ECLI:NL:RBALK:2003:AF8770

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
15 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
143/2003 JJ
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.M. Vrakking
  • J.J.M. Jeurissen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op uitzending en openbaarmaking van opnames gemaakt in gemeentehuis Alkmaar

In deze zaak vorderden eisers, waaronder de gemeente Alkmaar, in kort geding een verbod tegen gedaagden, waaronder Storms Factory B.V. en SBS Broadcasting B.V., om opnames gemaakt op 22 april 2003 in het gemeentehuis van Alkmaar uit te zenden of openbaar te maken. De eisers stelden dat de opnames inbreuk maakten op hun portretrechten en dat zij een redelijk belang hadden om zich te verzetten tegen de openbaarmaking, aangezien zij herkenbaar in beeld waren geweest en niet geassocieerd wilden worden met de gang van zaken zoals door de programmaker werd geschetst. De gedaagden betwistten de vorderingen en stelden dat hun uitingsvrijheid in het geding was. De voorzieningenrechter weigerde de gevorderde voorzieningen en oordeelde dat de eisers in de kosten van het geding moesten worden veroordeeld. De rechter overwoog dat de gedaagden niet onrechtmatig handelden en dat de eisers, gezien hun openbare functie, zich meer publiciteit moesten laten welgevallen. De rechter concludeerde dat er onvoldoende feiten waren om aan te nemen dat de gedaagden de grenzen van de journalistieke werkwijze hadden overschreden. De vorderingen van eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

DE RECHTBANK TE ALKMAAR
KG nummer: 143/2003 JJ
Uitspraak: 15 mei 2003
De voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar, recht doende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van:
1. GEMEENTE ALKMAAR, zetelende te Alkmaar,
2. [eiser 2], wonende te [woonplaats],
3. [eiser 3], wonende te [woonplaats],
4. [eiser 4], wonende te [woonplaats],
5. [eiser 5], wonende te [woonplaats],
6. [eiser 6], wonende te [woonplaats],
7. [eiser 7], wonende te [woonplaats],
8. [eiser 8], wonende te [woonplaats],
9. [eiser 9], wonende te [woonplaats],
10. [eiser 10], wonende te [woonplaats],
11. [eiser 11], wonende te [woonplaats],
12. [eiser 12], wonende te [woonplaats],
EISERS IN KORT GEDING,
procureur mr. J. van Rhijn,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid STORMS FACTORY B.V, gevestigd te Hilversum,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SBS BROADCASTING B.V., gevestigd te Amsterdam,
3. [programmamaker], wonende te [woonplaats],
GEDAAGDEN IN KORT GEDING,
procureur mr. H.B. de Regt,
advocaat mr. H.A.J.M. van Kaam te Hilversum.
Gedaagden worden hierna ook genoemd ieder afzonderlijk Storms Factory, SBS en [programmamaker]. Tezamen worden zij ook aangeduid als [programmamaker] c.s..
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter terechtzitting van 6 mei 2003 hebben eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Gedaagden hebben de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van beide zijden pleitnotities en producties, overgelegd en vonnis gevraagd.
Ter zitting is een videoband met door Storms Factory vervaardigde opnames afgespeeld.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
1. De uitgangspunten
1.1. SBS verzorgt de uitzending van diverse televisieprogramma's, waaronder het door Storms Factory geproduceerde programma 'Breekijzer'. [Programmamaker] is presentator van voornoemd programma, waarin problemen van consumenten met diverse bedrijven en instellingen worden belicht.
1.2. [Ex-medewerker], hierna te noemen [ex-medewerker], was in dienst bij eiseres sub 1, bij de afdeling afvalinzameling, reiniging en techniek. In januari 2002 is hij tezamen met een collega, [medewerker gemeente Alkmaar], ontslagen. Laatstgenoemde heeft het ontslagbesluit via juridische weg aangevochten. [Ex-medewerker] heeft die weg niet bewandeld.
1.3. Eind 2002 heeft [ex-medewerker] de hulp van het programma 'Breekijzer' ingeroepen met de bedoeling zijn ontslag alsnog aan te kaarten. [Programmamaker] heeft daaromtrent in een eerder stadium een gesprek met eiseres sub 2, de burgemeester van Alkmaar, gevoerd.
1.4. Bij een eerder bezoek van [programmamaker] en zijn gevolg heeft de burgemeester aangegeven dat zij niet kon ingaan op de door [programmamaker] aangehaalde zaak van de gelijktijdig ontslagen collega zolang de juridische procedures in die zaak nog niet waren afgerond, maar dat [ex-medewerker] het recht zou hebben beroep te doen op het gelijkheidsbeginsel indien de juridische procedures een gunstige uitkomst zouden hebben voor de eveneens ontslagen collega.
1.5. Op 7 april 2003 heeft de bestuursrechter van deze rechtbank in de zaak van [medewerker gemeente Alkmaar] het ontslagbesluit vernietigd en bepaald dat de gemeente Alkmaar met inachtneming van hetgeen in het vonnis is overwogen opnieuw dient te beslissen op het door [medewerker gemeente Alkmaar] ingediende bezwaar tegen het ontslagbesluit.
1.6. In het kader van voornoemd televisieprogramma heeft [programmamaker] zich op 22 april 2003, naar aanleiding van de hiervoor bedoelde uitspraak en het feit dat [ex-medewerker] niets van de gemeente Alkmaar vernam, tezamen met een cameraploeg en [ex-medewerker] vervoegd in het gemeentehuis van Alkmaar. Uiteindelijk hebben zij diverse beeld- en geluidopnames gemaakt tijdens onder meer een besloten vergadering van het College van Burgemeester en Wethouders.
1.7. Bij schrijven van 23 april 2003 hebben eisers via hun raadsman Storms Factory en [programmamaker] gesommeerd om niet onaangekondigd het gemeentehuis van de gemeente Alkmaar te betreden, alsmede om de opnames niet uit te zenden maar te vernietigen. Gedaagden hebben hierop niet gereageerd.
1.8. De gemeente Alkmaar heeft op of omstreeks 27 april 2003 hoger beroep ingesteld tegen voornoemde uitspraak van de bestuursrechter in de zaak [medewerker gemeente Alkmaar].
2. De vordering en de standpunten van partijen
2.1. Eisers vorderen, zakelijk weergegeven, (1) een verbod tegen gedaagden om de op 22 april 2003 gemaakte opnames (gedeeltelijk) uit te zenden c.q. te doen uitzenden en/of om deze op enigerlei andere wijze (gedeeltelijk) openbaar te maken, (2) een gebod aan gedaagden om alle op 22 april 2003 gemaakte opnames te vernietigen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis en om binnen één week na die vernietiging daarvan het bewijsstuk aan de raadsman van eisers te zenden,(3) een verbod tegen Storms Factory en/of [programmamaker] om het gemeentehuis van de gemeente Alkmaar te betreden c.q. te doen betreden en/of dit gemeentehuis betredend hebbend daar ondanks andersluidende instructie enig lokaal van dat gemeentehuis te (doen) betreden en (4) een verbod tegen Storms Factory en/of [programmamaker] om enige bijeenkomst in dat gemeentehuis te (doen) verstoren, ieder verbod en gebod op straffe van een dwangsom van 50.000,-, met veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding.
2.2. Eisers betogen dat het handelen van gedaagden onrechtmatig is en inbreuk maakt op hun portretrechten. Eisers stellen zich op het standpunt dat zij een redelijk belang hebben om zich te verzetten tegen openbaarmaking, nu zij allen herkenbaar in beeld geweest zijn en zij niet geassocieerd wensen te worden met een gang van zaken zoals door [programmamaker] geschetst. Eisers betogen dat de gehanteerde handelwijze kennelijk beoogt de suggestie te wekken dat het College van Burgemeester en Wethouders onjuist heeft gehandeld en iets te verbergen heeft, terwijl het standpunt van gedaagden in deze ongefundeerd is, aldus eisers. Daarnaast stellen eisers dat door [programmamaker] en de zijnen de dienstdoende bodes fysiek bejegend en verbaal bedreigd zijn.
2.3. Gedaagden stellen zich primair op het standpunt dat met de gevorderde beperkingen hun uitingsvrijheid wordt beperkt en dat dit niet toewijsbaar is omdat de inhoud van de uitzending momenteel onvoldoende vast staat en daarmee niet over de rechtmatigheid of onrechtmatigheid kan worden geoordeeld. Daarnaast betogen gedaagden, indien de inhoud van de uitzending wel voldoende is komen vast te staan, dat voornoemde uitingsvrijheid de essentiële rol van de media in een democratische samenleving waarborgt. Bovendien stellen gedaagden dat eisers geen redelijk belang hebben om zich te verzetten tegen een eventuele uitzending, aangezien eisers niet negatief worden neergezet maar slechts geconfronteerd worden met de gevolgen van hun eigen handelwijze. Tevens betogen gedaagden dat eisers een openbare functie bekleden en zich daardoor wat meer publiciteit moeten laten welgevallen.
2.4. Ten aanzien van de gevorderde vernietiging van de materialen stellen gedaagden zich op het standpunt dat dit geen voorlopige maatregel is maar een definitieve, onomkeerbare maatregel en dat die vordering reeds daarom niet in kort geding kan worden toegewezen.
