ECLI:NL:RBALK:2004:AP4343

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
23 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
72033 / HA ZA 04-285
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsverhouding tussen Dexia Bank Nederland N.V. en de gedaagde inzake de lease-overeenkomst Multiplier Effect

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Alkmaar, stond de rechtsverhouding tussen Dexia Bank Nederland N.V. en de gedaagde centraal. De gedaagde had een lease-overeenkomst afgesloten met Bank Labouchere N.V., die later door Dexia werd overgenomen. De overeenkomst betrof het product 'Multiplier Effect', waarbij de gedaagde een aandelenpakket leaset. Dexia vorderde betaling van een bedrag van 5.686,67 euro, vermeerderd met wettelijke rente, omdat de gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van de eindafrekening.

De gedaagde voerde aan dat de overeenkomst kwalificeerde als huurkoop en dat de rechtbank daarom onbevoegd was. Dexia betwistte deze kwalificatie en stelde dat de rechtbank bevoegd was. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst niet voldeed aan de kenmerken van huurkoop, omdat de waarden niet voorafgaand aan de eigendomsoverdracht aan de gedaagde waren geleverd. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een overeenkomst sui generis, met kenmerken van zowel een geldlening als een koop.

De rechtbank wees de exceptie van onbevoegdheid af en verklaarde zich bevoegd om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen. De zaak werd verwezen naar de rol voor verdere procedurele stappen. De beslissing over de proceskosten in het incident zou worden genomen bij de einduitspraak in de hoofdzaak.

