ECLI:NL:RBALK:2004:AO7060

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
30 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/535
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van sluitingstijden voor horecabedrijven in Alkmaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 30 maart 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen Woo Chong B.V., h.o.d.n. "Dikke Truus", en de burgemeester van de gemeente Alkmaar. De eiseres, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester om de openingstijden van haar horecabedrijf te beperken tot 24.00 uur. De rechtbank diende te beoordelen of het bestreden besluit in stand kon blijven, waarbij de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en het gemeentelijk horecabeleid van belang waren.

De rechtbank constateerde dat de APV bepaalde dat horecabedrijven zonder vergunning van de burgemeester niet mochten worden geëxploiteerd en dat er specifieke sluitingstijden golden. De burgemeester had beleid vastgesteld dat onderscheid maakte tussen dag/avondhoreca en nachthoreca, waarbij voor de dag/avondhoreca een sluitingstijd van 24.00 uur gold. De eiseres had verzocht om verruiming van de openingstijden, maar de rechtbank oordeelde dat de burgemeester terecht had geweigerd om deze verruiming toe te staan, gezien de locatie van het horecabedrijf in het buitengebied en het beleid dat was vastgesteld door de gemeenteraad.

De rechtbank oordeelde dat de burgemeester binnen zijn beleidsvrijheid had gehandeld en dat de door eiseres aangevoerde argumenten, waaronder het vertrouwensbeginsel en de vergelijking met andere horecagelegenheden, niet opgingen. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit in overeenstemming was met het geldende beleid en dat er geen grond was voor het oordeel dat de burgemeester onredelijk had gehandeld. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank wees erop dat tegen deze uitspraak hoger beroep openstond.