2.5. Partijen hebben hun wederzijdse standpunten nader uiteengezet onder meer aan de hand van de overgelegde pleitnotities. Voorzover nodig voor de beslissing zal daarop hierna afzonderlijk en uitdrukkelijk worden ingegaan.
3. De gronden van de beslissing
3.1. Nagegaan dient te worden of bij afweging van de geschetste feiten en omstandigheden - voorzover aannemelijk geworden - het belang van eisers om gevrijwaard te blijven van enige aantasting van hun reputatie prevaleert boven het belang van [programmamaker] c.s., althans het belang van de uitingsvrijheid van laatstgenoemde zoals dat voortvloeit uit wet en verdrag.
3.2. Eisers stellen dat gedaagden onrechtmatig jegens hen handelen en dat, door het voornemen van uitzending van de gewraakte beelden, inbreuk op het portretrecht van eisers dreigt. Eisers verwijzen daarbij naast het feitenmateriaal uitdrukkelijk naar de inhoud van het inmiddels door de Hoge Raad bevestigde arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 12 juli 2001 ([presentator]/[programmamaker]), waarin een vergelijkbare vordering, namelijk een verbod tot het uitzenden van door Storms Factory vervaardigd opnamemateriaal, werd toegewezen. Volgens eisers heeft het gerechtshof in die uitspraak een norm gesteld, die ook thans is overschreden.
3.3. Dat betoog van eisers kan echter niet worden gevolgd. In de door eisers bedoelde procedure heeft het gerechtshof vastgesteld dat [programmamaker] zich vereenzelvigde met het subjectieve en niet gecontroleerde standpunt van de persoon namens wie hij verklaarde op te treden, dat hij de wederpartij niet in de gelegenheid stelde een weerwoord te bieden en dat voorts niet aannemelijk was geworden dat hij bij zijn handelen afstand van het voorwerp van onderzoek in acht heeft genomen, zoals dat in het algemeen met een journalistieke werkwijze in verband wordt gebracht. Ook stelt het gerechtshof vast dat er geen enkele feitelijke grond is voor de door Storms Factory uitgedragen veronderstelling.
3.4. In de onderhavige zaak ligt dat anders. Immers, nadat [programmamaker] een gesprek met de burgemeester van Alkmaar had gehad over de ontslagprocedure van [ex-medewerker] waarbij de burgemeester had gemeld niet te kunnen ingaan op de zaak van [ex-medewerker] zolang de uitslag in de procedure die [ex-medewerker]s collega [medewerker gemeente Alkmaar] voerde niet bekend was, had het toch voor de hand gelegen dat er op zijn minst van de zijde van de gemeente enige actie in de richting van [ex-medewerker] was ondernomen nadat de bestuursrechter op 7 april 2003 het ontslagbesluit van [medewerker gemeente Alkmaar] had vernietigd. Van dat laatste is echter niet gebleken. Integendeel, [ex-medewerker] hoorde helemaal niets. Onder die omstandigheden - [ex-medewerker] zit al meer dan een jaar met oneervol ontslag thuis en waarvan de rechter in de vergelijkbare zaak [medewerker gemeente Alkmaar] het ontslag vernietigde - kan hem niet verweten worden dat hij "verhaal ging halen".
3.5. Met betrekking tot de gang van zaken tijdens het bezoek van [ex-medewerker] en [programmamaker] aan het gemeentehuis op 22 april jongstleden wordt het volgende overwogen. Volgens eisers heeft de burgemeester van Alkmaar toen [programmamaker] en [ex-medewerker] die dag de raadszaal betraden en nadat [programmamaker] had aangegeven een vraag te willen stellen, tegen hem gezegd dat hij geen vraag mocht stellen omdat het een besloten vergadering betrof. Uit de ter zitting getoonde ruwe versie van opnames van de desbetreffende gebeurtenis kan zulks echter niet worden afgeleid. Wel blijkt daaruit dat de burgemeester nadat [programmamaker] naar de ontwikkelingen in de zaak [ex-medewerker] had gevraagd, hem meedeelde dat hij één vraag mocht stellen, hetgeen [programmamaker] vervolgens ook deed. De burgemeester gaf toen aan dat op de eerstvolgende collegevergadering hieromtrent een beslissing zal worden genomen, dat zij tijdens haar eerstvolgende reguliere persconferentie hierop terug zal komen en dat een en ander op 14 mei 2003 zal plaatsvinden. Toen vervolgens [programmamaker] en [ex-medewerker] aanstalten maakten de zaal te verlaten, betraden politie en bodes de zaal door het met kennelijke kracht openen van de deur van de zaal, waarbij [ex-medewerker], die op dat moment nabij die deur stond, bovendien door de kracht van het openen van de deur naar voren werd gedrukt. De burgemeester greep toen onmiddellijk in en zij deelde politie en bodes mee dat zij met [programmamaker] de afspraak had gemaakt dat hij en de televisieploeg na de beantwoording van één vraag de vergaderzaal en het gemeentehuis in alle rust weer zouden verlaten. Indien op dat moment het handelen van [programmamaker] als zodanig aanmerkelijk inbreukmakend zou zijn ervaren als thans wordt betoogd, had het toch voor de hand gelegen - de politie was immers ten tonele verschenen - dat tot aanhouding zou zijn overgegaan.
