussen de 14e en 15e regel in feit 1 dient tussen de woorden "Nuenen (16 december 2000)" en "telkens" te worden toegevoegd: "Nuenen (20 januari 2001)", zowel bij het primaire als het subsidiaire.
1.4 Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
2. Voorvragen
2.1 De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding van verdachte geldig is en dat hijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
2.2 De verdachte heeft een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wegens verjaring van het ten laste gelegde feit dat zou zijn gepleegd op 1 april 2000 te Lelystad. Nu de officier van justitie dit onderdeel van de vordering heeft ingetrokken, behoeft dit punt geen verdere beoordeling.
2.3 De kantonrechter is van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vordering.
3. Bewijsbeslissing
3.1 Bewezenverklaring
3.1.1 De kantonrechter acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1. telkens primair ten laste gelegde feiten heeft begaan op de volgende wijze:
"dat zij als farmaceutisch bedrijf op tijdtippen in de periode van 9 december 2000 tot en met 20 januari 2001 op plaatsen in Nederland, te
Rijssen (9 december 2000)
en
Lelystad (10 december 2000)
en
Nuenen (16 december 2000)
en
Nuenen (20 januari 2001),
telkens niet heeft voldaan aan hetgeen bepaald is in artikel 15 (in samenhang met artikel 14) van het Reclamebesluit Geneesmiddelen door toen aldaar op haar kosten bijeenkomsten te beleggen met het oog op de bevordering van de verkoop van het geneesmiddel Micardis en het geneesmiddel Movicox aan beroepsbeoefenaren die geneesmiddelen mogen voorschrijven, daaronder begrepen huisartsen, apotheekhoudende huisartsen, waarnemend huisartsen en orthopeden en anesthesiologen, terwijl de door haar geboden gastvrijheid niet binnen redelijke perken bleef en niet ondergeschikt was aan het hoofddoel van die bijeenkomsten, immers
heeft zij middels de door haar gedane uitnodigingen voor die bijeenkomsten naast een presentatie over hypertensie (hoge bloeddruk) en een behandelwijze voor hypertensie, behandeling met Micardis en Movicox daaronder begrepen, toen aldaar telkens de gelegenheid geboden op haar kosten deel te nemen aan "slip- en gripcursussen", aangezien daadwerkelijk door beroepsbeoefenaren gebruik is gemaakt van de door haar, verdachte, geboden gelegenheden, terwijl deze "slip- en gripcursussen" een substantieel deel besloegen van de totale duur van die bijeenkomsten".
3.1.2 Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.1.3 De kantonrechter grondt zijn beslissing dat de verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat.
A. De verklaring die de verdachte bij monde van haar algemeen directeur, de heer J.W.L. Theunissen, op de terechtzitting heeft afgelegd houdt onder meer het volgende in:
"Voor de betreffende geneesmiddelen Micardis en Movicox zijn promotieactiviteiten ontwikkeld. Ik was op de hoogte van de slipcursussen die zijn georganiseerd. Deze zijn binnen het bedrijf besproken voor wat betreft de gunstbetoning. De kosten voor de slipcursus bedroegen f. 318,-- per deelnemer.
De factor tijd, voor wat betreft de indeling van de dag, is volgens mij nooit als meetlat gebruikt, maar in één geval vonden we zelf dat 1 spreker te mager was en hebben voor die betreffende dag een tweede spreker toegevoegd."
B. Het in wettelijke vorm opgemaakt ambtsedig proces-verbaal nummer IGZ/H/RT 01-217-05, opgemaakt door:
* Hiltje Hoepman-Dolstra, adjunct-inspecteur voor de Gezondheidszorg, buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in de zin van artikel 33 van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening,
* Astrid Meij, inspecteur voor de Gezondheidszorg, buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in de zin van artikel 33 van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening,
* Hans ter Steege, inspecteur voor de Gezondheidszorg, buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 33 van de Wet op de Geneesmiddelen voorziening en
* Franciscus Johannes Stolk, adjunct-inspecteur voor de Gezondheidszorg, buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in de zin van artikel 33 van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening;
B.1 Dit proces-verbaal houdt -zakelijk weergegeven- onder meer in als de op 11 oktober 2001 tegenover verbalisanten Hoepman en Stolk afgelegde verklaring van J.W.L. Theunissen, arts, algemeen directeur van verdachte (bijlage VI-1, ordner 3):
Vraag: Is het geneesmiddel Micardis en het geneesmiddel Movicox een geneesmiddel dat uitsluitend op recept mag worden afgeleverd?