Uitspraak

UITSPRAAK 23 juni 2004
BvP
VONNIS VAN DE RECHTBANK TE ALKMAAR
sector civiel recht; meervoudige kamer
in de zaak met zaak- en rolnummer 72033 / HA ZA 04-285 van:
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES in de hoofdzaak bij dagvaarding van 23 februari 2004,
VERWEERSTER in het incident,
procureur mr. W. Doornink,
advocaat mr. S. Meeuwsen te Gorinchem,
tegen:
[gedaagde in de hoofdzaak / eiser in het incident],
wonende te Heiloo,
GEDAAGDE in de hoofdzaak,
EISER in het incident,
procureur mr. H.R.M. Jenné,
advocaat mr. Chr.P. van Eeghen te Amsterdam.
Partijen zullen verder worden genoemd Dexia en [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in het incident].
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
In de hoofdzaak en in het incident:
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken en/of proceshandelingen:
- dagvaarding, met zes producties;
- incidentele conclusie tot onbevoegdheid, met één productie;
- conclusie van antwoord in het incident.
De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
De feiten
In het incident
1. Als enerzijds gesteld, anderzijds erkend, althans niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de overgelegde stukken, staat tussen partijen het volgende vast.
a. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna verder te noemen Labouchere).
b. Labouchere en [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in het incident] hebben op of omstreeks 9 september 1997 een lease-overeenkomst gesloten met betrekking tot het product Multiplier Effect, onder contractnummer [nummer] (hierna verder te noemen de overeenkomst). De overeenkomst had een looptijd van 60 maanden.
c. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in het incident] heeft van Labouchere een aandelenpakket met een totaal aankoopbedrag van 41.420,51 euro geleast voor een leasesom van 59.675,38 euro. De leasesom bestaat naast het genoemde aankoopbedrag uit een bedrag van 18.048,53 euro aan totaal te betalen rente tijdens de looptijd van deze overeenkomst en een bedrag van 206,33 euro aan toekomstige administratiekosten.
d. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in het incident] was volgens de overeenkomst gehouden de leasesom als volgt te voldoen:
- een termijn van 18.254,87 euro te betalen na ondertekening van de overeenkomst;
- een bedrag van 45,38 euro op of omstreeks de 59e maand;
- het restant zijnde een bedrag van 41.375,14 euro aan het einde van de overeenkomst, welk restant eventueel zal worden verrekend met de verkoopopbrengst van de waarden.
e. Op de overeenkomst zijn de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease (hierna verder te noemen: Bijzondere Voorwaarden) van toepassing.
f. In de overeenkomst en in de Bijzondere Voorwaarden wordt Labouchere aangeduid als de Bank, [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in het incident] wordt aangeduid als lessee en de geleaste aandelen worden aangeduid als waarden.
g. Artikel 7 van de overeenkomst luidt:
"Zodra lessee al datgene aan de Bank heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden."
h. Artikel 2 van de Bijzondere Voorwaarden luidt:
"Bank Labouchere (hierna de Bank) blijft eigenaresse van de waarden totdat lessee aan al haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. De Bank draagt het risico van het verloren gaan van de waarden (maar uitdrukkelijk niet van de koerswaarde van de waarden) totdat deze eigendom van lessee zijn geworden."
i. Artikel 10 van de Bijzondere Voorwaarden luidt:
"Lessee zal niet om de uitlevering van de waarden vragen en stemt er mee in dat de waarden op naam van de Bank geadministreerd blijven tot dat de Bank conform artikel 11 verplicht is tot levering van de waarden aan lessee. Bij tussentijdse verkoop als omschreven in artikel 6 eindigt de hierboven genoemde administratie eveneens."
j. Artikel 11 van de Bijzondere Voorwaarden luidt onder meer:
"Indien lessee aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan, zal de Bank de waarden leveren aan de lessee, tenzij lessee alsdan mededeelt de voorkeur te geven aan de verkoop van de waarden. (...)"
Het geschil
In de hoofdzaak
2. Dexia vordert dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in het incident] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Dexia te voldoen een bedrag van 5.686,67 euro, naar de rechtbank uit het lichaam van de dagvaarding begrijpt, te vermeerderen met de wettelijke rente, over een bedrag van 4.566,46 euro vanaf 25 november 2003 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast vordert Dexia veroordeling van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in het incident] in de kosten van het geding.
3. Dexia stelt daartoe - verkort weergegeven - dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in het incident] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiende uit de tussen partijen gesloten overeenkomst, door de hem toegestuurde eindafrekening onbetaald te laten.
In het incident
4. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in het incident] heeft een exceptie van onbevoegdheid opgeworpen. Ter onderbouwing van de exceptie voert [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in het incident] - verkort weergegeven - aan dat de tussen hem en Dexia gesloten overeenkomst een huurkoopovereenkomst is, nu de overeenkomst voldoet aan de kenmerken van huurkoop. De beoordeling van geschillen voortvloeiende uit een huurkoopovereenkomst behoren tot de bevoegdheid van de sector kanton van deze rechtbank, aldus [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in het incident].
5. Dexia is van mening dat de rechtbank bevoegd is van het geschil kennis te nemen. Dexia stelt zich op het standpunt dat de tussen haar en [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in het incident] gesloten overeenkomst niet valt te kwalificeren als een huurkoopovereenkomst. Dexia refereert zich vervolgens aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling
In het incident
6. De rechtbank stelt voorop dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in het incident] tijdig een beroep heeft gedaan op de exceptie van onbevoegdheid.
7. Naar het oordeel van de rechtbank faalt de exceptie van onbevoegdheid. De overeenkomst die tussen Dexia en [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in het incident] is gesloten is niet een overeenkomst van huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h Burgerlijk Wetboek.
8. Op grond van het bepaalde in de artikelen 7A:1576, eerste en vijfde lid jo 1576h eerste lid BW is een essentieel kenmerk voor huurkoop dat voorafgaand aan de eigendomsoverdracht de waarden reeds aan de koper worden afgeleverd. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het product WinstVerdriedubbelaar is bij het onderhavige product Multiplier Effect hieraan naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan. Immers uit artikel 10 en 11 van de Bijzondere Voorwaarden (zie hierboven r.o. 1.i en 1.j) blijkt dat er geen uitlevering van de waarden plaatsvindt, dat de waarden op naam van Dexia geregistreerd blijven en dat de waarden pas geleverd worden als lessee (lees [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in het incident]) aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan. Dat ondanks het voorgaande, de koerswaarde van de waarden voor risico van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in het incident] is, leidt niet tot een ander oordeel. Ook overigens is gesteld noch gebleken dat de waarden voorafgaand aan de eigendomsoverdracht op een andere wijze door Dexia aan [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in het incident] zijn of waren geleverd.
9. Gelet op onder meer het bovenstaande en de overige bepalingen van het onderhavige product is de rechtbank van oordeel dat er veeleer sprake is van een overeenkomst sui generis met kenmerken van een overeenkomst van geldlening en van koop.
10. Het bovenstaande heeft tot gevolg dat de vordering van Dexia door deze rechtbank dient te worden behandeld en beslist.
11. De beslissing omtrent de in het incident gevallen proceskosten zal worden genomen bij de einduitspraak in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
12. De hoofdzaak zal naar de rol van nader te noemen datum worden verwezen voor voortprocederen.
DE BESLISSING
De rechtbank:
in het incident:
- wijst de incidentele vordering af en verklaart zich bevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen;
- bepaalt dat de beslissing omtrent de in het incident gevallen kosten zal worden genomen bij de einduitspraak in de hoofdzaak.
in de hoofdzaak
- verwijst de zaak naar de rol van woensdag 4 augustus 2004 voor het nemen van een conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in het incident];
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. Blokland, E.M. van der Linde en A.H.E. van der Pol en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 juni 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.