ECLI:NL:RBALK:2005:AT0827
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot teruggeleiding van minderjarigen naar Spanje op basis van het Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen
In deze zaak heeft de Centrale Autoriteit een verzoek ingediend tot teruggeleiding van twee minderjarigen naar Spanje, hun land van herkomst, op basis van het Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen. De rechtbank Alkmaar heeft op 16 februari 2005 uitspraak gedaan in deze kwestie. De rechtbank oordeelde dat de gewone verblijfplaats van de kinderen niet in Spanje was, waardoor er geen sprake was van een ongeoorloofde overbrenging in de zin van het verdrag. Het verzoek tot teruggeleiding werd afgewezen.
De procedure begon op 2 november 2004 met een verzoekschrift van de Centrale Autoriteit. De moeder van de kinderen diende een verweerschrift in, en de mondelinge behandeling vond plaats op 11 januari 2005. Tijdens deze zitting waren de vertegenwoordigers van de Centrale Autoriteit en de moeder aanwezig, evenals de vader en een beëdigd tolk. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, waaronder de nationaliteit van de ouders en hun verblijf in Spanje.
De rechtbank concludeerde dat de ouders, ondanks hun tijdelijke verblijf in Spanje, niet de intentie hadden om zich daar definitief te vestigen. De vader had gesteld dat Spanje de gewone verblijfplaats van de kinderen was, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze claim. De moeder voerde aan dat zij en de kinderen in Nederland hun gewone verblijfplaats hadden, en de rechtbank gaf haar gelijk. De rechtbank wees het verzoek van de Centrale Autoriteit af, omdat de kinderen niet ongeoorloofd naar Nederland waren overgebracht.
De beslissing van de rechtbank is van belang voor de interpretatie van het verdrag en de criteria voor het vaststellen van de gewone verblijfplaats van minderjarigen in internationale ontvoeringszaken. De uitspraak benadrukt het belang van de maatschappelijke banden van de kinderen en de intenties van de ouders bij het bepalen van hun verblijfplaats.