Antwoord: Ja.
Het is de inspectie voor de Gezondheidszorg bekend dat aan beroepsbeoefenaren, zowel (huis)artsen, apotheekhoudende huisartsen als specialisten (onder meer reumatologen, anesthesiologen, orthopedisch chirurgen, alsmede personen in opleiding tot deze beroepen) in de periode april 2002 tot en met 2001 zogenaamde slip- & gripcursussen c.q. veiligheidstrainingen zijn aangeboden door het bedrijf Boehringer Ingelheim b.v.
Vraag: Hebben deze slip- & gripcursussen c.q. veiligheidstrainingen op initiatief van het bedrijf Boehringer Ingelheim b.v. plaatsgevonden?
Antwoord: Ja.
Vraag: Door wie zijn deze slip- en gripcursussen c.q. veiligheidstrainingen georganiseerd?
Antwoord: Een van de bedrijven is de A.N.W.B., de andere ken ik niet van naam.
Vraag: Hebben de deelnemers een bijdrage moeten betalen voor deelname aan de slip- en gripcursus c.q. veiligheidstraining?
Antwoord: Nee.
Vraag: Zijn deze bijeenkomsten in het kader van de bevordering van de verkoop van de geneesmiddelen Micradis en/of Movicox gehouden?
Antwoord: Ja.
Vraag: Heeft Boehringer Ingelheim b.v. bijgehouden welke beroepsbeoefenaren zich hebben aangemeld voor deze door en/of namens het bedrijf georganiseerde bijeenkomsten?
Antwoord: Ja.
Vraag: Op welke wijze heeft hij bedrijf Boehringer Ingelheim b.v. of is namens het bedrijf Boehringer Ingelheim b.v. kenbaar gemaakt aan beroepsbeoefenaren dat zij zich konden aanmelden voor een slip- & gripcursus c.q. veiligheidstraining?
Antwoord: Uitnodigingen voor deze bijeenkomsten zijn verzonden per regio aan de hand van lijsten. De uitnodigingen hebben schriftelijk plaatsgevonden.
Vraag: Wat was het hoofddoel van de bijeenkomsten in de ogen van het bedrijf Boehringer Ingelheim b.v.?
Antwoord: De promotionele activiteit waarbij wetenschappelijk verantwoorde informatie werd verstrekt.
Vraag: Is er binnen het bedrijf Boehringer Ingelheim b.v. een afzonderlijk budget gehanteerd voor het geneesmiddel Micardis en Movicox in de jaren 2000 en 2001?
Antwoord: Ja.
Vraag: Bent u op de hoogte van de bepalingen gesteld in het Reclamebesluit geneesmiddelen?
Antwoord: Ja.
B.2 Dit proces-verbaal houdt -zakelijk weergegeven- onder meer in als waarneming van de verbalisant Hoepman:
I. Op pagina 19 van het Marketingplan Micardis 2000 zie ik onder het kopje 1.5.1 Strategic options, staan vermeld:
As BI lacks the sales force power to visit all specialists and general practitioners, the personal promotion of Micardis is targeted at al selection of doctors. This targeting should be a continuous and on-going proces, to make sure that we visit the right doctors.
(Noot verbalisanten: met BI wordt bedoeld Boehringer Ingelheim. Met general practitioners wordt bedoeld huisartsen, soms afgekort als GP).
Op pagina 27 zie ik onder het kopje 2.4 Budget staan vermeld:
The total promotional budget fo Micardis in 2000 is 2,4 mio. 0.8 mio will be for sales promotion of Micardis and 1.6 mio. Fo marketing activities.
