3.1. Van ontvankelijkheid kan wel worden uitgegaan. Niet aannemelijk is geworden dat tussen eiseressen en [gedaagden sub 2 tot en met sub 7] een contractuele relatie bestaat, zodat de vordering moet zijn gebaseerd op onrechtmatige daad. In een in dat kader te treffen ordemaatregel komt de voorzieningenrechter in kort geding ook naast de voor het geschil ten gronde gekozen rechtsgang bevoegdheid toe.
3.2. De voorzieningen zoals gevorderd komen echter niet voor toewijzing in aanmerking.
3.3. Zoals hiervoor reeds overwogen moet worden vastgesteld dat er tussen eiseressen en [gedaagden sub 2 tot en met sub 7] geen contractuele relatie bestaat, zodat een vordering tot nakoming niet aan de orde is. Verder staat in onvoldoende mate vast wie de eigenaar van de desbetreffende bollen is. Ook heeft [gedaagden sub 2 tot en met sub 7] zich uitdrukkelijk op haar retentierecht beroepen ten aanzien van de door eiseressen bedoelde bollen. Daarom kan er niet bij voorbaat van worden uitgegaan dat [gedaagden sub 2 tot en met sub 7] door het onthouden van de door eiseressen verlangde informatie onrechtmatig jegens eiseressen handelt.
3.4. Dat zou wellicht - er al van uitgaande dat eiseressen enig recht zouden kunnen doen gelden op de teeltproducten - anders kunnen zijn als [gedaagden sub 2 tot en met sub 7] wanbeleid zou kunnen worden verweten of dat zij opzettelijk de bloembollen van de benodigde keuring onthoudt. Van dat laatste kan niet worden uitgegaan. [gedaagden sub 2 tot en met sub 7] heeft immers onvoldoende gemotiveerd weersproken gesteld dat zij doende is de keuringen - van ook alle overige bollen waarvan niet in geding is dat die haar eigendom zijn - op korte termijn te doen uitvoeren en dat zij daaromtrent met BKD intensieve contacten onderhoudt. Wat dat betreft ligt het meer dan voor de hand dat ook [gedaagden sub 2 tot en met sub 7] een aanzienlijk belang heeft tot opgave aan BKD. Financiële problemen aan de zijde van [gedaagden sub 2 tot en met sub 7] hebben eiseressen na daartoe door [gedaagden sub 2 tot en met sub 7] gevoerd verweer, onvoldoende aannemelijk gemaakt.
3.5. Voorts verzet ook een aantal andere omstandigheden zich tegen toewijzing van de onderhavige vorderingen bij wijze van voorziening. [gedaagden sub 2 tot en met sub 7] heeft, eveneens onvoldoende gemotiveerd weersproken, gesteld dat alle bollen, haar eigen teeltbollen en die uit de lopende contracten, zodanig met elkaar vermengd geplant zijn dat afzonderlijke aanwijzing voor verdere teelt vrijwel onmogelijk is. Toewijzing van de vorderingen zou dus onverwijld tot executieproblemen leiden.
3.6. Tevens is de vraag gerechtvaardigd aan wie enig vorderingsrecht uiteindelijk toekomt. SBC is immers failliet en zowel de geldstroom als de toewijzing van partijen bloembollen, respectievelijk van de teeltcontracten, liep kennelijk via deze vennootschap. Aannemelijk is geworden dat de onderhavige contracten slechts een klein deel van de activiteiten betrof; activiteiten die door de curator zullen moeten worden beoordeeld en gewogen. Die omstandigheid verzet zich tegen het treffen van een voorziening ten aanzien van slechts een klein deel van die bedrijfsactiviteiten.
3.7. Nu de vorderingen tegen [gedaagden sub 2 tot en met sub 7] worden afgewezen, komt daarmee het belang voor toewijzing jegens TCS te vervallen.
3.8. Eiseressen zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding.