ECLI:NL:RBALK:2004:AR7797

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
16 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
30/2004 JJ
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.M. Vrakking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning na beëindiging samenlevingscontract en ondercuratelestelling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Alkmaar op 16 december 2004 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eisers, aangeduid als [huiseigenaar] en [bewindvoerder], en gedaagde, aangeduid als [inwoner]. De zaak betreft de ontruiming van een woning waarin [inwoner] sinds 1995 verblijft, nadat hij van zijn echtgenote was gescheiden. In november 2001 is er een samenlevingscontract opgesteld tussen [huiseigenaar] en [inwoner]. Echter, op 5 maart 2002 is [huiseigenaar] onder curatele gesteld, met benoeming van [bewindvoerder] als zijn bewindvoerder. Sindsdien verblijft [huiseigenaar] in een verpleegtehuis, terwijl [inwoner] in de woning blijft wonen.

De bewindvoerder heeft de rechtbank verzocht om ontruiming van de woning, omdat [inwoner] zonder recht of titel in de woning verblijft. De rechtbank heeft de vordering van de bewindvoerder toegewezen, maar met een termijn voor ontruiming tot 1 mei 2005 of later, afhankelijk van de verkoop van de woning. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is, gezien de noodzakelijke reparaties aan de woning en de financiële situatie van [huiseigenaar].

De rechtbank heeft vastgesteld dat de samenlevingsrelatie tussen [huiseigenaar] en [inwoner] feitelijk is verbroken en dat [inwoner] geen recht heeft op het gebruik van de woning zonder een redelijke bijdrage in de kosten. De vordering van [inwoner] om een woonrecht op de woning te verkrijgen is afgewezen, evenals zijn verzoek om een verbod op de verkoop van de woning. De rechtbank heeft [inwoner] veroordeeld in de kosten van het geding, zowel in conventie als in reconventie.

