ECLI:NL:RBALK:2002:AE9507

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
25 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
14/038056-02
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.G. Vroom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens gebrek aan strafbaarheid in de geneesmiddelenvoorziening

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Alkmaar op 25 oktober 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 december 2000 te Rijssen een cursus heeft gevolgd aangeboden door de farmaceutische onderneming Boehringer Ingelheim BV. De verdachte, een beroepsbeoefenaar bevoegd tot het voorschrijven van geneesmiddelen, heeft deze cursus gevolgd in combinatie met een lezing over de geregistreerde geneesmiddelen Movicox en Micardis. Tijdens de zitting heeft de verdachte verklaard dat zijn deelname aan de cursus was gericht op de veiligheid, en niet op de geneesmiddelen zelf.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verdachte op de cursus aanwezig was en dat er geen directe relatie was tussen de cursus en de geneesmiddelen. De rechter heeft het proces-verbaal van de inspectie van de Gezondheidszorg in overweging genomen, waarin de verdachte werd bevraagd over zijn bevoegdheid om geneesmiddelen voor te schrijven en zijn aanwezigheid op de cursus. De verdachte heeft bevestigd dat hij bevoegd was, maar ontkende enige relatie tussen de cursus en de geneesmiddelen.

De kantonrechter heeft vervolgens de relevante artikelen van het Reclamebesluit Geneesmiddelen in overweging genomen. Artikel 1, lid 3, definieert reclame in de context van de omgang tussen farmaceutische ondernemingen en beroepsbeoefenaren, terwijl artikel 2 bepaalt dat alleen bevoegde personen reclameactiviteiten mogen verrichten. De rechter concludeert dat er geen duidelijke norm is voor artsen met betrekking tot gunstbetoningen, wat leidt tot de conclusie dat de verdachte niet strafbaar is.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat het bewezen verklaarde feit niet strafbaar is, en heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. Dit vonnis is gewezen na het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2002 en is uitgesproken op 25 oktober 2002.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector kanton
Locatie Alkmaar
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2002 gewezen in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres].
1. Tenlastelegging
1.1 Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
1.2 Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
2. Bewezenverklaring
De kantonrechter acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 9 december 2000 te Rijssen in zijn hoedanigheid van beroepsbeoefenaar bevoegd tot het voorschrijven van geneesmiddelen een door de farmaceutische onderneming Boehringer Ingelheim BV aangeboden slip- en gripcursus heeft gevolgd, in combinatie met een lezing over het geregistreerde geneesmiddel Movicox en/of Micardis.
3. Het bewijs
De kantonrechter grondt zijn beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat.
A. De verklaring die de verdachte op de terechtzitting heeft afgelegd houdt onder meer het volgende in:
"Ik ging op 10 december 2000 naar de cursus in Lelystad in verband met mijn en andermans veiligheid. Het ging mij niet zozeer om het praatje."
B. Het in wettelijke vorm opgemaakt ambtsedig proces-verbaal nummer
IGZ/H/RT 01-217-05, opgemaakt door:
* Hiltje Hoepman-Dolstra, adjunct-inspecteur voor de Gezondheidszorg, buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in de zin van artikel 33 van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening,
* Astrid Meij, inspecteur voor de Gezondheidszorg, buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in de zin van artikel 33 van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening,
* Hans ter Steege, inspecteur voor de Gezondheidszorg, buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 33 van de Wet op de Geneesmiddelen voorziening en
* Franciscus Johannes Stolk, adjunct-inspecteur voor de Gezondheidszorg, buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in de zin van artikel 33 van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening;
B.1 Dit proces-verbaal houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in als de op 13 september 2001 tegenover verbalisant Meij afgelegde verklaring van [verdachte], huisarts (niet praktiserend per 1-9-2000) te [woonplaats] (opgenomen onder V 4.6, ordner 8):
Vraag: Bent u bevoegd de geneeskunst uit te oefenen?
Antwoord: Ja.
Vraag: Bent u bevoegd geneesmiddelen voor te schrijven?
Antwoord: Ja.
Vraag: Bent u op 10 december 2000 aanwezig geweest tijdens de slip en gripcursus te Lelystad?
Antwoord: Ja.
Vraag: Wat is in uw ogen de relatie tussen de slipcursus/veiligheidstraining en het geneesmiddel Micardis/Movicox?
Antwoord: Geen enkele relatie met beide geneesmiddelen.
4. De strafbaarheid van het feit.
4.1 De verdachte voert (onder meer) het verweer dat geen sprake is van een wettelijke strafbepaling op grond waarvan een veroordeling kan volgen.
4.2 Dit verweer treft naar het oordeel van de kantonrechter doel. Hiertoe wordt het volgende overwogen:
Artikel 1, lid 3 van het Reclamebesluit Geneesmiddelen luidt:
"Onder reclame wordt mede verstaan: het aannemen of vragen van diensten of goederen in de omgang tussen farmaceutische ondernemingen en beroepsbeoefenaren in het kader van beïnvloeding van de afzet van geregistreerde geneesmiddelen."
Artikel 2 van het Reclamebesluit Geneesmiddelen luidt:
"Het is alleen aan degenen die bevoegd zijn tot uitoefening der artsenijbereidkunst, toegestaan reclameactiviteiten te verrichten of daartoe opdracht te verstrekken."
Naar het oordeel van de kantonrechter kan niet gezegd worden, dat op grond van (een combinatie van) deze beide artikelen het voor een arts (niet bevoegd tot de artsenijbereid-kunst) duidelijk had moeten zijn wat de norm is voor gunstbetoning, te meer daar de wetgever heeft verzuimd om in een concrete strafbepaling vast te leggen - zoals bijvoorbeeld ten aanzien van farmaceutische ondernemingen wel is gebeurd in de artikelen 14 en 15 van het Reclamebesluit - wat voor een arts nog wel en wat niet meer onder een acceptabele gunstbetoning valt.
4.3 Nu in casu een concrete strafbepaling ten aanzien van artsen ontbreekt, moet worden geoordeeld dat het bewezen verklaarde feit niet een strafbaar feit oplevert, zodat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5. Beslissing.
De kantonrechter beslist als volgt:
Hij verklaart wettig en overtuigen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hierboven onder 2. aangeduid, heeft begaan.
Hij verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Hij stelt vast dat het bewezen verklaarde niet een strafbaar feit oplevert.
Hij ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.G. Vroom, kantonrechter, bijgestaan door J.A.J. Kreijger, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van vrijdag 25 oktober 2002.