ECLI:NL:RBALK:2004:AO5889

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
5 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
67285 / ES RK 03-841
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.J. van Lieshout-Segers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter in echtscheidingszaak met internationale elementen

In deze echtscheidingszaak, die werd behandeld door de Rechtbank Alkmaar, heeft de vrouw, die inmiddels in Australië woont, aangevoerd dat de rechtbank zich niet bevoegd zou moeten verklaren. De rechtbank heeft deze stelling verworpen, omdat beide partijen ten tijde van de indiening van het verzoekschrift voldoende tijd in Nederland ingeschreven stonden in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA), wat hen een woonplaats in Nederland verleent. De vrouw, die feitelijk verblijft in Sydney, Australië, heeft primair verzocht om de rechtbank zich onbevoegd te verklaren, en subsidiair om de procedure op te schorten totdat het 'Family Court of Australia' een beslissing zou hebben genomen. Daarnaast heeft zij verzocht om de echtscheiding uit te spreken op basis van Engels recht en om nevenvoorzieningen te treffen volgens het Nederlandse recht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen op 27 september 1996 in Australië zijn gehuwd en zich later in Londen hebben gevestigd. De man heeft zich op 7 mei 2001 vanuit Groot-Brittannië in Bergen (NH) gevestigd, terwijl de vrouw op 30 mei 2001 ook vanuit Groot-Brittannië naar Bergen (NH) is verhuisd. Ondanks dat de vrouw tijdelijk naar Londen is teruggekeerd voor werk, hebben zij hun woning in Bergen behouden. De rechtbank concludeert dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt, omdat partijen zich in mei 2001 in Nederland hebben gevestigd en de vrouw in 2002 tijdelijk naar Londen is teruggekeerd voor werk. De rechtbank verklaart zich bevoegd om kennis te nemen van het echtscheidingsverzoek en verwijst de zaak naar de rol van 4 maart 2004 voor verdere procedure.

Uitspraak

DW
datum beschikking : 5 februari 2004
DE RECHTBANK TE ALKMAAR, Enkelvoudige Kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken.
In de zaak rekestnummer 67285 / ES RK 03-841 van:
[MAN],
wonende te Bergen (N.H.),
verzoekende, tevens verwerende partij,
procureur mr. C.H.P. de Boer,
t e g e n :
[VROUW],
rechtens wonende te Bergen (N-H),
feitelijk verblijvende te Sydney, Australië,
gerekwestreerde, tevens verzoekende partij,
procureur mr. H.R.M. Jenné,
advocaat mr. G.B.J.M. Spoormans te Amsterdam.
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie van deze rechtbank is op 17 juli 2003 het inleidende verzoekschrift van de man ingekomen waarin wordt verzocht tussen partijen echtscheiding uit te spreken.
Voorts is hierbij verzocht een nevenvoorziening als bedoeld in artikel 827 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te treffen.
De man heeft vervolgens een aanvullend verzoekschrift ingediend, waarin hij verzocht heeft nadere nevenvoorzieningen te treffen.
De vrouw heeft bij verweerschrift, tevens voorwaardelijk verzoekschrift, verweer gevoerd en primair verzocht dat de rechtbank zich niet bevoegd zal verklaren.
Subsidiair heeft de vrouw verzocht de onderhavige procedure op te schorten totdat de "Family Court of Australia " te Sydney zal hebben beslist op het verzoekschrift van de vrouw. Meer subsidiair heeft de vrouw verzocht tussen partijen echtscheiding uit te spreken met toepassing van Engels recht en voorts heeft zij verzocht nevenvoorzieningen als bedoeld in artikel 827 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te treffen.
De man heeft daarop een verweerschrift op voorwaardelijk verzoekschrift ingediend.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
Voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van het echtscheidingsverzoek met nevenverzoeken heeft de vrouw primair tot haar verweer aangevoerd dat de rechtbank geen rechtsmacht toekomt, omdat zij de Australische nationaliteit bezit, de man Nederlander is en partijen zich pas in maart 2003 in Nederland zouden hebben gevestigd.
De man heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.
Uit de overgelegde stukken is de rechtbank het volgende gebleken:
Partijen zijn op 27 september 1996 te Mosman (Australië) gehuwd, waarna zij zich (wederom) in Londen, Groot-Brittannië, hebben gevestigd. De man heeft zich, blijkens het daartoe overgelegd uittreksel basisadministratie, op 7 mei 2001 vanuit Groot-Brittannië in Bergen (NH) gevestigd. De vrouw heeft zich, blijkens het daartoe overgelegd uittreksel basisadministratie, op 30 mei 2001 vanuit Groot-Brittannië in Bergen (NH) gevestigd. Partijen hebben de woning die zij in Londen hadden aangehouden. De vrouw is rond februari/maart 2002 in verband met werkzaamheden naar Londen teruggekeerd. De man is met de minderjarige [kind1] in Bergen (NH) gebleven. In juli 2002 is de man met de minderjarige eveneens naar Londen gegaan, alwaar hij op basis van een tijdelijk contract over de periode van 6 augustus 2002 tot en met 4 februari 2003 werkzaamheden heeft verricht. De woning in Bergen hebben partijen aangehouden. Partijen zijn vervolgens op vakantie naar Australië gegaan, waarna zij zich in maart 2003 wederom in Bergen (NH) hebben gevestigd. De vrouw is, tezamen met de minderjarige, in juli 2003 naar haar familie in Australië gegaan om aldaar te bevallen van het tweede kind. Op [datum] 2003 is [kind2] geboren. De vrouw is niet teruggekeerd naar Nederland.
De enkele omstandigheid dat partijen, zoals de vrouw stelt, de woning in Londen nog steeds in hun bezit hebben is geen grond om aan te nemen dat partijen niet het oogmerk hebben gehad zich in Nederland te vestigen. Partijen hebben zich immers niet laten uitschrijven en de dienstverbanden in Londen waren van tijdelijke aard. Net zo min als de vrouw na haar bevalling naar Nederland is teruggekeerd, is zij ook niet naar Londen gegaan alwaar partijen een woning bezitten.
Naar het oordeel van de rechtbank komt, anders dan de vrouw stelt, de Nederlandse rechter rechtsmacht toe, omdat partijen zich in mei 2001 in Nederland hebben gevestigd, de vrouw in 2002 voor een jaar en de man voor een half jaar naar Londen is teruggekeerd in verband met tijdelijke werkzaamheden. Partijen zijn, na een vakantie, in maart 2003 naar Bergen (NH) teruggekeerd; de man is sedertdien in Nederland werkzaam.
De rechtbank zal zich derhalve bevoegd verklaren kennis te nemen van het onderhavige echtscheidingsverzoek met nevenverzoeken en zal de zaak terugverwijzen naar de rol van donderdag 4 maart 2004, waarbij aan de vrouw (om redenen van praktische aard) wordt verzocht de originele huwelijksakte en de geboorteakte van de minderjarige [kind1] in het geding te brengen.
DE BESLISSING
De rechtbank :
Verklaart zich bevoegd kennis te nemen van het onderhavige verzoek.
Verwijst de zaak naar de rol van 4 maart 2004 voor voortprocederen.
coll.:
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.J. van Lieshout-Segers, lid van gemelde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van DONDERDAG 5 februari 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.