ECLI:NL:RBALK:2003:AF6218

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
25 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
95/2003 JJ
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.M. Vrakking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van garantie door gemeente aan stichting voor zwembadrenovatie

Op 25 maart 2003 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar in kort geding uitspraak gedaan in de zaak tussen de stichting Sporthal Egmond en de gemeente Bergen. Eiseres, de stichting, vorderde een garantie van 453.780,21 euro van de gemeente ter dekking van een financieringstekort voor de renovatie van een zwembad. Eiseres stelde dat er op 9 november 2000 een overeenkomst tot stand was gekomen, waarin de gemeente in principe had toegezegd medewerking te verlenen aan haar verzoek om financiële steun. De gemeente betwistte echter dat er een bindende overeenkomst was en stelde dat de toezegging was vervallen door een latere overeenkomst van 1 mei 2001, waarin eiseres zich verplichtte om eerdere verzoeken om steun in te trekken.

Tijdens de zitting op 18 maart 2003 heeft eiseres haar eis gewijzigd en haar standpunten toegelicht aan de hand van pleitnotities. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiseres niet voldeed aan het criterium voor toewijzing in kort geding, omdat niet met grote mate van waarschijnlijkheid kon worden aangenomen dat de bodemrechter de vordering zou toewijzen. De rechter concludeerde dat de gemeente niet onvoorwaardelijk gebonden was aan de toezegging in de brief van 9 november 2000, aangezien deze onder voorwaarden was gedaan en de zaak nog in een verzoekstadium verkeerde.

De voorzieningenrechter heeft de gevorderde voorziening geweigerd en eiseres veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van de gemeente zijn begroot op 205 euro aan verschotten en 703 euro aan salaris van de procureur. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier J.J.M. Jeurissen.

Uitspraak

DE RECHTBANK TE ALKMAAR
KG nummer: 95/2003 JJ
Uitspraak: 25 maart 2003
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Alkmaar, rechtdoende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van:
De stichting STICHTING SPORTHAL EGMOND,
Gevestigd te Egmond,
EISERES IN KORT GEDING,
procureur mr. A.W.J. Castelijns,
advocaat mr. J. de Groot te Amstelveen,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE BERGEN,
gevestigd te Alkmaar,
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
procureur mr. H.R.M. Jenné,
advocaat mr. A.S.K. Terng te Amsterdam.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter terechtzitting van 18 maart 2003 heeft eiseres gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Vervolgens heeft eiseres haar eis gewijzigd.
Gedaagde heeft de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
1. De uitgangspunten
1.1. Eiseres exploiteert een zwembad te Egmond. Bij brief van 11 juli 2000 heeft eiseres aan - de rechtsvoorgangster van - gedaagde verzocht aan eiseres ter dekking van een financieringstekort een geldlening, althans een garantie, te verstrekken tot een bedrag van fl. 1.000.000,-.
1.2. Bij brief van 9 november 2000 hebben B en W van Egmond aan eiseres meegedeeld "in principe medewerking te verlenen" aan het verzoek.
1.3. Vervolgens zijn tussen partijen diverse gesprekken gevoerd, in hoofdzaak over het verstrekken door gedaagde voor gelden ten behoeve van de voorgenomen renovatie van het zwembad.
1.4. Resultaten van besprekingen zijn vastgelegd in een overeenkomst gedateerd 1 mei 2001, waarbij gedaagde aan eiseres een eenmalige financiële bijdrage toezegt van fl. 5.700.000,- en waarin onder meer de volgende bepaling is opgenomen: "Reeds ingediende verzoeken om financiële bijdragen zal de stichting onmiddellijk en zonder enig voorbehoud na ondertekening van deze overeenkomst intrekken".
2. De vordering en de standpunten van partijen
2.1. Eiseres vordert, na wijziging eis en zakelijk weergegeven, afgifte van een garantie tot een bedrag van 453.780,21 euro (fl. 1.000.000,-).
2.2. Volgens eiseres is op 9 november 2000 een overeenkomst tot stand gekomen tussen partijen, in die zin dat de - rechtvoorgangster van - gedaagde zich door de in de brief met die datum verwoorde toezegging jegens eiseres heeft gebonden.
2.3. Volgens gedaagde kan uit de desbetreffende brief geen overeenkomst worden afgeleid en verder is volgens haar de door eiseres gepretendeerde toezegging vervallen doordat de overeenkomst van 1 mei 2001 aan de zijde van eiseres de verplichting meebracht om alle lopende verzoeken tot steun in te trekken, onder welke bepaling het verzoek tot het verlenen van steun in de brief van 10 juli 2000 is begrepen. Bovendien is volgens gedaagde het thans gevorderde bedrag, althans de garantie, begrepen in de toegezegde steun van fl. 5.700.000,-.
2.4. Partijen hebben hun wederzijdse standpunten toegelicht aan de hand van de overgelegde pleitnotities. Voorzover voor de beslissing van belang zal daarop hierna uitdrukkelijk worden ingegaan.
3. De gronden van de beslissing
3.1. Eiseres grondt haar vordering op de toezegging van de gemeente Egmond zoals die in de brief van 9 november 2000 is verwoord. Volgens eiseres heeft gedaagde zich daarmee gebonden een garantstelling af te geven tegen het verzochte bedrag van fl. 1.000.000,-. Dat betoog kan niet worden gevolgd. Reeds uit de gebezigde terminologie "besloten in principe medewerking te verlenen" in de desbetreffende brief kan niet worden afgeleid dat de gemeente Egmond de bedoeling had zich op dat moment jegens eiseres onvoorwaardelijke te binden.
3.2. Bovendien wordt even verderop in de brief ook daadwerkelijk een aantal voorwaarden aan de medewerking verbonden en verder wordt gemeld dat het nieuwe college van de gemeente Bergen de zaak op een later tijstip, begin 2001, zal afwikkelen. Daarom kan worden aangenomen dat de wens van eiseres in een verzoekstadium is blijven steken. Uit dat laatste volgt weer dat het in rechte in te nemen standpunt van gedaagde, inhoudende dat met de overeenkomst van 1 mei 2001 en de daarin verwoorde toezegging tot het ter beschikking stellen van een bedrag van fl. 5.700.000,- het verzoek van 10 juli 2000 van de baan was, althans gelet op de desbetreffende bepaling als door eiseres ingetrokken diende te worden beschouwd, niet bij voorbaat als kansloos moet worden aangemerkt.
3.3. Daarmee kan worden vastgesteld dat de vordering niet voldoet aan het criterium voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding, namelijk dat met grote mate van waarschijnlijkheid ervan moet worden uitgegaan dat de bodemrechter, indien geadieerd, eveneens tot toewijzing zal beslissen.
3.4. Nu het gevorderde reeds op die grond zal worden geweigerd, kunnen andere verweren onbesproken blijven.
3.5. Eiseres zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding.
DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- weigert de gevorderde voorziening;
- veroordeelt eiseres in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van gedaagde begroot op 205,- euro aan verschotten en op 703,- euro aan salaris van de procureur.
Gewezen door mr. J.M. Vrakking, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2003 in tegenwoordigheid van J.J.M. Jeurissen, griffier.