ECLI:NL:RBALK:2004:AT7140

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
20 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
168433 EJ vers 04/1427 en 168266 EJ vers 04/1406
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.J. van de Sande
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging besluit vereniging van eigenaren tot weigering verwijdering doorvalstangen

In deze zaak hebben twee woning eigenaren, verzoekers sub 1 en sub 2, ieder een verzoek ingediend bij de kantonrechter om het besluit van de vereniging van eigenaren te vernietigen. Dit besluit, genomen op 7 juli 2004, weigerde hun verzoek om de doorvalstangen voor de vensters van hun appartementen te mogen verwijderen. De verzoekers zijn eigenaren van appartementsrechten in een complex dat in 1997 is opgeleverd en waarin doorvalstangen zijn aangebracht ter beveiliging van de ramen. De verzoekers stelden dat het besluit van de vereniging van eigenaren niet deugdelijk was onderbouwd en dat er geen redelijke belangenafweging had plaatsgevonden.

De kantonrechter heeft de processtukken in overweging genomen en vastgesteld dat de hoogte van de afscheiding in de appartementen van de verzoekers meer dan 0,60 meter bedraagt, waardoor volgens het Bouwbesluit 2003 de doorvalstangen niet verplicht zijn. De rechter oordeelde dat de vereniging van eigenaren onvoldoende redenen had gegeven voor de weigering van de verzoeken. De kantonrechter heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

De beschikking van de kantonrechter vernietigt het besluit van de vereniging van eigenaren en verleent de verzoekers de gevraagde vervangende machtiging om de doorvalstangen te verwijderen. De rechter concludeert dat de weigering van de vereniging van eigenaren om toestemming te verlenen niet op redelijke gronden was gebaseerd, en dat de verzoekers gegronde redenen hadden voor hun verzoek tot verwijdering van de doorvalstangen.