Uitspraak

Rechtbank Alkmaar
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
op grond van artikel 8:66 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr: HOREC 03/535
Inzake: Woo Chong B.V. h.o.d.n. "Dikke Truus", gevestigd te Alkmaar, eiseres,
tegen: De burgemeester van de gemeente Alkmaar, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Het besluit van verweerder van 18 maart 2003.
2. Zitting
Datum: 26 februari 2004.
Eiseres is, daartoe ambtshalve opgeroepen, in persoon verschenen, bijgestaan door gemachtigde [naam], projectontwikkelaar te Alkmaar.
Verweerder is, daartoe ambtshalve opgeroepen, verschenen bij gemachtigde [naam], werkzaam bij de afdeling Bestuurszaken van de gemeente Alkmaar.
3. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 4 september 2002, verzonden op 6 november 2002, heeft verweerder aan eiseres een vergunning verleend als bedoeld in artikel 2.3.1.2. van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Alkmaar (hierna: APV). Deze vergunning heeft betrekking op de exploitatie van een horecabedrijf (eetcafé + snackbar) in het pand Walruskoog 1, 1822 BC te Alkmaar voor de openingstijden van 09.00 uur tot 24.00 uur van maandag tot en met zaterdag.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 10 december 2002, door verweerder ontvangen op 20 december 2002, bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 18 maart 2003 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 28 april 2003, bij de rechtbank ingekomen per gelijke datum, beroep ingesteld.
Bij brief van 26 mei 2003 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken toegezonden en een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het geding op 26 februari 2004 ter zitting behandeld.
4. Motivering
In dit geding dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of het bestreden besluit in rechte in stand kan blijven.
Daartoe is het volgende van belang.
Artikel 2.3.1.1, eerste lid, van de APV bepaalt dat in deze paragraaf onder horecabedrijf wordt verstaan: hotels, restaurants, pensions, cafés, cafetaria’s, snackbars, discotheken en aanverwante inrichtingen waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en/of verstrekt.
Ingevolge artikel 2.3.1.2, eerste lid, van de APV is het verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
Ingevolge artikel 2.3.1.4, eerste lid, van de APV is het de houder van een horecabedrijf verboden die voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te verblijven: tussen 00.00 uur en 06.00 uur.
Ingevolge artikel 2.3.1.4, tweede lid, van de APV kan de burgermeester door middel van een vergunningvoorschrift voor een afzonderlijk horecabedrijf (…) een ander sluitingsuur of andere sluitingsuren vaststellen.
Ingevolge artikel 2.3.1.5, eerste lid, van de APV kan de burgemeester tijdelijk andere dan de in het vorige artikel genoemde geldende sluitingsuren vaststellen.
Bij de uitoefening van de uit vorengenoemde bepalingen volgende bevoegdheid hanteert de burgemeester beleid zoals dat door de gemeenteraad van Alkmaar in december 1997 in de “Nota Horecabeleid 1997” is vastgelegd.
In hoofdstuk 3 van deze nota wordt een onderscheid gemaakt tussen dag/avondhoreca en nachthoreca. Dit onderscheid is onder andere bepalend voor de openingstijden en, binnen bepaalde grenzen, voor de exploitatiemogelijkheden. Voor nachthoreca geldt een nader te bepalen nachtelijk sluitingsuur. Tot de nachthoreca worden die inrichtingen gerekend welke beschikken over een vergunning met een nachtelijke openingstijd zoals cafés, bars, ontnuchteringszaken en de discotheek aan de Molenbuurt. De resterende bedrijven zoals cafetaria’s, viskiosken, ijssalons, broodjeszaken, coffeeshops, restaurants, bistro’s en dergelijke behoren tot de dag/avondhoreca waarvoor een sluitingstijd geldt van 24.00 uur.
In de tweede plaats typeert de nota horecabedrijven door het onderscheid naar exploitatie, die bepalend is voor de vestigingsmogelijkheden. Dit onderscheid is gebaseerd op planologisch beleid. Het beleid onderscheid vier categorieën: tot categorie II behoren cafés en café-restaurants. Tot categorie III behoren restaurants en lunchrooms.
Bij het vaststellen van de sluitingstijden gaat het horecabeleid uit van twee criteria: locatie en categorie. Verweerder heeft in deze nota in het bestemmingsplan een onderscheid gemaakt tussen de gebieden “Centrumdriehoek” en “Buitengebied”. Door het maken van een dergelijke onderscheid wordt getracht het primaat van de horecafunctie binnen het gebied centrumdriehoek te houden, zulks in verband met de overlast die doorgaans van dergelijke horecagelegenheden te verwachten valt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gezegd worden dat verweerder met dit beleid buiten de grenzen van een redelijke beleidsvaststelling is getreden. Daarbij is in aanmerking genomen dat verweerder dienaangaande een ruime beleidsvrijheid heeft. Dat verweerder gedifferentieerde sluitingstijdstippen hanteert afhankelijk van de locatie en de aard van de horecagelegenheden, acht de rechtbank niet onjuist of anderszins onaanvaardbaar.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat zij de vergunning conform het gevoerde beleid heeft verleend. Een eetcafé/snackbar dient te worden aangemerkt als dag/avondhoreca. Als sluitingstijd geldt ingevolge artikel 2.3.1.4, eerste lid, van de APV hier 24.00 uur.
Het houden van feestjes en recepties, zoals eiseres dat wil, brengt meer overlast met zich mee dan alleen een restaurant en om die reden zijn hiervoor andere vergunningen nodig, aldus verweerder. Ingevolge het beleid van de gemeente dient deze categorie horeca in de centrumdriehoek te worden geëxploiteerd en nu de horecagelegenheid van eiseres zich in het buitengebied bevindt, is uitbreiding van de exploitatiemogelijkheden niet wenselijk en niet conform het beleid, aldus verweerder.
