ECLI:NL:RBALK:2004:AO5879

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
18 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
59676/HA ZA 02-435
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Vrakking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op auteursrecht door plagiaat van confectiekleding

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 18 februari 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen Harem Textiel Amsterdam B.V. en Mim-Pi Import B.V. over inbreuk op auteursrechten met betrekking tot kledingstukken. Harem Textiel, een groothandel in dameskleding, vorderde dat Mim-Pi, die ook dameskleding verkoopt, zou stoppen met het maken en verkopen van kledingstukken die volgens Harem Textiel inbreuk maken op haar auteursrechten. Harem Textiel stelde dat zij de ontwerpen van de kledingstukken had gemaakt en dat Mim-Pi deze had gekopieerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kledingstukken van Harem Textiel onvoldoende oorspronkelijk karakter hebben om auteursrechtelijke bescherming te genieten. Hierdoor kon de primaire vordering van Harem Textiel niet slagen. De rechtbank heeft ook de subsidiaire grondslag van onrechtmatige daad afgewezen, omdat er geen sprake was van verwarringsgevaar tussen de kledingstukken van beide partijen. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van Harem Textiel met betrekking tot bepaalde kledingstukken, zoals het jasje op foto C, het jasje op foto D en de broek op foto G, in beginsel voor toewijzing gereed lagen, terwijl de vorderingen met betrekking tot andere kledingstukken werden afgewezen. De rechtbank heeft Mim-Pi veroordeeld tot het staken van de inbreuk en het afdragen van de winst die zij door de inbreuk had genoten, evenals het vergoeden van de schade aan Harem Textiel. De kosten van de procedure werden toegewezen aan Harem Textiel, die als grotendeels in het gelijk werd gesteld.

Uitspraak

UITSPRAAK 18 februari 2004
BvP
VONNIS VAN DE RECHTBANK TE ALKMAAR
sector civiel recht; enkelvoudige kamer
In de zaak met zaak- en rolnummer 59676 / HA ZA 02-435 van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HAREM TEXTIEL AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES bij dagvaarding van 25 april 2002,
procureur mr. H.R.M. Jenné,
advocaat mr. R.E. Jonen te Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap MIM-PI IMPORT B.V.,
gevestigd te Grootschermer,
GEDAAGDE,
procureur mr. A. Lof.
Partijen zullen verder worden genoemd Harem Textiel en Mim-Pi.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- het vonnis van 7 november 2002, waarbij een comparitie van partijen werd gelast;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 25 april 2003;
- akte van depot van 25 april 2003.
Beide partijen hebben ter comparitie vonnis gevraagd. De inhoud van alle stukken geldt als hier ingelast.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
De feiten
1. Als enerzijds gesteld, anderzijds erkend, althans niet of niet voldoende weersproken, alsmede op grond van de overgelegde stukken, staat tussen partijen het volgende vast.
a. Harem Textiel is groothandelaar in dameskleding en produceert haar kleding in Turkije;
b. De ontwerpen van de Harem Textiel worden gemaakt door of onder leiding van de heer [werknemer eiseres], die in loondienst is van Harem Textiel;
c. De kleding van Harem Textiel wordt verkocht onder de merken Completo en Completo Club, vanuit 12 winkels in Nederland;
d. Mim-Pi verkoopt ook dameskleding. De productie van die kleding vindt plaats in Indonesië;
e. Mim-Pi verkoopt de kleding onder de naam Mim-Pi, vanuit winkels in Purmerend en Zaandam;
f. Op 10 april 2002 heeft Harem Textiel geprobeerd, na daartoe door de voorzieningenrechter in de rechtbank Alkmaar verlof te zijn verleend, conservatoir beslag te laten leggen op de aan het zaaksadres van Mim-Pi aan te treffen kledingstukken. De deurwaarder heeft evenwel op het zaaksadres van Mim-Pi niets aangetroffen waarop beslag kon worden gelegd.