Uitspraak

DE RECHTBANK TE ALKMAAR
KG nummer: 30/2004 JJ
Uitspraak: 16 december 2004
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Alkmaar, rechtdoende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van:
1. [Huiseigenaar],
wonende te [plaats],
2. [Bewindvoerder],
wonende te [plaats],
EISERS IN KORT GEDING IN CONVENTIE,
VERWEERDERS IN KORT GEDING IN RECONVENTIE,
procureur mr. A.W.J. Castelijns,
advocaat mr. A.G. Moeijes te Velsen-Zuid,
tegen:
[Inwoner],
wonende te [plaats],
GEDAAGDE IN KORT GEDING IN CONVENTIE,
EISER IN KORT GEDING IN RECONVENTIE,
procureur aanvankelijk mr. B.M. Dijkstra,
thans mr. A.R. van Dolder.
Eisers in conventie worden hierna ook aangeduid als [huiseigenaar] en [bewindvoerder]; gedaagde in conventie als [inwoner].
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter terechtzitting van 2 februari 2004 hebben [huiseigenaar] en [bewindvoerder] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
[Inwoner] heeft die vordering bestreden en een reconventionele vordering ingesteld.
Vervolgens is de zaak voor enkele maanden pro forma aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen een schikking te bewerkstelligen.
Partijen hebben echter laten weten niet tot overeenstemming te zijn geraakt, waarna een vervolgbehandeling, op 6 december 2004, heeft plaatsgevonden.
Partijen hebben de stukken, waaronder van beide zijden pleitnotities en van de zijde van eisers in conventie de originele dagvaarding, overgelegd en vonnis gevraagd.
Vonnisdatum is bepaald op heden.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
1. De uitgangspunten
In conventie en in reconventie.
1.1. [Inwoner] woont sedert 1995 in bij [huiseigenaar] aan de [adres]. [Inwoner] is daar gaan wonen nadat hij van echt was gescheiden. De woning is eigendom van [huiseigenaar]. In november 2001 is door een notaris een samenlevingscontract opgemaakt tussen [inwoner] en [huiseigenaar].
1.2. Bij beschikking van 5 maart 2002 is [huiseigenaar] onder bewind gesteld met benoeming van [bewindvoerder] tot bewindvoerder.
1.3. Sedert maart 2002 woont [huiseigenaar] in een verpleegtehuis. [Inwoner] verblijft nog in de woning.
1.4. In augustus 2003 heeft [bewindvoerder] de kantonrechter toestemming gevraagd de woning namens [huiseigenaar] te mogen verkopen, welke toestemming is verleend.
1.5. Nadat [inwoner] had laten weten de woning niet te zullen verlaten is hij gedagvaard in het onderhavige kort geding.
1.6. Ter zitting van 2 februari 2004 is de zaak aangehouden om te bezien onder welke omstandigheden [inwoner] eventueel in de woning zou kunnen blijven wonen. Het ging daarbij om de hoogte van de kosten voor reparaties aan de woning en de door [inwoner] te betalen vergoeding voor het gebruik.
1.7. In dat kader is een rapportage gedaan door een aannemer, hetgeen erop neerkwam dat er voor een bedrag van ongeveer 28.000 euro aan de woning verspijkerd zou moeten worden, zij het dat een aantal werkzaamheden door [inwoner] zelf zou kunnen worden uitgevoerd.
2. De vordering en de standpunten van partijen
In conventie.
1.1. Eisers vorderen, zakelijk weergegeven, (1) ontruiming van de desbetreffende onroerende zaak en (2) veroordeling van [inwoner] om mee te werken aan de verkoop, onder meer door het toestaan van rondleidingen van aspirant-kopers.
2.2. Volgens eisers verblijft [inwoner] thans zonder recht of titel in de woning, nu de samenlevingsovereenkomst is verbroken, de woning achterstallig onderhoud heeft en [inwoner] in financiële zin onvoldoende waarborg biedt. Eisers stellen de vermogenspositie van [huiseigenaar] te willen waarborgen en dat, indien [inwoner] ter plaatse zou blijven wonen, een groot gedeelte van de contante middelen zouden moeten worden aangewend om dat onderhoud te verrichten.
2.3. [inwoner] heeft de vordering bestreden. Volgens hem blijkt uit een door [huiseigenaar] opgemaakt testament dat het woonrecht aan hem, [inwoner], is toegedeeld. Verder stelt hij dat de samenwoningrelatie niet is verbroken, ook al wonen hij en [huiseigenaar] feitelijk niet meer bij elkaar. Volgens [inwoner] bestaat er bovendien een natuurlijke verbintenis op grond waarvan [huiseigenaar] een zorgplicht jegens hem heeft. Ook stelt hij dat hij huurbescherming geniet.
In reconventie.
2.4. Op grond van dezelfde stelling als hiervoor onder 2.3. gemeld vordert [inwoner] primair voorafgaand aan de verkoop een woonrecht op de woning en subsidiair een verbod tot verkoop van de woning.
2.5. Verweerders hebben die vordering bestreden, eveneens op de gronden als in conventie reeds gemeld.
In conventie en in reconventie.
2.6. Partijen hebben hun standpunten over en weer nader toegelicht onder meer aan de hand van de overgelegde pleitnotities. Voor zover nodig voor de beslissing zal daarop hierna uitdrukkelijk worden ingegaan.
3. De gronden van de beslissing
In conventie en in reconventie.
