4.7 Uitgaande van deze feiten kan in redelijkheid niet worden gezegd dat door het doen van meergenoemde, hiervoor onder 4.4 weergegeven, uitlatingen - blijkende uit de door [eiseres] in het geding gebrachte producties - de grenzen van de vrijheid van meningsuiting op ontoelaatbare wijze zijn overschreden. Wat betreft de uitlatingen die betrekking hebben op de bewoning door [eiseres] van het pand gelegen aan de [straatnaam 2] 18 te Anna Paulowna moet immers worden vastgesteld, dat [eiseres], een gemeenteraadslid, dit pand in strijd met het bestemmingsplan heeft bewoond. Voorts roept de "constructie" volgens welke [eiseres] het pand heeft bewoond op zijn zachtst gezegd vragen op. Vast staat immers dat [eiseres] met betrekking tot het pand een zogeheten antikraakovereenkomst met de gemeente Anna Paulowna heeft gesloten en dat zij voor haar bewoning van het pand geen vergoeding aan die gemeente, de eigenaar van het pand, verschuldigd was. Daarnaast mag een lid van de gemeenteraad krachtens artikel 15, eerste lid, Gw niet rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken (sub d., onder 6) respectievelijk betreffende het onderhands huren of pachten van de gemeente (sub d., onder 7). Krachtens het tweede lid van dit artikel kunnen gedeputeerde staten van die verboden ontheffing verlenen, maar vast staat dat in casu een dergelijke ontheffing niet is verleend. Wat betreft de uitlatingen die betrekking hebben op de bewoning door [eiseres] van het pand gelegen aan de [straatnaam 1] 4 te Anna Paulowna en haar bouwactiviteiten op dat perceel moet worden vastgesteld, dat [eiseres] ook dat pand gedurende enige tijd in strijd met het bestemmingsplan heeft bewoond en dat zij is gestart met de bouw van een nieuwe woning op dat perceel vóórdat aan haar de voor die bouw vereiste bouwvergunning was verleend. Voorts heeft de voorzieningenrechter van de sector bestuursrecht van deze rechtbank geoordeeld, dat het - nadien - door de gemeente Anna Paulowna genomen besluit waarin aan [eiseres] vrijstelling van het bestemmingplan en een bouwvergunning is verleend op een ondeugdelijke grondslag is gebaseerd. Verder staat vast dat een eerder verzoek van [naam 1] om vrijstelling dan wel wijziging van het bestemmingsplan destijds door de gemeente Anna Paulowna is afgewezen.
4.8 Op grond van het vorenstaande stond het de stichting c.s. en anderen vrij om zich in de stukken op de website van de stichting kritisch uit te laten over het handelen van [eiseres] en de gemeente Anna Paulowna. Na lezing van deze uitlatingen - die, zoals gezegd, blijken uit de door [eiseres] overgelegde producties - dient te worden geconcludeerd, dat zij zijn gebaseerd op de hiervoor weergegeven feiten. Opmerking verdient in dat verband dat, anders dan [eiseres] bij dagvaarding stelt, geen uitlatingen zijn gedaan als zou [eiseres] de bedrijfswoning gelegen aan de [straatnaam 1] 4 te Anna Paulowna op onrechtmatige wijze hebben verkregen, althans op een wijze waardoor zij [naam 1] zou hebben benadeeld. Daarnaast moet worden geconcludeerd dat de bewoordingen waarin de uitlatingen zijn gedaan soms "hard" zijn, maar dat zij de grenzen van de zorgvuldigheid en betamelijkheid die burgers jegens elkaar in acht dienen te nemen niet te buiten gaan. Daarbij speelt enerzijds een rol dat, naar tussen partijen niet in geschil is, alle uitlatingen zijn gedaan om publiekelijk aandacht te vragen voor meergenoemde onderwerpen en dat zij niet zijn gedaan met als doel [eiseres] persoonlijk te kwetsen dan wel te grieven, en anderzijds dat [eiseres] zich gelet op haar functie als gemeenteraadslid meer en ook hardere publiciteit zal moeten laten weggevallen dan een gemiddelde burger. Voor het overige geldt dat [eiseres] noch bij dagvaarding noch ter terechtzitting voldoende concreet heeft aangegeven welke precieze uitlatingen naar haar oordeel onnodig grievend zijn.
4.9 Hetgeen hiervoor is overwogen, leidt tot de conclusie dat door het doen van de bewuste uitlatingen niet onrechtmatig jegens [eiseres] is gehandeld. Dit brengt mee, dat evenmin het op de website van de stichting plaatsen respectievelijk publiceren van de stukken waarin deze uitlatingen zijn gedaan, dan wel het toestaan dat bezoekers van deze site dergelijke stukken op die site plaatsen respectievelijk publiceren, als onrechtmatig richting [eiseres] kan worden aangemerkt. Op grond hiervan moet het door [eiseres] sub B. en C. gevorderde worden afgewezen. Wat betreft het onder C. gevorderde wordt ten overvloede nog overwogen, dat gezien de uitdrukkelijke en gemotiveerde betwisting daarvan door de stichting c.s., [eiseres] niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar gewraakte e-mailberichten door de stichting c.s. - al dan niet via een alias - zijn verzonden. Het door [eiseres] onder E. gevorderde zal eveneens worden afgewezen. Daartoe is in de eerste plaats van belang dat, zoals hiervoor is overwogen, door het doen van de bewuste uitlatingen niet onrechtmatig jegens [eiseres] is gehandeld. Voorts heeft [eiseres] deze vordering volstrekt onvoldoende onderbouwd. Niet gesteld of gebleken is immers, dat door of namens de stichting c.s. ooit een bezwaarschrift als in voornoemde vordering bedoeld is ingediend. In het licht daarvan valt zonder nadere toelichting, die echter geheel ontbreekt, niet in te zien waarom een verbod als door [eiseres] gevorderd noodzakelijk is, laat staan dat valt in te zien dat zij daar een spoedeisend belang bij heeft.
4.10 Met betrekking tot de foto's van [eiseres] die op de website van de stichting zijn geplaatst geldt het navolgende. Vast staat dat de stichting c.s. meermalen een foto van [eiseres] op de website van de stichting heeft geplaatst, telkens zonder dat [eiseres] daarvoor haar toestemming had gegeven. Die foto's zijn steeds geplaatst bij een aantal van de hiervoor onder 2.5 en 2.6 vermelde stukken. Op de terechtzitting heeft [eiseres] gemotiveerd aangegeven, dat zij een redelijk belang erbij heeft dat zonder haar toestemming geen foto's van haar beeltenis op de site van de stichting worden geplaatst. Zij heeft in dat verband onweersproken gesteld dat zij bij haar werkzaamheden naast haar lidmaatschap van de gemeenteraad van de gemeente Anna Paulowna, in verband met welke werkzaamheden zij door heel Nederland reist, vaak wordt geconfronteerd met mensen die haar herkennen van haar foto's op de website van de stichting en die haar vervolgens aanspreken op de inhoud van de bij die foto's geplaatste stukken. [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat zij daardoor ernstig in haar genoemde werkzaamheden wordt gestoord. Verder heeft [eiseres] erop gewezen, dat in het bijzonder de foto waarop haar ogen zijn bedekt door een zwarte balk haar kwetst. In reactie hierop heeft de stichting c.s. aangevoerd dat de foto's van [eiseres] zijn geplaatst dan wel gebruikt in het kader van een publieke discussie en dat om die enkele reden het belang van het publiek om - in het kader van die discussie - kennis te (kunnen) nemen van de foto's van [eiseres] zwaarder dient te wegen dan het belang van [eiseres] om - kort samengevat - beschermd te worden in haar persoonlijke levenssfeer. Voorts heeft de stichting c.s. verklaard dat de foto van [eiseres] waarop haar ogen zijn bedekt door een zwarte balk inmiddels van de website is verwijderd.
4.11 De stichting c.s. kan niet in haar betoog worden gevolgd. In het licht van hetgeen [eiseres] op de terechtzitting heeft gesteld, had het op de weg van de stichting c.s. gelegen om voldoende concreet en onderbouwd aan te geven waarom zij - althans anderen - belang erbij hebben dat de foto's van [eiseres] op haar website worden geplaatst en waarom dat, specifieke belang zwaarder moet wegen dan het belang van [eiseres]. De enkele stelling, dat de foto's zijn geplaatst dan wel gebruikt in het kader van een publieke discussie en dat het publiek er dáárom belang bij heeft om kennis te (kunnen) nemen van de foto's van [eiseres] is daartoe onvoldoende. Zonder nadere toelichting, die echter geheel ontbreekt, valt immers niet in te zien, waarom die door de stichting c.s. gestelde publieke discussie niet reeds voldoende wordt gevoerd door (de uitlatingen in) de op de website van de stichting geplaatste respectievelijk gepubliceerde stukken en daarnaast ook nog foto's van [eiseres] op die site moeten worden geplaatst. Voorts dient in aanmerking te worden genomen, dat de stichting zich bij haar activiteiten met name richt op (het bevorderen van de rechtsgelijkheid in) de gemeente Anna Paulowna en dat redelijkerwijs mag worden verondersteld dat de inwoners van deze gemeente het gemeenteraadslid [eiseres] kennen. Gelet op het voorgaande en nu tussen partijen vast staat dat [eiseres] door het plaatsen van de foto's van haar beeltenis op de website van de stichting ernstig in haar werkzaamheden, naast haar lidmaatschap van de gemeenteraad van Anna Paulowna, wordt belemmerd, heeft [eiseres] een redelijk belang erbij zich tegen het plaatsen van die foto's op die site te verzetten. In dat verband verdient nog opmerking dat door het plaatsen van de foto's van de beeltenis van [eiseres] op de website van de stichting, waaronder in het bijzonder de foto waarop haar ogen zijn afgedekt door een zwarte balk, de indruk ontstaat, dat men [eiseres] publiekelijk aan de schandpaal wil nagelen. De schandpaal is in Nederland echter al lange tijd afgeschaft en naar de hedendaagse opvattingen in onze democratische rechtsstaat gaat het niet aan om mensen gelet op hun persoon publiekelijk te schande te maken. Dat de bewuste foto van [eiseres] waarop haar ogen zijn bedekt door een zwarte balk inmiddels van de website van de stichting is verwijderd, doet daaraan niets af.
4.12 Uit hetgeen hiervoor is overwogen, vloeit voort dat met het plaatsen van de foto's van [eiseres] op de website van de stichting zonder dat [eiseres] daarvoor haar toestemming had gegeven, is gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 21 van de Auteurswet 1912. Nu voorts tussen partijen niet in geschil is dat het - feitelijk -plaatsen van deze foto's is gedaan door respectievelijk [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en/of [gedaagde sub 4], zal het door [eiseres] onder D. gevorderde worden toegewezen, evenwel behoudens het navolgende. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd tot een bedrag van ? 500,00 per overtreding per dag en daarnaast worden gemaximeerd tot een bedrag van ? 10.000,00.
4.13 Resteert het onder A. gevorderde: de vordering van [eiseres] om de stichting c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een voorschot op de door haar geleden schade ad Euro 2.500,00. Bij dagvaarding heeft [eiseres] - voor zover van belang -aan deze vordering ten grondslag gelegd, dat door de gewraakte uitlatingen haar handelen en haar persoon ten onrechte in een kwaad daglicht worden gesteld en dat zij daardoor schade lijdt. Op de terechtzitting heeft zij hierbij gepersisteerd. Nu [eiseres] aldus aan voornoemde vordering enkel ten grondslag legt dat zij door de bewuste uitlatingen schade heeft geleden en zij niet heeft gesteld en ook niet is gebleken dat zij door het plaatsen van de foto's van haar beeltenis op de website van de stichting schade heeft geleden, zal het onder A. gevorderde moeten worden afgewezen, omdat, zoals hiervoor is overwogen, door het doen van meergenoemde uitlatingen niet onrechtmatig jegens [eiseres] is gehandeld.
4.14 Nu [eiseres] en de stichting c.s. over en weer in het gelijk en ongelijk worden gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat [eiseres] en de stichting c.s. ieder de eigen proceskosten dragen.