Het geschil
2.1. Harem Textiel vordert, na vermindering van eis, - zakelijk weergegeven - dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. Mim-Pi beveelt, met onmiddellijke ingang na betekening van het te wijzen vonnis, ieder inbreukmaken op de rechten van Harem Textiel ten aanzien van een zevental kledingstukken te staken en gestaakt te houden;
b. Mim-Pi gelast om binnen één week na betekening van het te wijzen vonnis de nog voorradige exemplaren van de artikelen waarmee inbreuk op de rechten van Harem Textiel wordt gemaakt af te geven aan de advocaat van Harem Textiel;
c. Mim-Pi veroordeelt om binnen één week na betekening van het te wijzen vonnis schriftelijk aan de advocaat van Harem Textiel volledige naam en adresgegevens opgeeft van de leverancier van de inbreukmakende artikelen en, binnen gelijke termijn, opgaaf te doen van de totale aantallen stuks van de inbreukmakende artikelen die Mim-Pi heeft ingekocht en verkocht onder overlegging van afschriften van alle inkoopfacturen en verkoopfacturen betreffende de inbreukmakende artikelen aan de procureur van Harem Textiel, alsmede overlegging van een verklaring van een registeraccountant dat de opgaven van Mim-Pi juist en volledig zijn;
d. Mim-Pi beveelt om binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis rekening en verantwoording aan Harem Textiel af te leggen ter zake van de winst die Mim-Pi ten gevolge van de inbreuk op de rechten van Harem Textiel heeft genoten;
e. bepaalt dat Mim-Pi voor iedere keer, of iedere dag of deel van een dag dat zij nalatig mocht zijn met de voldoening aan enig onderdeel van het hierboven onder a. tot en met d. gevorderde, 5.000,-- euro ten titel van dwangsom aan Harem Textiel dient te betalen;
f. Mim-Pi veroordeelt om de door haar ten gevolge van de inbreuk op de rechten van Harem Textiel genoten winst aan Harem Textiel af te dragen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 april 2002 tot de dag der algehele voldoening;
g. Mim-Pi veroordeelt om de door Harem Textiel geleden schade, als nader op te maken bij staat, aan Harem Textiel te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 april 2002 tot de dag der algehele voldoening;
h. Mim-Pi veroordeelt in de kosten van dit geding.
2.2. Harem Textiel heeft primair aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat Mim-Pi inbreuk heeft gemaakt en nog steeds inbreuk maakt op het aan Harem Textiel toekomende auteursrecht ten aanzien van de onderhavige kledingstukken. Als gevolg van de inbreuk op het auteursrecht is Mim-Pi gehouden tot vergoeding van de daardoor door Harem Textiel geleden schade alsmede tot afdracht van de daardoor door Mim-Pi gemaakte winst aan Harem Textiel.
2.3. Subsidiair legt Harem Textiel aan haar vorderingen ten grondslag dat Mim-Pi onrechtmatig jegens haar handelt door een groot aantal kledingstukken die tot één collectie behoren klakkeloos na te bootsen, hetgeen slaafse navolging oplevert.
3.1. Mim-Pi heeft de vorderingen van Harem Textiel betwist. Mim-Pi stelt zich daarbij onder meer op het standpunt dat op de kledingstukken geen auteursrecht rust doordat de kledingstukken geen eigen, oorspronkelijk karakter hebben en dat het de persoonlijke stempel van de maker dragen. Daarnaast betwist Mim-Pi het makerschap van Harem Textiel.
3.2. Ter zitting heeft Mim-Pi gesteld dat de kledingstukken genoemd in een vonnis van de rechtbank te Haarlem, uitgesproken op 15 januari 2003 onder rolnummer HA ZA 02-704, allen behoren tot het "merk" Mim-Pi en dat de in dat vonnis aan de orde zijnde kledingstukken gelijk zijn aan de kledingstukken in het onderhavige geding. Mim-Pi heeft haar verweer ter comparitie dan ook aangevuld met hetgeen ten aanzien van de kledingstukken in een procedure voor de rechtbank te Haarlem is aangevoerd.
De beoordeling van het geschil
4.1. Ter comparitie heeft Harem Textiel haar eis verminderd, zodat op de verminderde eis recht zal worden gedaan.
4.2. Tussen partijen staat vast dat Mim-Pi de beweerdelijk inbreukmakende kledingstukken heeft (doen) vervaardigen, alsmede te koop heeft aangeboden en daadwerkelijk heeft verkocht.
4.3. Hieronder zal per kledingstuk de stellingen over en weer van partijen worden besproken. De rechtbank zal daarbij de volgorde hanteren gelijk die van de aan dit vonnis gehechte foto's, genummerd A tot en met H. In verband met de vermindering van eis behoeft het gevorderde ten aanzien van het kledingstuk zoals afgebeeld op foto E geen bespreking meer.
