7. [Huurder] erkent het bestaan van de huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte. Hij voert echter aan dat hij de huurpenningen over de periode in kwestie heeft opgeschort/verrekend omdat [verhuurder] zijn verplichtingen als verhuurder niet is nagekomen en omdat [huurder] door toedoen van [verhuurder] schade heeft geleden.
8. Met betrekking tot het niet nakomen van verhuurdersverplichtingen door [verhuurder] wijst [huurder] op het volgende.
- Volgens [huurder] hoorde het gebruik van de garage ook tot de huurovereenkomst. Reeds op 7 januari 2004 heeft [huurder] naar hij aanvoert aan [verhuurder] gemeld dat het slot op de garagedeur niet werkte, waardoor de deur niet geheel dicht kon. Pas op 17 april 2004 heeft [verhuurder] het slot hersteld. Door het niet sluiten van de garagedeur gedurende drie maanden heeft [huurder] niet het huurgenot gehad waarop hij aanspraak kon maken, zodat partiële ontbinding van de huurovereenkomst volgens [huurder] gerechtvaardigd is tot een bedrag ad 3 maal € 25,- = € 75,-.
- [Huurder] heeft [verhuurder] diverse malen gewezen op de slechte, gevaarlijke toestand van het balkon. Op 24 april 2004 heeft [verhuurder] uiteindelijk twee werkmannen laten komen die zijn begonnen met het vervangen van het balkon. Op 8 mei 2004 is rond het balkon een muurtje geplaatst. Dit is echter slechts 40 cm hoog, veruit onder de wettelijke grens. Derhalve is het balkon nog steeds gevaarlijk en daardoor onbruikbaar. [Huurder] heeft dus niet het huurgenot gehad waarop hij recht had, zodat partiële ontbinding tot een bedrag ad € 162,50 (6,5 maand ad € 25,- per maand) gerechtvaardigd is.
- Ook heeft [huurder] zich vergeefs bij [verhuurder] beklaagd over de onderhoudstoestand van de tuin en de hal.
9. Met betrekking tot door toedoen van [verhuurder] door [huurder] geleden schade voert [huurder] het volgende aan.
- De werkmannen die op 24 april 2004 aan het balkon hebben gewerkt hebben op aanwijzing van [verhuurder] de onderkant van een antieke kast van [huurder] die in de garage stond gebruikt ter betimmering van het balkon. De waarde van die kast was volgens [huurder] € 1.875,-.
- [Verhuurder] heeft zonder toestemming van [huurder] spullen uit de garage verwijderd, waarbij het zadel van een mountainbike is beschadigd (kosten zadel: € 145,-) en het onderstel van een teakhouten tuintafel is verdwenen (kosten tuintafel: € 1.395,-) waardoor de tuintafel onbruikbaar is geworden.
- Het is gebleken dat [verhuurder] de gemeenschappelijke ruimte van het gehuurde van stroom voorziet via de meter van [huurder], waardoor [huurder] dus ook voor de andere huurders betaalt.
1. Samenvattend dient volgens [huurder] de huurvordering met betrekking tot de woonruimte ad € 2.767,74 verminderd te worden met de bovengenoemde 'partiële ontbindings- en schadeposten' (balkon, garage, tuintafel, antieke kast, zadel mountainbike) ad in totaal € 3.652,50, zodat [huurder] van [verhuurder] te vorderen heeft een bedrag ad € 884,76. Bij dupliek in conventie verzoekt [huurder] subsidiair de door hem geleden schade (inzake kast, tafel en zadel) te schatten conform artikel 6:97 BW.
11. Verder voert [huurder] nog aan dat [verhuurder] ten onrechte de door hem bij aanvang van de huur betaalde borgsom ad € 2.200,- niet heeft terugbetaald. De door [verhuurder] aangevoerde reden voor inhouding van die borgsom (brandstichting door [huurder]) is volgens [huurder] onterecht. [Huurder] ontkent brand te hebben gesticht. Bovendien heeft [verhuurder] de omvang van de schade niet aangetoond. [Huurder] gaat ervan uit dat de schade door de opstalverzekering van [verhuurder] is vergoed.
1. [Huurder] ontkent een huurovereenkomst met betrekking tot de kantoorruimte te zijn aangegaan. Volgens [huurder] hebben partijen in januari 2004 wel overleg gevoerd over een te huren kantoorruimte op de begane grond voor € 275,- per maand. Daartoe diende een tussenwand geplaatst te worden om een afgescheiden kantoorruimte te creëren. Volgens [huurder] heeft hij nadrukkelijk aangegeven dat alleen een huurovereenkomst zou worden aangegaan indien de ruimte geschikt en representatief zou zijn om als kantoorruimte te dienen. (De ruimte diende volgens [huurder] om die reden een eigen gas- en elektra aansluiting te hebben en de buren dienden niet over een sleutel van de ruimte te beschikken.) Aan die voorwaarden heeft [verhuurder] echter niet voldaan, zodat er nimmer een huurovereenkomst tot stand is gekomen. (De tussenwand is in week 5 van 2004 geplaatst, maar de warmtebron bevond zich bij de buren en de watermeter in het gedeelte van [huurder], zodat buren over een sleutel zouden moeten beschikken. In week 11 was kantoorruimte nog steeds niet af. Kort daarop heeft [verhuurder] een muur paars geverfd, hetgeen niet passend is voor een kantoorruimte. Op 19 maart 2004 was [huurder] het zat en heeft hij zijn in de ruimte opgeslagen spullen weggehaald.) Met betrekking tot de door [verhuurder] als productie 9 bij dagvaarding overgelegde bankafschriften waarop twee betalingen ad € 275,- staan vermeld onder de vermelding 'huur februari' en 'huur maart' merkt [huurder] op dat dit geen huurbetalingen zijn. Het bedrag voor februari is betaald omdat [verhuurder] investeringen diende te doen om de ruimte geschikt te maken als kantoor en het bedrag voor maart omdat [huurder] de ruimte had gebruikt voor opslag van spullen. Uit deze betalingen kan dan ook niet het bestaan van een huurovereenkomst worden afgeleid. Over alle essentialia voor een huurovereenkomst bestond volgens [huurder] tussen partijen geen overeenstemming. Voor het geval de kantonrechter desondanks mocht oordelen dat sprake is van een huurovereenkomst, verzoekt [huurder] deze te ontbinden per 19 maart 2004, omdat [verhuurder] ondanks meerdere verzoeken niet per 1 februari 2004 een voor een kantoor geschikte ruimte ter beschikking heeft gesteld.
1. Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten voert [huurder] aan dat deze onredelijk zijn. De huurachterstand verminderd met de borg bedraagt slechts € 567,74 en bovendien heeft een deel van de verrichte incassowerkzaamheden geen betrekking op de vordering in kwestie.
14. De gevorderde vergoeding voor het opgemaakte expertiserapport inzake het balkon moet volgens [huurder] worden afgewezen, nu niet tussen partijen is overeengekomen dat [huurder] als huurder deze kosten moet betalen.