ECLI:NL:RBALK:2003:AF5921

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
18 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Onbek 03/223
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Zijp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor voetbalstadion in Alkmaar

Op 18 maart 2003 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Alkmaar uitspraak gedaan in een zaak betreffende de opheffing van een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoek van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "AZ Vastgoed B.V." om de schorsing van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar op te heffen. Dit besluit, dat op 22 oktober 2002 was genomen, betrof de verlening van een bouwvergunning voor een nieuw voetbalstadion met commerciële ruimten en extra parkeerplaatsen. De voorzieningenrechter heeft de verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A.R. Klijn en mr. I. van Wijngaarden, gehoord, evenals de gemeente Alkmaar, vertegenwoordigd door drs. J.C.M. Cox en mr. O.H. Minjon.

De voorzieningenrechter overwoog dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden die de uitvoering van het geschorste besluit van 22 oktober 2002 rechtvaardigden. De belanghebbenden, waaronder verschillende verenigingen en een vastgoedbedrijf, hadden eerder bezwaar gemaakt tegen het besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter had eerder, op 29 november 2002, de schorsing van het besluit opgelegd. In de huidige uitspraak werd geconcludeerd dat de gemeente Alkmaar in de beslissing op bezwaar van 19 februari 2003 tegemoet was gekomen aan de gebreken die eerder waren geconstateerd.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om opheffing van de schorsing toegewezen, de gemeente Alkmaar veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de verzoekster, en het griffierecht vergoed. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de voortgang van het bouwproject, dat door de verzoekster met spoed wilde realiseren. De voorzieningenrechter heeft de gemeente Alkmaar als rechtspersoon aangewezen die de proceskosten moet vergoeden, en de betaling van de kosten is vastgesteld op 644,00 euro. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Rechtbank Alkmaar
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
UITSPRAAK d.d. 18 maart 2003
op grond van artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr: ONBEK 03/223
Inzake: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "AZ Vastgoed B.V.", gevestigd te Wognum, verzoekster.
1. Verzoek opheffing voorlopige voorziening
Verzocht is om opheffing van de bij uitspraak van 29 november 2002, registratienummer 02/1202, door de voorzieningenrechter van de rechtbank uitgesproken voorlopige voorziening, inhoudende schorsing van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar van 22 oktober 2002 tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
2. Zitting
Datum: 10 maart 2003.
Verzoekster is, daartoe ambtshalve opgeroepen, verschenen, vertegenwoordigd door mr. A.R. Klijn en mr. I. van Wijngaarden, beiden advocaat te Amsterdam. Namens verzoekster zijn als deskundigen verschenen B. Brayé, W.J. Vermeulen en A. van Kuijk.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar (hierna: burgemeester en wethouders) is, daartoe eveneens ambtshalve opgeroepen, verschenen, vertegenwoordigd door drs. J.C.M. Cox, G.J. Engberts, L.F.M. Kempers, allen ambtenaar van de gemeente, en C.G. van Vliet, wethouder, bijgestaan door mr. O.H. Minjon, advocaat te Alkmaar. Namens burgemeester en wethouders zijn als deskundigen verschenen J. Glaubitz, H.A.L. van Hoof en R. Romijn.
Verder zijn verschenen, daartoe eveneens ambtshalve opgeroepen, de verenigingen "Bedrijvenvereniging Huiswaard-Overstad", "Vereniging van Eigenaren Binnenstad Alkmaar" en "Winkeliersvereniging Binnenstad Alkmaar" alsmede de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Dynamis P&A Retail Vastgoed Managers B.V." (hierna: de belanghebbenden), vertegenwoordigd door mr. A. ten Veen, advocaat te Amsterdam. Namens de belanghebbenden zijn als deskundigen verschenen C.J.D. van Gijn en J. Verwaaijen.
3. Ontstaan en loop van het geding
Bij aanvraag van 20 juni 2001, door burgemeester en wethouders ontvangen op 2 juli 2001, heeft verzoekster verzocht om vergunning voor het bouwen van een voetbalstadion (13.500 plaatsen) met commerciële ruimten en/of bedrijfsruimten (gebouw A, B, C en D), een cascovergunning voor het bouwen van commerciële ruimten en/of bedrijfsruimten (gebouw E, F, G, H en J), een parkeergarage, een stallingsruimte voor (brom)fietsen en het verlenen van vrijstelling voor de aanleg van 1.250 extra parkeerplaatsen, op het perceel kadastraal bekend gemeente Alkmaar, sectie F, nummers 5492, 6736 en 6825, plaatselijk bekend Smaragdweg te Alkmaar.
Bij besluit van 22 oktober 2002 hebben burgemeester en wethouders ten behoeve van dit bouwplan onder een aantal nader omschreven voorwaarden vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening alsmede bouwvergunning verleend.
Tegen dit besluit hebben onder meer de belanghebbenden bezwaar gemaakt. Tevens hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 29 november 2002, registratienummer 02/1202, heeft de voorzieningenrechter dit verzoek toegewezen en het besluit van 22 oktober 2002 geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
Bij besluit van 19 februari 2003, verzonden op dezelfde datum, hebben burgemeester en wethouders, voorzover hier van belang, onder aanpassing van de voorwaarden die zijn verbonden aan de vrijstelling die zij bij hun besluit van 22 oktober 2002 hebben verleend, het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij brief van 19 februari 2003, bij de rechtbank ontvangen op dezelfde datum, heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht de schorsing van het besluit van 22 oktober 2002 op te heffen.
Bij brief van 5 maart 2003 hebben burgemeester en wethouders nadere stukken ingezonden.
Bij brief van 6 maart 2003, aangevuld bij brief van 9 maart 2003, heeft verzoekster nadere stukken ingezonden.
4. Motivering
4.1. Ingevolge artikel 8:87, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen.
Voor de inwilliging van een verzoek om opheffing van een voorlopige voorziening bestaat in het algemeen slechts aanleiding, indien er sprake is van hetzij feiten of omstandigheden die ten tijde van de eerdere uitspraak niet bekend waren en die, indien zij wel bekend waren geweest, ertoe zouden hebben geleid, dat geen voorlopige voorziening zou zijn uitgesproken, hetzij inmiddels gewijzigde omstandigheden op grond waarvan thans aan uitvoering van het geschorste besluit overwegende betekenis moet worden toegekend in verhouding tot het met het voortduren van de voorlopige voorziening te dienen belang.
4.2. Ter motivering van haar verzoek om opheffing van de schorsing heeft verzoekster aangevoerd dat bij de beslissing op bezwaar van 19 februari 2003 is tegemoetgekomen aan alle gebreken die de voorzieningenrechter bij haar uitspraak van 29 november 2002 heeft geconstateerd met betrekking tot het besluit van 22 oktober 2002. Gelet hierop, alsmede in aanmerking genomen haar belang om op zeer korte termijn met de bouw van het nieuwe stadioncomplex te kunnen starten, staat volgens verzoekster niets in de weg aan inwilliging van haar verzoek.
4.3. De voorzieningenrechter overweegt dat de belanghebbenden bij brief van 6 maart 2003 bij de rechtbank beroep hebben ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 19 februari 2003. Bij brief van dezelfde datum hebben de belanghebbenden de voorzieningenrechter verzocht om terzake een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van heden, registratienummer 03/294, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening van de belanghebbenden afgewezen.
Onder verwijzing naar de overwegingen van die uitspraak is de voorzieningenrechter met betrekking tot het onderhavige verzoek van oordeel dat sprake is van gewijzigde omstandigheden op grond waarvan thans aan de uitvoering van het geschorste besluit van 22 oktober 2002, zoals dat besluit bij de beslissing op bezwaar van 19 februari 2003 is komen te luiden, overwegende betekenis moet worden toegekend in verhouding tot het met het voortduren van de voorlopige voorziening te dienen belang. Het verzoek om opheffing van de schorsing van het besluit van 22 oktober 2002 moet dan ook worden toegewezen.
4.4. De voorzieningenrechter acht termen aanwezig burgemeester en wethouders te veroordelen in de proceskosten die verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek om opheffing van de schorsing redelijkerwijs heeft moeten maken.
Deze kosten worden met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op 644,00 euro als kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit bedrag is het product van 2 (punten voor het opstellen van het verzoekschrift en het verschijnen ter zitting) en 322,00 euro (waarde per punt) en 1,00 (gewicht van de zaak: gemiddeld).
5. Beslissing
De voorzieningenrechter,
- wijst het verzoek om opheffing van de bij haar uitspraak van 29 november 2002 getroffen voorlopige voorziening toe;
- heft de schorsing van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar van 22 oktober 2002 met onmiddellijke ingang op;
- bepaalt dat de gemeente Alkmaar aan verzoekster het griffierecht ten bedrage van 218,00 euro vergoedt;
- veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar in de aan de zijde van verzoekster redelijkerwijs gemaakte proceskosten ten bedrage van 644,00 euro;
- wijst de gemeente Alkmaar aan als de rechtspersoon die de proceskosten moet vergoeden;
- bepaalt dat de betaling van 644,00 euro dient te worden gedaan aan verzoekster.
Aldus gewezen door mr. M. Zijp, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Matiasen, als griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.