Het jasje op foto A
5.1. Harem Textiel legt primair aan haar vorderingen ten grondslag dat Mim-Pi inbreuk heeft gemaakt op het aan Harem Textiel toekomende auteursrecht op dit jasje door een nagenoeg identiek jas te (doen) vervaardigen en in het verkeer te brengen. Ter zitting heeft Harem Textiel aangevoerd dat zij dit jasje ongeveer twee jaar geleden heeft ontworpen en op de markt heeft gebracht. Mim-Pi betwist dat het jasje auteursrechtelijke bescherming toekomt en bestrijdt daarnaast het makerschap van Harem Textiel. Mim-Pi stelt zich daarbij op het standpunt dat dit jasje reeds negen jaar in haar collectie is opgenomen. Voorts voert Mim-Pi aan dat dit model, het zogeheten schoorsteenvegersjasje, al bijna honderd jaar in Nederland bestaat.
5.2. De rechtbank stelt voorop dat de jasjes als conflicterende werken, gelet op de totaalindrukken die deze kledingstukken maken, gelijkenis vertonen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het door Harem Textiel op de markt gebrachte jasje onvoldoende karakteristieke elementen die maken dat sprake is van een werk met een eigen, oorspronkelijk karakter en dat het een persoonlijk stempel van de maker draagt. Het jasje komt daardoor niet in aanmerking voor auteursrechtelijke bescherming. De vorderingen met betrekking tot dit jasje kunnen derhalve op de primaire grondslag niet slagen.
5.3. Een en ander heeft ook consequenties voor de subsidiaire grondslag die Harem Textiel aan haar vorderingen heeft gesteld, namelijk dat Mim-Pi onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door het jasje klakkeloos na te bootsen. Het gestelde feitencomplex kan immers evenmin tot een onrechtmatig handelen van Mim-Pi jegens Harem Textiel leiden, nu het jasje onderscheidend vermogen mist, in die zin dat het jasje zich van andere in de handel zijnde modellen aanmerkelijk zou onderscheiden. Daarbij heeft Harem Textiel evenmin bijkomende omstandigheden gesteld, welke de slotsom van onrechtmatig handelen kunnen wettigen. Ook de subsidiaire grondslag van de vordering slaagt niet.
5.4. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat deze subsidiaire grondslag eveneens afstuit op het bepaalde in artikel 14 lid 8 van de Eenvormige Beneluxwet op de tekeningen en modellen, welke bepaling inhoud dat voor feiten die alleen inbreuk op een tekening of model inhouden geen vordering kan worden ingesteld op grond van de wettelijke bepalingen inzake de bestrijding van de oneerlijke mededinging. Immers, het jasje is onmiskenbaar aan te merken als een model in de zin van deze bepaling, terwijl hetgeen Harem Textiel ter onderbouwing van haar vordering op grond van onrechtmatige daad heeft aangevoerd slechts feiten betreffen die een inbreuk op dat model inhouden.
5.5. De vorderingen van Harem Textiel aangaande het jasje op foto A zullen worden afgewezen.
Het jasje op foto B
6.1. Harem Textiel legt primair aan haar vorderingen ten grondslag dat Mim-Pi inbreuk heeft gemaakt op het aan Harem Textiel toekomende auteursrecht op dit jasje door een nagenoeg identiek jas te (doen) vervaardigen en in het verkeer te brengen. Wat betreft dit jasje heeft Harem Textiel aangevoerd dat zij dit model ongeveer drie jaar geleden heeft ontworpen en op de markt heeft gebracht. Mim-Pi stelt zich op het standpunt dat het jasje geen auteursrechtelijk bescherming toekomt. Voorts betwist Mim-Pi het makerschap van Harem Textiel.
6.2. De rechtbank stelt, veronderstellende wijs uitgaande van auteursrechtelijke bescherming van het jasje van Harem Textiel, er bij vergelijking van het jasje van Harem Textiel en het jasje van Mim-Pi uit eigen waarneming vast, dat het uiterlijk van het jasje van Mim-Pi zozeer van het uiterlijk van het jasje van Harem Textiel afwijkt dat niet gezegd kan worden dat het jasje van Mim-Pi als een gehele of gedeeltelijke nabootsing, ook niet in gewijzigde vorm, van het Harem Textiel jasje is te beschouwen. Hierdoor behoeft de auteursrechtelijke inbreukvraag geen bespreking meer, waardoor reeds hierom de primaire grondslag niet kan slagen.
6.3. Een en ander heeft ook consequenties voor de subsidiaire grondslag die Harem Textiel aan haar vorderingen heeft gesteld, namelijk dat Mim-Pi onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door het jasje klakkeloos na te bootsen. Het gestelde feitencomplex kan immers evenmin tot een onrechtmatig handelen van Mim-Pi jegens Harem Textiel leiden, nu het totaalbeeld van de van het jasje van Harem Textiel geen aanmerkelijke overeenstemming vertoont met het jasje van Mim-Pi, waardoor geen sprake kan zijn van verwarringsgevaar. Daarbij heeft Harem Textiel evenmin bijkomende omstandigheden gesteld, welke de slotsom van onrechtmatig handelen kunnen wettigen. Ook de subsidiaire grondslag van de vordering slaagt niet.
Ook hierbij merkt de rechtbank op dat het bepaalde in artikel 14 lid 8 van de Eenvormige Beneluxwet op de tekeningen en modellen eveneens aan toewijzing van de vorderingen op de subsidiaire grondslag in de weg staat.
6.4. De vorderingen van Harem Textiel met betrekking tot het jasje op foto B zullen worden afgewezen.
Het jasje op foto C
7.1. Harem Textiel legt primair aan haar vorderingen ten grondslag dat Mim-Pi inbreuk heeft gemaakt op het aan Harem Textiel toekomende auteursrecht op dit jasje door een nagenoeg identiek jasje te (doen) vervaardigen en in het verkeer te brengen. Ten aanzien van dit jasje stelt Harem Textiel het ontwerp te hebben gemaakt naar aanleiding van een zeven jaar geleden in Amerika gekocht exemplaar en dit jasje daarna op de markt te hebben gebracht. Mim-Pi betwist dat het jasje auteursrechtelijke bescherming toekomt en bestrijdt daarnaast het makerschap van Harem Textiel. Mim-Pi voert daartoe aan dit jasje al ruim negen jaar onderdeel uit maakt van de collectie van Mim-Pi. Daarnaast voert Mim-Pi aan dat dit model, door Mim-Pi aangeduid als postbodejasje, al ruim 100 jaar in Nederland bestaat.
7.2. De rechtbank stelt voorop dat de jasjes als conflicterende werken, gelet op de totaalindrukken die deze kledingstukken maken, gelijkenis vertonen.
Naar het oordeel van de rechtbank geeft de combinatie van visuele kenmerken van het jasje van Harem Textiel, te weten de opgezette zakken, die zijn afgewerkt met een biesje, de twee stiksels op de voorzijde van het jasje, de breedte van het model en de ribstof, waarin het jasje is uitgevoerd, dit jasje een eigen, voldoende oorspronkelijk karakter en draagt het de persoonlijk stempel van de maker. Het totaalbeeld, dat ook dit jasje maakt, geeft een uiting van eigen smaak en voorkeur van de maker. Daaraan doet niet af dat, zoals Mim-Pi aanvoert, een dergelijke (model) jasje al 100 jaar in Nederland bestaat, nog daargelaten de vraag of aan dit verweer van Mim-Pi een voldoende gemotiveerde onderbouwing ten grondslag ligt, in het jasje een of meer gecombineerde kenmerken zijn verwerkt die op zichzelf reeds bekend zijn. Het gaat er om of de maker een eigen invulling geeft aan het idee, dat aan het uiteindelijke werk ten grondslag ligt. Het jasje van Harem Textiel komt daardoor in aanmerking voor auteursrechtelijke bescherming.
7.3. Mim-Pi voert daarnaast aan dat zij het beweerdelijk inbreukmakend jasje reeds negen jaar in haar collectie heeft opgenomen. De rechtbank begrijpt dit verweer van Mim-Pi aldus dat Mim-Pi daarmee betwist dat zij het jasje heeft ontleend aan het jasje van Harem Textiel, nu zij dit jasje eerder dan Harem Textiel heeft ontworpen, geproduceerd en in het verkeer heeft gebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank vertoont het jasje van Mim-Pi in zodanige mate auteursrechtelijke beschermde trekken van het jasje van Harem Textiel dat de totaalindrukken die beide jasjes maken, te weinig verschillen in die zin dat het jasje van Mim-Pi niet als zelfstandig werk kan worden aangemerkt, dat dit het vermoeden wettigt dat het jasje van Mim-Pi is ontleend aan het jasje van Harem Textiel. Mim-Pi heeft haar stellingen onvoldoende feitelijk onderbouwd om dit vermoeden te ontzenuwen.
Hierdoor is met betrekking tot dit jasje sprake van een ongeoorloofde verveelvoudiging in auteursrechtelijke zin door Mim-Pi.
7.4. De conclusie van bovenstaande is dat de vorderingen van Harem Textiel met betrekking tot dit jasje, behoudens het navolgende aangaande de gevorderde dwangsom, zullen worden toegewezen.
Het jasje op foto D
8.1. Harem Textiel legt primair aan haar vorderingen ten grondslag dat Mim-Pi inbreuk heeft gemaakt op het aan Harem Textiel toekomende auteursrecht op dit jasje door een nagenoeg identiek jasje te (doen) vervaardigen en in het verkeer te brengen. Harem Textiel stelt dit jasje zes jaar geleden te hebben ontworpen en op de markt te hebben gebracht.
Mim-Pi betwist dat het jasje auteursrechtelijke bescherming toekomt en bestrijdt daarnaast het makerschap van Harem Textiel. Mim-Pi voert aan dit model reeds voor drie jaren in de collectie te voeren, waarbij de kleur van het jasje van jaar tot jaar verschilt. Mim-Pi betwist dat Harem Textiel het jasje zes jaar geleden zelf heeft ontworpen en op de markt heeft gebracht en voert daartoe aan dat de jasje een gangbaar model is en reeds lange tijd in de kledingbranche bekend is.
8.2. De rechtbank stelt voorop dat de jasjes als conflicterende werken, gelet op de totaalindrukken die deze kledingstukken maken, gelijkenis vertonen.
Naar het oordeel van de rechtbank geeft de combinatie van visuele kenmerken van het jasje van Harem Textiel, te weten het ontbreken van een kraag, de opgezette zakken, de breedte van het model en de ribstof, waarin het jasje is uitgevoerd, dit jasje een eigen, voldoende oorspronkelijk karakter en draagt het de persoonlijk stempel van de maker. Het totaalbeeld, dat ook dit jasje maakt, geeft een uiting van eigen smaak en voorkeur van de maker. Daaraan doet niet af dat, zoals Mim-Pi aanvoert, een dergelijk jasje een gangbaar model is en sinds lange tijd in de kledingbranche bekend is, nog daargelaten de vraag of aan dit verweer van Mim-Pi een voldoende gemotiveerde onderbouwing ten grondslag ligt, en dat in de jasje een of meer gecombineerde kenmerken zijn verwerkt die op zichzelf reeds bekend zijn. Het gaat er om of de maker een eigen invulling geeft aan het idee, dat aan het uiteindelijke werk ten grondslag ligt. Het jasje van Harem Textiel komt daardoor in aanmerking voor auteursrechtelijke bescherming.
8.3. Naar het oordeel van de rechtbank vertoont het jasje van Mim-Pi in zodanige mate auteursrechtelijke beschermde trekken van het jasje van Harem Textiel dat de totaalindrukken die beide jasjes maken te weinig verschillen dat het jasje van Mim-Pi als zelfstandig werk kan worden aangemerkt. Hierdoor is met betrekking tot het jasje sprake van een ongeoorloofde verveelvoudiging in auteursrechtelijke zin door Mim-Pi.
8.4. De conclusie van bovenstaande is dat de vorderingen van Harem Textiel met betrekking tot dit jasje, behoudens het navolgende aangaande de gevorderde dwangsom, zullen worden toegewezen.