II. Op een ongeadresseerde brief, gedateerd 5 oktober 2000 zie ik vermeld staan:
Met Boehringer Ingelheim veilig door de bocht!
De winter staat weer voor de deur. Een tijd van veel regen, sneeuw, mist en gladheid op de weg. Dit betekent extra risico's in het verkeer. Om deze te vermijden biedt Boehringer Ingelheim u een veiligheids-training aan op 9 december a.s. in Rijssen, Overijssel ...
Ook uw hypertensy-patiënt loopt risico's, met name in de vroege morgen als de bloeddruk snel stijgt. De langwerkende A-II-antagonist Micardis biedt bescherming tegen hoge bloeddruk ...
III. Op een ACTIVITEITEN FORMULIER zie ik o.a. vermeld staan:
Activiteit: slipaktie;
Datum: 9 december 2000;
Doelstelling: Micardis promotie;
Doelgroep: hu, (Micardis targetgroep);
Geschatte kosten: 6000/12000 deelnemersafhankelijk (bijlage 11.3).
IV. Op een brief, gedateerd 2 november 2000 zie ik vermeld staan:
Bijeenkomst Micardis met 'Slip- en Gripcursus'
Geachte AANHEF,
De winter staat weer voor de deur. Een tijd van veel regen, sneeuw, mist en gladheid op de weg. Dit betekent extra risico's in het verkeer. Om deze te vermijden biedt Boehringer Ingelheim u een veiligheidstraining aan op zondag 10 december a.s. op het ANWB centrum te Lelystad......
Ook uw hypertensy-patiënt loopt risico's, met name in de vroege morgen als de bloeddruk snel stijgt. De langwerkende AII-antagonist Micardis biedt bescherming tegen hoge bloeddruk......
V. Op een ACTIVITEITEN FORMULIER zie ik o.a. vermeld staan:
Activiteit: Slip en Grip cursus Lelystad;
Datum: 10 december 2000;
Doelstelling: Prescriptie Mic 1e lijn (extramuraal);
Doelgroep: Targetartsen;
Geschatte kosten: fl 7200,-- (fl 318,30 pp) ..... (bijlage 12.3).
VI. Op een brief, gedateerd 2 november 2000 zie ik vermeld staan:
Bevestiging bijeenkomst Movicox met Veiligheidstraining;
Geachte Aanhef;
Met veel plezier bevestigen wij uw deelname aan de bijeenkomst op zaterdag 16 december a.s. op het VZN Rijtechnisch Centrum te Nuenen....
VII. In een brief van het ANWB Test- en trainingscentrum v.o.f., Mw. N.C. Spaans, Accountmanager, aan het bedrijf Boehringer Ingelheim, gedateerd 30 oktober 2000, zie ik, dat vermeld staat:
Geachte mevrouw Schuiten,
Met genoegen bevestigen wij wederom de onderstaande training voor uw bedrijf:
Training Basis Grip- & Slipcursus
Locatie Test- & Trainingscentrum te lelystad;
Datum Zondag 10 december 2000;
Aantal 15 deelnemers;
Prijs De prijs bedraag fl. 318,30 per persoon excl. 17,5% BTW... (bijlage 23.1).
VIII. In een brief van VVCR (Verkeers Veilheids Centrum Rozendom), P. Ardesch, accountmanager, aan het bedrijf Boehringer Ingelheim b.v., zie ik staan:
Geachte heeft Van der Meulen,
Hiermee bevestigen wij onderstaande dagen voor deelname aan de
Autoveiligheidstraining I voor u in optie te hebben genomen:
Zaterdag 9 december 2000; 10.15 - 17.45; Deelnemers 10;
Zaterdag 16 december 2002: 10.15 - 17.45 uur. Deelnemers 10 (bijlage 24.3).
IX. Op het Vrijgifteformulier Promotionele Middelen (van Boehringer Ingelheim) zie ik vermeld staan:
Akkoord MA; Opmerking; dit is dus: 1 uur lunch + presentatie 2) ... 20 min. presentatie en 40 min. lunch en dan 61/2 uur vermaak. Is de verhouding hier niet een beetje zoek.! Is er geen ext. spreker te vinden. (bijlage 10.1).
B.3 Dit proces-verbaal houdt -zakelijk weergegeven- onder meer in als de op 1 oktober 2001 tegenover verbalisanten Meij en Hoepman-Dolstra afgelegde verklaring van {naam 1], orthopedisch chirurg te Hengelo (opgenomen onder V 3.13, ordner 7):
Vraag: Bent u bevoegd de geneeskunst uit te oefenen?
Antwoord: Ja.
Vraag: Bent u bevoegd geneesmiddelen voor te schrijven?
Antwoord: Ja.
Vraag: Bent u op 9 december 2000 aanwezig geweest tijdens de slip en gripcursus te Rijssen?
Antwoord: Ja.
Vraag: Vindt u de slipcursus, in tijd gezien, ondergeschikt aan het hoofddoel van de bijeenkomst?
Antwoord: Nee, ik heb alleen de slipcursus gevolgd.
B.4 Dit proces-verbaal houdt -zakelijk weergegeven- onder meer in als de op 25 september 2001 tegenover verbalisant Ter Steege afgelegde verklaring van [naam 2], bedrijfsarts in opleiding te Deventer (opgenomen onder V 3.19, ordner 7):
Vraag: Bent u bevoegd de geneeskunst uit te oefenen?
Antwoord: Ja.
Vraag: Bent u bevoegd geneesmiddelen voor te schrijven?
Antwoord: Ja, maar in de praktijk doe ik het niet.
Vraag: Bent u op 9 december 2000 aanwezig geweest tijdens de slip en gripcursus te Rijssen?
Antwoord: Ja.
Vraag: Wat is in uw ogen de relatie tussen de slipcursus/veiligheidstraining en het geneesmiddel Movicox?
Antwoord: Die is er niet.
B.5 Dit proces-verbaal houdt -zakelijk weergegeven- onder meer in als de op 2 oktober 2001 tegenover verbalisant Ter Steege afgelegde verklaring van [naam 3], huisarts te Almelo
(opgenomen onder V 3.20, ordner 7):
Vraag: Bent u bevoegd de geneeskunst uit te oefenen?
Antwoord: Ja.
Vraag: Bent u bevoegd geneesmiddelen voor te schrijven?
Antwoord: Ja.
Vraag: Bent u op 9 december 2000 aanwezig geweest tijdens de slip en gripcursus te Rijssen?
Antwoord: Ja.
Vraag: Waarom heeft u deze bijeenkomst bijgewoond?
Antwoord: Omdat ik als huisarts veel op de weg ben, ook tijdens spoedritten.
Vraag: Was de bijeenkomst een wetenschappelijk bijeenkomst?
Antwoord: Nee.
Vraag: Wat is in uw ogen de relatie tussen de slipcursus/veiligheidstraining en het geneesmiddel Movicox?
Antwoord: Geen.
Micardis? ook niet.
B.6 Dit proces-verbaal houdt -zakelijk weergegeven- onder meer in als de op 13 september 2001 tegenover verbalisant Meij afgelegde verklaring van [naam 4], huisarts (niet praktiserend per 1-9-2000) te Grootschermer (opgenomen onder V 4.6, ordner 8):
Vraag: Bent u bevoegd de geneeskunst uit te oefenen?
Antwoord: Ja.
Vraag: Bent u bevoegd geneesmiddelen voor te schrijven?
Antwoord: Ja.
Vraag: Bent u op 10 december 2000 aanwezig geweest tijdens de slip en gripcursus te Lelystad?
Antwoord: Ja.
Vraag: Wat is in uw ogen de relatie tussen de slipcursus/veiligheidstraining en het geneesmiddel Micardis/Movicox?
Antwoord: Geen enkele relatie met beide geneesmiddelen.
B.7 Dit proces-verbaal houdt -zakelijk weergegeven- onder meer in als de op 14 augustus 2001 tegenover verbalisanten Meij en Hoepman-Dolstra afgelegde verklaring van [naam 5], orthopedisch chirurg te Helmond (opgenomen onder V 5.6, ordner 9):
Vraag: Bent u bevoegd de geneeskunst uit te oefenen?
Antwoord: Ja.
Vraag: Bent u bevoegd geneesmiddelen voor te schrijven?
Antwoord: Ja.
Vraag: Bent u op 16 december 2000 aanwezig geweest tijdens de slipcursus/veilig-heidscursus te Nuenen?
Antwoord: Ja.
Vraag: Over welk geneesmiddel is een presentatie gehouden?
Antwoord: Movicox.
Vraag: Hoelang duurde die presentatie bij elkaar?
Antwoord: ± 11/2 uur.
B.8 Dit proces-verbaal houdt -zakelijk weergegeven- onder meer in als de op 27 september 2001 tegenover verbalisant Meij afgelegde verklaring van [naam 6], anaeshesioloog te Oss (opgenomen onder V 6.9, ordner 11):
Vraag: Bent u bevoegd de geneeskunst uit te oefenen?
Antwoord: Ja.
Vraag: Bent u bevoegd geneesmiddelen voor te schrijven?
Antwoord: Ja.
Vraag: Bent u op 20 januari 2001 aanwezig geweest tijdens de slip en gripcursus te Nuenen?
Antwoord: Ja.
Vraag: Vindt u de slipcursus, in tijd gezien, ondergeschikt aan het hoofddoel?
Antwoord: Nee, als je het echt in tijd bekijkt niet.
Vraag: Wat is in uw ogen de relatie tussen de slipcursus/veiligheidstraining en het geneesmiddel Movicox?
Antwoord: Geen.
C. De volgende bijlagen bij dit vonnis, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt:
Ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde:
- bijlage 11.2 (uitnodiging + programma cursus te Rijssen op 9 december 2000);
- bijlage 12.2 (uitnodiging + programma cursus te Lelystad op 10 december 2000);
- bijlage 29.3 (bevestiging + programma cursus te Nuenen op 16 december 2000);
- bijlage 30.2 (bevestiging + programma cursus te Nuenen op 20 januari 2001).
3.1.4 Voor de hierboven weergegeven bewijsmiddelen geldt dat zij slechts worden gebezigd in verband met het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
3.1.5 De hierboven onder 3.1.3 onder C. genoemde schriftelijke stukken worden slechts gebezigd in samenhang met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
3.2 Bewijsoverweging met betrekking tot het onder 2. ten laste gelegde.
Ter terechtzitting is gebleken dat deze ten laste gelegde bijeenkomsten (Nuenen, 24 februari 2001 en Lelystad, 25 februari 2001) zijn geannuleerd. De officier van justitie heeft betoogd dat niettemin ook deze geannuleerde bijeenkomsten bewezen verklaard kunnen worden, omdat er uitnodigingen voor zijn verstuurd. Dat betoog faalt. De officier van justitie heeft immers ook ten laste gelegd dat "toen aldaar (telkens) de gelegenheid is geboden (mede) op haar kosten te ....". Bij annulering is daarvan geen sprake. Om die reden moet ten aanzien van de geannuleerde bijeenkomsten vrijspraak volgen.
3.3 Bewijsoverweging met betrekking tot alle bewezen verklaarde feiten.
3.3.1 Bij dit vonnis zijn de programma's van de bijeenkomsten als bijlagen gevoegd. Uit die programma's blijkt de tijd die aan de verschillende onderdelen werd besteed. Op grond van die tijdsindeling moet worden geoordeeld dat geen sprake is van een redelijke verdeling tussen het wetenschappelijke deel en het veel ruimer in tijd bemeten deel dat als gastvrijheid moet worden beschouwd.
3.3.2 De verdachte heeft aangevoerd dat de sprekers (telkens) op de bijeenkomsten ook tijdens de lunch hun presentatie hielden. Voor zover zij daarmee beoogt te stellen dat daardoor het wetenschappelijke gedeelte ruimer bemeten was dan door de officier van justitie is gesteld, verwerpt de kantonrechter dit verweer. Het enkele feit immers dat die medewerkers hun presentatie tijdens de lunch voortzetten, bestempelt die programmaonderdelen nog niet tot wetenschappelijk deel van de bijeenkomst. Het duidt veeleer op een activiteit ter bevordering van de verkoop.