Uitspraak

Rechtbank Alkmaar
Sector kanton - locatie Hoorn
Beschikking
in de zaak van:
1. [verzoekers sub 1],
wonende te [woonplaats] aan de [adres sub 1],
gemachtigde mr. B. Kleijne (Stichting Achmea Rechtsbijstand te Amsterdam)
hierna te noemen : verzoekers sub 1,
en
2. [verzoekers sub 2],
wonende te [woonplaats] aan de [adres sub 2],
gemachtigde mr. C. van Boetzelaer (DAS Rechtsbijstand te Amsterdam)
hierna te noemen verzoekers sub 2,
- t e g e n -
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging van appartementseigenaren
Vereniging van Eigenaren Appartementencomplex Toren,
gevestigd te [woonplaats],
gemachtigde mr J.S.O. den Houting, advocaat te Amsterdam
hierna te noemen verweerster,
Het procesverloop
Verzoekers sub 1 en 2 hebben ieder voor zich een verzoekschrift ingediend strekkende tot vernietiging van een besluit als bedoeld in art. 5:130 BW en het verkrijgen van een vervangende machtiging als bedoeld in artikel 5:121 lid 1 BW.
Daar heeft verweerster bij verweerschrift op gereageerd.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 16 november 2004, bij welke gelegenheid alle partijen hun standpunten nader hebben toegelicht.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Tenslotte is heden uitspraak bepaald.
De uitgangspunten
Verzoekers sub 1 onderscheidenlijk verzoekers sub 2 zijn eigenaren van appartementsrechten rechtgevend op het uitsluitend gebruik van respectievelijk de woningen [adres sub 1] en [adres sub2] te [woonplaats].
Het totale complex omvat enkele bedrijfsruimten en 21 appartementen, waarvan de oplevering plaatsvond in of omstreeks 1997.
Alle daarvoor op grond van het toen geldende Bouwbesluit in aanmerking komende ramen van de 21 appartementen zijn bij de oplevering ter beveiliging voorzien van zogenaamde doorvalstangen en toen op een gegeven moment de vaste ramen, in verband met problemen bij het glazen wassen, naar binnendraaiend zijn gemaakt, zijn ook deze ramen alsnog voorzien van een doorvalstang.
Artikel 9 lid 2 van het toepasselijke modelreglement bepaalt dat het de eigenaar of gebruiker zonder toestemming van de vergadering van eigenaren niet is toegestaan veranderingen aan te brengen in de gemeenschappelijke gedeelten en gemeenschappelijke zaken, ook als deze zich in de privé-gedeelten bevinden. Partijen zijn het erover eens dat de doorvalstangen tot die gemeenschappelijke zaken dienen te worden gerekend.
Standpunten van partijen
Verzoekers sub 1 wensen verwijdering van de voor de ramen van hun appartement aangebrachte doorvalstangen om de navolgende redenen :
- zij belemmeren het uitzicht,
- zij roepen associaties op met opgesloten zijn,
- zij tasten het woongenot aan,
- verwijdering tast het architectonisch aanzicht niet aan; de Welstandscommissie heeft positief geoordeeld over het weghalen van de doorvalstangen,
- in de aanbiedingsfolder van de projectontwikkelaar waren doorvalstangen aan de voorzijde van het complex niet aanwezig,
- de doorvalstangen zijn niet (meer) verplicht.
Verzoekers sub 2 wensen in hun geval verwijdering van de doorvalstangen omdat :
- zij volgens het Bouwbesluit 2003 niet langer verplicht zijn,
- verzoekers de doorvalstangen als zeer hinderlijk ervaren omdat daardoor hun uitzicht ernstig wordt belemmerd en zij zich door de aanwezigheid van die stangen opgesloten voelen.
Verzoekers hebben ieder op 6 juli 2004 aan de ledenvergadering toestemming gevraagd om de doorvalstangen te mogen verwijderen. De verzoeken zijn op de ledenvergadering van 7 juli 2004 in stemming gebracht, waarbij de vergadering met volstrekte meerderheid van stemmen, zoals vereist bij art. 37 lid 1 van het modelreglement, heeft besloten de verzoeken niet in te willigen.
Verzoekers stellen zich op het standpunt dat dit besluit dient te worden vernietigd en een vervangende machtiging dient te worden verleend, omdat er geen redelijke belangenafweging heeft plaatsgevonden en ( volgens verzoekers sub 2) de vergadering haar besluit niet deugdelijk heeft onderbouwd.
Verweerster stelt zich op het standpunt dat bij de besluitvorming alle relevante belangen zijn afgewogen. Zij verwijst daarbij naar een brief van 28 februari 2004 van het bestuur aan alle leden en naar de notulen van de vergadering.
Verweerster merkt daarbij op dat terughoudendheid dient te worden betracht bij het toestaan van wijzigingen aan gemeenschappelijke zaken, gezien de precedentwerking die daarvan uitgaat.
Verder heeft verweerster tot doel het uniforme uiterlijk van het complex te waarborgen en heeft zij de exclusieve bevoegdheid om te oordelen of wijzigingen dit uniforme uiterlijk al dan niet aantasten. Ten aanzien van de verwijdering van doorvalstangen is dit het geval, aldus verweerster. Dat de Welstandscommissie daar anders over denkt acht verweerster niet relevant.
Tevens is verweerster bezorgd voor eventuele aansprakelijkheid in geval van schade als gevolg van de verwijdering van de doorvalstangen. Deze zijn immers in de onderhavige situatie uit veiligheidsoverweginen verplicht gesteld.
Verweerster betwist in dat verband dat doorvalstangen momenteel niet meer verplicht zouden zijn.
Verweerster concludeert tot afwijzing van het verzoek, met veroordeling, zowel bij toe- als afwijzing van het verzoek, in de gedingkosten.
Beoordeling :
Ingevolge het te dezen toepasselijke Bouwbesluit 2003 –bestaande bouw - art. 2.21, 2e lid van afd. 2.3, zijn doorvalstangen niet verplicht indien de afscheiding ter plaatse van een al dan niet beweegbaar raam, een vanaf de vloer gemeten hoogte heeft van tenminste 0,60 meter. Tussen partijen staat vast dat die hoogte in de appartementen van verzoekers minstens 0,70 meter bedraagt.
De conclusie is derhalve dat het hebben van doorvalstangen in het onderhavige geval geen verplichting meer is.
Dit betekent dat naar de bestuursrechtelijke regels verweerster zou kunnen instemmen met de verwijdering daarvan.
Verweerster heeft dit evenwel niet gedaan.
Volgens de notulen van haar vergadering van 7 juli 2004 heeft verweerster de gevraagde toestemming geweigerd vanwege :
1. mogelijke aansprakelijkheid van de leden in geval van schade ten gevolge van het verwijderen van de doorvalstangen, en
2. aantasting van het uniforme uiterlijk van het gebouw .
De vraag is thans aan de orde of dit redelijke gronden zijn om de door verzoekers gevraagde toestemming te weigeren.
De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend.
Ten eerste omdat de kennelijk gevreesde aansprakelijkheid voor schade als gevolg van verwijdering niet is te duchten omdat er geen bestuursrechtelijke verplichting meer bestaat tot het hebben van de gewraakte veiligheidsvoorziening en ten tweede omdat blijkens de overgelegde foto’s de uniformiteit van het uiterlijk van het gebouw op dit punt reeds ver is te zoeken.
Daartegenover staat dat het verzoek, gelet op de daaraan gegeven motivering, alleszins begrijpelijk is, zodat, nu de door verzoekers gevraagde toestemming door verweerster zonder redelijk grond is geweigerd, het gewraakte besluit zal worden vernietigd en de gevraagde vervangende toestemming zal worden verleend.
De kantonrechter vindt termen de proceskosten tussen partijen te compenseren in dier voege dat zij ieder hun eigen kosten dragen.
Beschikking:
Vernietigt het besluit van verweerster d.d. 7 juli 2004 tot weigering van de verzoeken tot verwijdering van de doorvalstangen aan de appartementen [adres sub 1] en [adres sub 2] te [woonplaats] en verleent verzoekers daartoe de gevraagde vervangende machtiging.
Compenseert de proceskosten zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. van de Sande, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2004..
De griffier De kantonrechter