De tuinbroek op foto F
9.1. Harem Textiel legt primair aan haar vorderingen ten grondslag dat Mim-Pi inbreuk heeft gemaakt op het aan Harem Textiel toekomende auteursrecht op deze tuinbroek door een nagenoeg identieke tuinbroek te (doen) vervaardigen en in het verkeer te brengen. Harem Textiel stelt deze tuinbroek te hebben ontworpen en daarna op de markt te hebben gebracht. Mim-Pi erkent (alinea 4.2. van de conclusie van antwoord) dat de tuinbroek enigszins oorspronkelijk kan zijn. Mim-Pi voert evenwel aan dat zij het ontwerp van de tuinbroek heeft ontleend aan een model van [ontwerper], welk model zij in een winkel van [ontwerper] heeft gekocht, en bestrijdt dat zij de tuinbroek heeft ontleend aan een model van Harem Textiel. Mim-Pi voert nog aan een andere stof te hebben gebruikt dan het model van [ontwerper].
9.2. De rechtbank stelt voorop dat de tuinbroeken als conflicterende werken, gelet op de totaalindrukken die deze kledingstukken maken, gelijkenis vertonen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de door Harem Textiel aangewezen combinatie van visuele elementen, te weten de naden, de wijdte, de bandjes aan de zijkant en aan de bovenkant van de tuinbroek, de opgestikte zakken en het inzetstuk aan de onderzijde van de broekspijpen, een en ander uitgevoerd in een smalle ribstof, deze tuinbroek een eigen, voldoende oorspronkelijk karakter heeft en de tuinbroek het oorspronkelijk stempel van de maker draagt. Het totaalbeeld, dat deze broek maakt, geeft uiting van eigen smaak en voorkeur van de maker.
9.3. Het verweer van Mim-Pi dat zij het ontwerp van de tuinbroek niet aan een model van Harem Textiel heeft ontleend, maar wel heeft ontleend aan een model van [ontwerper], begrijpt de rechtbank aldus dat Mim-Pi het makerschap van Harem Textiel betwist. Mim-Pi heeft daarbij eveneens aangevoerd dat het in de modebranche gebruikelijk is dat voorafgaand aan het samenstellen van de te voeren collecties bij diverse modezaken kledingstukken worden gekocht, waarna die modellen worden aangepast naar haar eigen stijl. Gelet op de gemotiveerde betwisting van het makerschap van de tuinbroek door Mim-Pi, lag het op de weg van Harem Textiel om haar stellingen op dit punt gedocumenteerd te onderbouwen. Ter comparitie heeft Harem Textiel echter volstaan met volharding in haar stelling dat haar het makerschap van de tuinbroek toekomt. Gegeven het voorstaande heeft Harem Textiel onvoldoende feiten gesteld om op dit punt tot bewijslevering te worden toegelaten. De rechtbank zal het door Harem Textiel gedane aanbod haar stellingen te bewijzen passeren.
Nu niet vast staat dat Harem Textiel het makerschap van de tuinbroek toekomt kunnen de vorderingen op de primaire grondslag derhalve niet worden toegewezen.
9.4. Een en ander heeft ook consequenties voor de subsidiaire grondslag die Harem Textiel aan haar vorderingen heeft gesteld, namelijk dat Mim-Pi onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door de tuinbroek klakkeloos na te bootsen. Het gestelde feitencomplex kan immers evenmin tot een onrechtmatig handelen van Mim-Pi jegens Harem Textiel leiden, nu Harem Textiel bovendien geen bijkomende omstandigheden heeft gesteld, welke de slotsom van onrechtmatig handelen kunnen wettigen. Ook de subsidiaire grondslag van de vordering slaagt niet.
9.5. De vorderingen van Harem Textiel met betrekking tot de tuinbroek zullen worden afgewezen.
De broek op foto G
10.1. Harem Textiel legt primair aan haar vorderingen ten grondslag dat Mim-Pi inbreuk heeft gemaakt op het aan Harem Textiel toekomende auteursrecht op deze broek door een nagenoeg identieke broek te (doen) vervaardigen en in het verkeer te brengen. Harem Textiel stelt dat deze broek vijf à zes jaar geleden door haar is ontworpen aan de hand van een bestaand model uit Amerika. Op dit bestaande model heeft zij een aantal wijzigingen aangebracht en heeft zij vervolgens de broek ongeveer vijf jaar geleden op de markt gebracht. Mim-Pi heeft erkend dat zij de broek heeft ontworpen aan de hand van een model van Harem Textiel. Mim-Pi betwist evenwel dat het model van Harem Textiel een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker, ontbeert, omdat een dergelijke broek sinds lange tijd in de kledingbranche bekend is.