3.1. Een spoedeisend belang is voldoende uit de verf gekomen, nu niet in geding is dat aan de woning waarom het gaat dringend reparaties moeten worden verricht, dan wel dat de woning in verband daarmee op korte termijn zal moeten worden verkocht.
1.2. Feitelijk verzoekt [inwoner] dat het grootste gedeelte van het vermogen van [huiseigenaar] - de woning is getaxeerd op 340.000 euro - wordt aangewend ten behoeve van zijn eigen woongenot. Tenzij aan [inwoner] uit andere hoofde een dergelijk woonrecht toekomt, kan zulks slechts plaatsvinden wanneer [inwoner] voldoende financiële zekerheid biedt. Ten behoeve van een onderzoek naar dat laatste is de zaak aanvankelijk dan ook aangehouden.
3.3. Van een woonrecht als hiervoor bedoeld kan niet worden uitgegaan. Nu de samenwoningrelatie feitelijk is verbroken, in die zin dat [huiseigenaar] geen woongenot ter plekke meer kan uitoefenen, komt [inwoner] zonder een redelijke bijdrage in de kosten van reparatie en een gebruiksvergoeding geen recht tot alleengebruik toe.
3.4. Van een huursituatie kan evenmin worden uitgegaan. Terzake zijn geen stukken voorhanden en de feitelijke situatie wijst daar ook niet op nu [inwoner] nimmer huur betaald heeft.
3.5. De inhoud van het testament van [huiseigenaar] - zo de inhoud daarvan al zou zijn zoals [inwoner] heeft gesteld, hetgeen weersproken is door [huiseigenaar] en [bewindvoerder] - kan niet redengevend zijn, nu die inhoud pas aan de orde komt na overlijden van de erflater, waarvan geen sprake is.
3.6. Een eventuele zorgplicht in de vorm van een woonrecht komt niet aan de orde, nu dat feitelijk het ter beschikking stellen van het overgrote vermogensbestanddeel van [huiseigenaar] betreft.
3.7. Ook uit andere hoofde is niet voldoende aannemelijk geworden dat [inwoner] het recht toekomt als door hem gepretendeerd wordt. [Huiseigenaar] en [bewindvoerder] hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat [inwoner] daartoe in financieel opzicht onvoldoende waarborg biedt. Nog los van de onweersproken stelling van [bewindvoerder] en [huiseigenaar] dat [inwoner] heeft nagelaten de helft van de kosten van de rapportage van de aannemer te voldoen hetgeen was afgesproken, geldt het volgende. In de rapportage door de aannemer is weliswaar aangegeven dat [inwoner] enkele reparaties zelf zou kunnen uitvoeren, doch anderzijds houdt dat in dat voor een bedrag van ruim 10.000 euro te repareren overblijft, terwijl [inwoner] zich slechts bereid heeft verklaard een vergoeding van 400 euro per maand te voldoen, waarvan bovendien de kosten van de reparatie zullen moeten worden betaald. Dat laatste komt er echter feitelijk op neer dat alle reparaties en kosten door [bewindvoerder] namens [huiseigenaar] worden voldaan en [inwoner] kennelijk om niet gebruik zal kunnen blijven maken van de woning, terwijl het meer dan aannemelijk is dat bij verkoop van de woning uit de koopsom een aanzienlijk rendement ten behoeve van [huiseigenaar] kan worden gegenereerd, welke doelstelling van [bewindvoerder] - als bewindvoerder - voldoende valide voorkomt.
3.8. Vorenstaande komt erop neer dat de vorderingen in conventie zullen worden toegewezen en de vordering in reconventie zal worden afgewezen. Wat betreft de ontruiming zal wel, conform het gevorderde, een termijn worden gesteld.
3.9. [Inwoner] zal, als de in het ongelijk gestelde zowel in conventie als in reconventie, worden veroordeeld in de kosten van het geding.
DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
In conventie.
- veroordeelt gedaagde tot ontruiming van de onroerende zaak gelegen aan de [adres], zulks per 1 mei 2005 of zoveel later als deze woning is verkocht, met al het zijne en de zijnen, deze onroerende zaak ter vrije beschikking te stellen aan eisers onder afgifte van de sleutels, met machtiging aan eisers om deze veroordeling zo nodig met behulp van de sterke arm van justitie en politie te doen uitvoeren;
- veroordeelt gedaagde medewerking te verlenen aan de in opdracht van eisers te nemen verkoopmaatregelen, waaronder begrepen maar niet uitsluitend het aanbrengen van "te koop" borden en het houden van rondleidingen in het huis aan belangstellenden, met bepaling dat wanneer gedaagde zich niet aan dit gebod houdt, eisers gerechtigd zijn de hiervoor geformuleerde ontruimingsmachtiging direct te executeren;
- veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding tot op heden aan de zijde van eisers begroot op 324,78 euro aan verschotten en op 816 euro aan salaris van de procureur;
- weigert de meer of anders gevorderde voorzieningen;
In reconventie.
- weigert de gevorderde voorzieningen;
- veroordeelt eiser in de kosten van het geding tot op heden aan de zijde van verweerders begroot op 408 euro aan salaris van de procureur;
In conventie en in reconventie
- verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door mr. J.M. Vrakking, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2004 in tegenwoordigheid van J.J.M. Jeurissen, griffier.