3.6. Eisers hebben de inhoud van die opnames verder niet bestreden. Vastgesteld kan worden dat met de ter zitting getoonde beelden, buiten het feit dat de gang van zaken met betrekking tot de confrontatie met de burgemeester en de wethouders in de dagvaarding niet geheel juist is weergegeven, ook de stelling dat [ex-medewerker] de deur van de raadszaal zou hebben tegengehouden wordt ontkracht.
3.7. In dat licht zal ook hetgeen is gesteld met betrekking tot de confrontaties met de bodes, voorafgaand aan het bezoek aan de raadszaal, worden beoordeeld. Eisers hebben betoogd dat de bodes fysiek door [programmamaker] en/of [ex-medewerker] zijn bejegend, maar gedaagden hebben die stelling gemotiveerd bestreden. Uit de meergenoemde opnames kan in ieder geval zulks niet worden afgeleid. Dat laatste geldt ook voor het gepretendeerde verbreken van sloten van toegangsdeuren.
3.8. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat [programmamaker] zich in de onderhavige zaak uitsluitend het doel heeft gesteld om tumultueuze verwikkelingen en confrontaties uit te lokken en uit te zenden zonder zich in feite om de inhoud van de zaak te bekommeren en/of zonder zijn wederpartij in de gelegenheid te stellen in alle redelijkheid weerwoord te bieden. Dat [programmamaker] met zijn methode van journalistiek bedrijven de grens opzoekt van hetgeen net niet door de beugel kan en wat net wel, kan wel worden aangenomen. In de onderhavige zaak echter zijn onvoldoende feiten en/of omstandigheden aannemelijk geworden om aan te nemen dat van overschrijding van die grenzen en dus van onrechtmatheid wat betreft de handelwijze van [programmamaker] c.s. moet worden uitgegaan.
3.9. Daarom blijft over een beoordeling van de door eisers gepretendeerde schending van de hen toekomende portretrechten. Voorop dient te staan dat eisers - en in het bijzonder geldt dat voor de burgemeester en wethouders - zich gelet op hun openbare functie meer publiciteit zullen moeten laten weggevallen dan een gemiddeld burger. Uit de ter zitting getoonde beelden kan niet worden afgeleid dat eisers denigrerend of anderszins kleinerend worden bejegend, dit nog los van de vraag of de door eisers gehanteerde koppeling tussen het in hun ogen onrechtmatige binnendringen in het gemeentehuis en de inhoud van de opnames juist is. Gedaagden hebben voldoende aannemelijk gemaakt, zoals hiervoor reeds overwogen, dat het hen te doen was om de feiten en de omstandigheid dat [ex-medewerker] van informatie verstoken bleef terwijl het toch gaat om een voor hem, [ex-medewerker], bijzonder belangrijke aangelegenheid. Onder die omstandigheden kan gedaagden publicatie op grond van schending van een portretrecht niet worden ontzegd.
3.10. Al het vorenstaande komt erop neer dat de onder 3.1 bedoelde vraag in negatieve zin dient te worden beantwoord. Het gevorderde onder 1. en 2. zal dan ook worden afgewezen.
3.11. Afwijzing geldt ook voor het onder 3. gevorderde verbod. Gedaagden kan immers niet reeds bij voorbaat en onder alle omstandigheden enige toegang tot het gemeentehuis worden ontzegd, zeker niet nu de voorafgaande vorderingen zijn afgewezen. Bovendien moet ervan worden uitgegaan dat gedaagden bij hun handelen, evenals een ieder, zullen zijn gehouden aan wettelijke bepalingen en verplichtingen waaronder die van het betreden van - in beginsel openbare - ruimtes.
3.12. Eisers zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding.
DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- weigert de gevorderde voorzieningen;
- veroordeelt eisers in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van gedaagden begroot op 205,- euro aan verschotten en op 704,- euro aan salaris van de procureur.
- verklaart dit vonnis ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen op 8 mei 2003 door mr. J.M. Vrakking, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 mei 2003 in tegenwoordigheid van J.J.M. Jeurissen, griffier.