10.2. De rechtbank stelt voorop dat de broeken als conflicterende werken, gelet op de totaalindrukken die deze kledingstukken maken, gelijkenis vertonen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de combinatie van kenmerken van deze broek, te weten het rechte model, het trekkoord aan de bovenzijde, de bijzondere naden en de opgezette zak op de voorzijde van de linkerbroekspijp, voorzien van een klepje, een eigen, voldoende oorspronkelijk karakter en draagt het de persoonlijk stempel van de maker. De broek in zijn totaal bezien, geeft een uiting van de eigen smaak en voorkeur van de maker. Daaraan doet niet af dat, zoals Mim-Pi aanvoert, een dergelijke broek sinds lange tijd in de kledingbranche bekend is, nog daargelaten de vraag of aan dit verweer van Mim-Pi een voldoende gemotiveerde onderbouwing ten grondslag ligt, en dat in de broek een of meer gecombineerde kenmerken zijn verwerkt die op zichzelf reeds bekend zijn. Het gaat er om of de maker een eigen invulling geeft aan het idee, dat aan het uiteindelijke werk ten grondslag ligt.
De broek komt hierdoor in aanmerking voor auteursrechtelijke bescherming.
10.3. Nu Mim-Pi heeft erkend dat zij de broek heeft ontworpen aan de hand van het model van Harem Textiel, maakt Mim-Pi, nu de broek auteursrechtelijke bescherming toekomt, dan ook inbreuk op het auteursrecht van Harem Textiel. De vorderingen van Harem Textiel met betrekking tot dit kledingstuk zullen, behoudens het navolgende aangaande de gevorderde dwangsom, derhalve worden toegewezen.
De broek op foto H
11.1. Harem Textiel legt primair aan haar vorderingen ten grondslag dat Mim-Pi inbreuk heeft gemaakt op het aan Harem Textiel toekomende auteursrecht op deze broek door een nagenoeg identieke broek te (doen) vervaardigen en in het verkeer te brengen. Harem Textiel stelt dat zij deze broek ongeveer twee jaar geleden heeft ontworpen en op de markt heeft gebracht. Mim-Pi betwist dat op het jasje auteursrecht rust en bestrijdt bovendien het makerschap van Harem Textiel. Mim-Pi voert daartoe aan dat zij de broek heeft ontworpen aan de hand van een model van Trix & Rees. Bovendien voert Mim-Pi aan, wijzend op het vonnis van de rechtbank Haarlem dat die rechtbank heeft geoordeeld dat ten aanzien van betreffende broek, die overeenkomt met onderhavige broek, onvoldoende aannemelijk is geworden dat Harem Textiel dit eerder dan gedaagde in die zaak op de markt heeft gebracht, zodat de broek auteursrechtelijke bescherming ontbeert.
11.2. De rechtbank stelt voorop dat de broeken van Harem Textiel en Mim-Pi als conflicterende werken, gelet op de totaalindrukken die deze kledingstukken maken, gelijkenis vertonen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de combinatie van kenmerken van deze broek, te weten het wijde model, het elastiek in de boord aan de bovenzijde, de bijzondere naden op de voor- en achterzijde van de broekspijpen, de doorgestikte naden van de zakken op de voorzijde van de broek, het inzetstuk aan de onderzijde van de broekspijpen, een en ander uitgevoerd in een smalle ribstof, een eigen, voldoende oorspronkelijk karakter en draagt het de persoonlijk stempel van de maker. De broek in zijn totaal bezien, geeft een uiting van de eigen smaak en voorkeur van de maker, ook al zijn een of meer gecombineerde kenmerken die in de broek zijn verwerkt op zichzelf reeds bekend. De broek komt daardoor in aanmerking voor auteursrechtelijke bescherming.
11.3. Het verweer van Mim-Pi dat zij de broek heeft ontleend aan een model van Trix & Rees, begrijpt de rechtbank aldus dat Mim-Pi het makerschap van Harem Textiel betwist. Mim-Pi heeft daarbij eveneens aangevoerd dat het in de modebranche gebruikelijk is dat voorafgaand aan het samenstellen van de te voeren collecties bij diverse modezaken kledingstukken worden gekocht, waarna die modellen worden aangepast naar haar eigen stijl. Gelet op de gemotiveerde betwisting van het makerschap van de broek door Mim-Pi, lag het op de weg van Harem Textiel om haar stellingen op dit punt gedocumenteerd te onderbouwen. Ter comparitie heeft Harem Textiel echter volstaan met volharding in haar stelling dat haar het makerschap van de broek toekomt. Gegeven het voorstaande heeft Harem Textiel onvoldoende feiten gesteld om op dit punt tot bewijslevering te worden toegelaten. De rechtbank zal het door Harem Textiel gedane aanbod haar stellingen te bewijzen passeren.