3.3.3 De verdachte heeft verder betoogd dat zij zich inspant voor de nascholing van medici. In dat verband heeft zij zich op het standpunt gesteld dat zij de georganiseerde bijeenkomsten aantrekkelijk moet maken om de medici te stimuleren eraan deel te nemen.
Dat betoog kan geen stand houden. De verdachte gaat er immers aan voorbij dat medici ook en vooral een eigen verantwoordelijkheid dragen voor het volgen van nascholingsbijeenkomsten en dat zij daartoe door de beroepsorganisaties van medici worden gedwongen en ook worden gecontroleerd op hun deelname.
De activiteiten van de verdachte in het kader van nascholing van medici moeten slechts aanvullend zijn. De door de verdachte geboden gastvrijheid kan en moet daarom van beperktere omvang zijn dan thans het geval is geweest.
4. De strafbaarheid van de feiten.
De bewezen verklaarde feiten leveren op:
Overtreding van een voorschrift uitgevaardigd op grond van artikel 26 van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening, meermalen gepleegd.
5. Door verdachte is voorts aangevoerd dat zij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, waartoe de volgende weren naar voren zijn gebracht.
5.1 Uit de regelgeving zou verdachte niet kenbaar zijn (geweest) welke de criteria zijn (of waren) om te beoordelen of een "bijeenkomst" moet worden beoordeeld naar de maatstaven van artikel 14 of 15 van Reclamebesluit Geneesmiddelen.
De kantonrechter verwerpt dit verweer, nu slip-/gripcursussen in casus geen beroepsmatig en/of wetenschappelijk karakter hebben, derhalve niet relevant voor de uitoefening van de geneeskunde.
5.2 Niet duidelijk zou zijn wat het onderscheid is tussen de termen "manifestatie" en "bijeenkomst", zoals genoemd in de artikelen 14 en 15 van het Reclamebesluit.
De kantonrechter is van oordeel, dat deze termen voldoende feitelijk zijn en dat ze synoniem aan elkaar zijn gebruikt, zoals ook blijkt uit artikel 14. Het verweer wordt daarom verworpen.
5.3 Artikel 14 (1) Reclamebesluit zou onverbindend zijn wegens strijd met artikel 9 lid 1 van de EEG richtlijn nr. 92/82, nu artikel 14 strenger zou zijn dan de richtlijn.
Dit verweer wordt verworpen, nu de uitzonderingen genoemd in artikel 14 niet cumulatief dienen te worden gelezen. Artikel 14 dient derhalve gelezen te worden in samenhang met artikel 9 en is dan ook hiermee niet strijdig.
Het verweer, dat de Minister door deze afwijking de verschillen met andere lidstaten zou bevorderen, dient derhalve te worden verworpen.
5.4 De term "geringe waarde" in artikel 14 lid 1 Reclamebesluit zou onduidelijk zijn; verdachte doet er een beroep op, dat een strafbaarstelling alleen maar doel treft voor zover het voorschrift een strafrechtelijk voldoende duidelijke norm is. De kantonrechter verwerpt dit verweer.
Voor een verbindende strafbaarstelling is volgens de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens - voor zover hier van belang - vereist dat de strafbepaling
"is formulated with sufficient precision to enable the citizen to regulate his conduct: he must be able -if need be with appropriate advice- to foresee, to a degree that is reasonable in the circumstances, the consequences which a given action may entail. Those consequences need not be foreseeable with absolute certainty: experience shows this to be unattainable. Again, whilst certainty is highly desirable, it may bring in its train excessive rigidity and the law must be able to keep pace with changing circumstances. Accordingly, many laws are inevitably couched in terms which, to a greater or lesser extent, are vague and whose interpretation and application are questions of practice."