Eiseres heeft in het beroepschrift aangevoerd dat de openingstijden van het etablissement dienen te worden verruimd tot 01.00 uur door de week en tot 02.00 uur in het weekend. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat zij op de eerste etage van het restaurant feestjes en recepties wil houden en dat de door haar verzochte tijden de normale sluitingstijden voor horeca in Alkmaar zijn. Ter zitting heeft eiseres gewezen op de gelegenheid “Alkmaarse Poort”, die niet in de centrumdriehoek ligt, maar toch over ruimere openingstijden beschikt. Tevens heeft eiseres aangevoerd dat de eerste exploitant van het onderhavige restaurant wel over een volledige vergunning beschikte.
Voorts doet eiseres een beroep op het vertrouwensbeginsel. Op grond van de houding van verweerder ten aanzien in het verleden ontplooide horecainitiatieven door derden op de onderhavige locatie en voorts op grond van een door verweerder verstrekte vergunning op basis van artikel 19 van de Wet Ruimtelijke Ordening, heeft eiseres afgeleid dat de gemeente voorheen nooit de intentie heeft gehad om strakke tijdsvoorwaarden aan de exploitatie te hangen. Volgens eiseres is het thans stellen van zodanige beperkingen aan de horeca, dat deze in de praktijk niet goed kan worden benut, in strijd met het vertrouwensbeginsel. Bovendien is er helemaal geen sprake van overlast nu het restaurant op een bedrijventerrein is gevestigd, aldus eiseres.
Tenslotte is door eiseres aangevoerd dat de door verweerder genoemde Nota Horecabeleid nooit als voorwaarde tijdens de onderhandelingen is genoemd en dat verweerder zich derhalve hierop niet kan beroepen.
De rechtbank constateert allereerst dat de ontvangst van het bezwaarschrift door verweerder, niet binnen de krachtens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegestane termijn van 6 weken ligt.
Het bezwaarschrift is gedateerd 10 december 2002 en door eiseres is ter zitting aangegeven dat zij het bezwaarschrift op 10 december 2002 ter post heeft bezorgd. Nu door verweerder is aangegeven dat de envelop van het bewaarschrift met daarop het poststempel niet is bewaard, is niet te verifiëren of het bezwaarschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich mee dat aan eiseres het voordeel van de twijfel dient te worden gegund en dat gelet op het bepaalde in artikel 6:9 van de Awb verweerder derhalve het bezwaarschrift terecht als tijdig ingediend heeft beschouwd.
De rechtbank stelt voorop dat de Nota Horecabeleid, die is aangenomen door het college van B&W, in 1998 is gepubliceerd in het Alkmaars weekblad, waarmee deze de status van beleidsregel in de zin van artikel 1:3, vierde lid van de Awb heeft gekregen en mitsdien bij de vergunning verlening toegepast mocht worden. Dat het beleid niet tijdens onderhandelingen aan bod is gekomen doet daaraan niet af.
De vergunningaanvraag van eiseres vermeldt duidelijk dat het de exploitatie van een horecabedrijf met als categorie eetcafé + snackbar betreft. Ingevolge het beleid betekent dit dat het dag/avondhoreca betreft. Krachtens de APV zijn de gangbare sluitingstijden voor deze vorm van horeca 24.00 uur.
Gezien de aanvraag, de exploitatievergunning en de vastgestelde sluitingsuren, is naar het oordeel van de rechtbank het standpunt van verweerder te volgen en is het bestreden besluit in overeenstemming met het bovengenoemd beleid.
De omstandigheid dat de gemeente in het verleden niet nadrukkelijk heeft vermeld wat de mogelijkheden waren, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen spreken van een in rechte te honoreren vertrouwen bij eiseres dat zij het etablissement zonder enige beperking zou mogen exploiteren. Evenmin kan worden gesteld dat op grond hiervan de vergunning verleend had moeten worden in afwijking van het vigerende beleid. Voorts heeft de rechtbank in dit verband overwogen dat niet is gebleken dat de voorganger van eiseres wel een uitgebreidere vergunning had.
Evenmin acht de rechtbank de namens eiseres gestelde strijd met het gelijkheidsbeginsel aangetoond. Gelet op de inhoud van eerder genoemde nota is de ligging in de centrumdriehoek of het buitengebied niet het enige bepalende criterium bij het verlenen van de vergunning. Niet is gebleken dat de situatie van de “Alkmaarse Poort” in alle opzichten gelijk is aan de situatie van het bedrijf van eiseres.
Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de omstandigheid dat het bedrijf van exploitanten geen overlast bezorgt voor de omwonenden in redelijkheid had moeten leiden tot het maken van een uitzondering op het beleid.
Gegeven hetgeen hiervoor is overwogen ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen dan wel anderszins daarbij in strijd heeft gehandeld met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.
Gegeven hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond.
De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten.
Beslist is als volgt.
5. Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.F.G.H. Beckers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Verweel, als griffier.
Uitgesproken in het openbaar op: 30 maart 2004
door voornoemd lid, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M. Wildemors.
De griffier, Het lid van de enkelvoudige kamer,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open. Indien u daarvan gebruik wenst te maken, dient u binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een beroepschrift en een kopie van de uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.