Nu niet vast staat dat Harem Textiel het makerschap van de broek toekomt kunnen de vorderingen op de primaire grondslag derhalve niet worden toegewezen.
11.4. Een en ander heeft ook consequenties voor de subsidiaire grondslag die Harem Textiel aan haar vorderingen heeft gesteld, namelijk dat Mim-Pi onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door de broek klakkeloos na te bootsen. Het gestelde feitencomplex kan immers evenmin tot een onrechtmatig handelen van Mim-Pi jegens Harem Textiel leiden, nu Harem Textiel bovendien geen bijkomende omstandigheden heeft gesteld, welke de slotsom van onrechtmatig handelen kunnen wettigen. Ook de subsidiaire grondslag van de vordering slaagt niet.
11.5. De vorderingen van Harem Textiel met betrekking tot de broek zullen worden afgewezen.
Conclusie
12. De conclusie van bovenstaande is dat de vorderingen van Harem Textiel met betrekking tot het jasje op foto C, het jasje op foto D en de broek op foto G, in beginsel voor toewijzing gereed liggen.
Ten aanzien van de jasjes op de foto's A en B en de broeken op de foto's F en H zullen de vorderingen van Harem Textiel worden afgewezen.
13. De gevorderde verwijzing naar de schadestaat procedure zal, nu dit niet is weersproken, worden toegewezen.
14. De rechtbank ziet aanleiding de gevorderde dwangsom te matigen en aan een maximum te verbinden.
15. Mim-Pi zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van de procedure, inclusief de kosten van het beslag.
DE BESLISSING
De rechtbank:
Ten aanzien van het jasje op foto C, het jasje op foto D en de broek op foto G:
- beveelt Mim-Pi om, met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis, iedere inbreuk op de auteursrechten van Harem Textiel te staken en gestaakt te houden;
- gelast Mim-Pi om binnen één week na betekening van dit vonnis de nog voorradige exemplaren van de artikelen waarmee inbreuk op de rechten van Harem Textiel wordt gemaakt af te geven aan de advocaat van Harem Textiel;
- veroordeelt Mim-Pi om binnen één week na betekening van dit vonnis schriftelijk aan de advocaat van Harem Textiel volledige naam en adresgegevens opgeeft van de leverancier van de inbreukmakende artikelen en, binnen gelijke termijn, opgaaf te doen van de totale aantallen stuks van de inbreukmakende artikelen die Mim-Pi heeft ingekocht en verkocht onder overlegging van afschriften van alle inkoopfacturen en verkoopfacturen betreffende de inbreukmakende artikelen aan de procureur van Harem Textiel, alsmede overlegging van een verklaring van een registeraccountant dat de opgaven van Mim-Pi juist en volledig zijn;
- beveelt Mim-Pi om binnen twee weken na betekening van dit vonnis rekening en verantwoording aan Harem Textiel af te leggen ter zake van de winst die Mim-Pi ten gevolge van de inbreuk op de rechten van Harem Textiel heeft genoten;
- bepaalt dat Mim-Pi voor iedere keer, of iedere dag of deel van een dag dat zij nalatig mocht zijn met de voldoening aan een van bovengenoemde bevelen en veroordelingen, een dwangsom van 250,-- euro verbeurt, zulks met een maximum van 250.000,-- euro;
- veroordeelt Mim-Pi om de door haar ten gevolge van de inbreuk op de rechten van Harem Textiel genoten winst aan Harem Textiel af te dragen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 april 2002 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt om de door Harem Textiel geleden schade, als nader op te maken bij staat, aan Harem Textiel te vergoeden;
- verwijst Mim-Pi in de kosten van dit geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Harem Textiel begroot op 448,54 euro aan verschotten en op 1.170,-- euro aan salaris procureur;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. J.M. Vrakking en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 18 februari 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.