De kantonrechter is van oordeel dat de norm van artikel 14 Reclamebesluit aan die eis voldoet. De aard en de inhoud van die norm maken enerzijds een zekere vaagheid in de delictsomschrijving onvermijdelijk, terwijl anderzijds die tot de verdachte gerichte norm voldoende concreet is om haar, als farmaceutisch bedrijf met voldoende juridische kennis bij haar medewerkers, in staat te stellen haar gedrag daarop af te stemmen.
Het feit dat momenteel gewerkt wordt aan nadere invulling en concretisering van de norm betekent nog niet dat genoemd artikel thans onverbindend is. Een norm als de onderhavige maakt het immers mogelijk om bij de toepassing ervan rekening te houden met de maatschappelijke opvattingen en verhoudingen. Dat zou bij een stringent geformuleerde strafbepaling minder het geval kunnen zijn.
Daarnaast is van belang dat naar onvoldoende weersproken door de officier van justitie is gesteld, dat de norm van ± 50,-- euro (althans de toenmalige tegenwaarde daarvan in toenmalig Nederlands courant) sinds omstreeks 2000 opgeld deed ten aanzien van rijksambtenaren, hetgeen voor verdachte een duidelijke indicatie moet zijn geweest waar de grens lag.
5.5 Voorts zou onduidelijk zijn op wie die "geringe waarde" van toepassing zou zijn.
Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende duidelijk dat dit doelt op in artikel 14 van het Reclamebesluit genoemde "personen die bevoegd zijn om geneesmiddelen voor te schrijven of af te leveren". Dit verweer wordt dan ook verworpen.
5.6 Onduidelijk zou zijn wat artikel 15 van het Reclamebesluit bedoelt met het "hoofddoel van de bijeenkomst".
Van onduidelijk is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake, omdat artikel 15 moet worden gelezen in samenhang met het daaraan voorafgaande artikel 14.
Nu artikel 14 van het Reclamebesluit spreekt van het "wetenschappelijke hoofddoel van de bijeenkomst" is voldoende duidelijk dat met het hoofddoel in artikel 15 eveneens wordt bedoeld het wetenschappelijk hoofddoel. Dit verweer wordt derhalve verworpen.
5.7 De "normen" die de inspectie hanteert zouden strenger zijn dan die in andere EEG-landen worden gehanteerd.
De kantonrechter verwerpt dit verweer. De Europese regelgeving laat onverlet dat binnen de EEG-lidstaten op basis van het opportuniteitsbeginsel op verschillende wijze, binnen zekere grenzen, uitvoering wordt gegeven aan de nationale wettelijke bepalingen, die zijn geënt op Europese regelgeving. Dat daarbij grenzen zijn overschreden die nopen tot een ander oordeel is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van de verdachte.
Voorzover verdachte heeft betoogd met voornoemde verweren haar strafbaarheid uit te sluiten, wordt dat verweer, als overwogen, niet gehonoreerd.
7. De motivering van de sancties en de overige beslissingen.
De hoofdstraf
7.1 Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd, heeft de kantonrechter zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
7.2 De kantonrechter is van oordeel dat voor elk der overtredingen een geldboete moet worden opgelegd. Omdat de verdachte niet eerder voor feiten als de onderhavige is vervolgd en/of veroordeeld zal de kantonrechter de eis van de officier van justitie volgen, te weten: 2.300,- euro per georganiseerde bijeenkomst.
Er worden 4 bijeenkomsten bewezen verklaard. Daarom zullen 4 boetes van elk 2.300,- euro, in totaal derhalve 9.200,- euro, worden opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften.
Van toepassing zijn de artikelen 9, 23 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen
26 en 31 van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening en artikel 15, juncto 14 van het Reclamebesluit geneesmiddelen.
9. Beslissing.
De kantonrechter beslist als volgt:
Hij verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten zoals hiervoor onder 3.1.1 vermeld, heeft begaan.
Hij verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert het hierboven in rubriek 4. vermelde strafbare feit op.
Hij verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Hij veroordeelt de verdachte wegens die feiten tot betaling van 4 geldboeten van elk
2.300,- euro, in totaal derhalve 9.200,- euro.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.G. Vroom, kantonrechter, bijgestaan door J.A.J. Kreijger, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van vrijdag 25 oktober 2002.