ECLI:NL:RBALK:2005:AT6210

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
25 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/0812
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • mr. [rechter]
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake ingebruikneming hospice Den Helder

Op 25 mei 2005 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Alkmaar uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ingebruikneming van een hospice in Den Helder. Verzoekers, bewoners van de omgeving, hadden een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen die de ingebruikneming van het hospice zou beletten. De voorzieningenrechter overwoog dat verzoekers geen zwaarwegende belangen hadden aangevoerd die tegen de ingebruikneming pleitten. In tegenstelling tot de belangen van de verzoekers, was er een zwaarwegend maatschappelijk belang dat pleitte voor een spoedige ingebruikneming van het hospice. De voorzieningenrechter stelde vast dat er concreet uitzicht bestond op de verlening van de vereiste vrijstelling voor de ingebruikneming, wat de situatie verder versterkte.

De voorzieningenrechter baseerde zijn oordeel op artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om een voorlopige voorziening te treffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De rechter concludeerde dat de bezwaren van de verzoekers niet zwaarwegend genoeg waren om de ingebruikneming te beletten. De Stichting die het hospice beheert, had voldoende aangetoond dat er geen reële parkeeroverlast te verwachten was en dat de negatieve effecten voor omwonenden niet waarschijnlijk waren. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook af, met de overweging dat de belangen van de Stichting bij een spoedige ingebruikneming groot waren en dat de gemeente de intentie had om de benodigde vrijstelling te verlenen.

De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er werd geen rechtsmiddel tegen deze beslissing open gesteld. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank Alkmaar
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
UITSPRAAK
op grond van artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr: WW44 05/812
Inzake: [verzo[verzoeker] en [verz[verzoeker], beiden wonende te [woonplaats], verzoekers,
tegen: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [woonplaats], verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Het besluit van verweerder van 18 maart 2005, verzonden op 18 maart 2005.
2. Zitting
Datum: 24 mei 2005.
Verzoekers zijn, daartoe ambtshalve opgeroepen, in persoon verschenen.
Verweerder is, daartoe ambtshalve opgeroepen, verschenen bij gemachtigde ing. [gemachtigde], vergezeld van mr. [gemachtigde], beiden ambtenaar van de gemeente.
Verder is als belanghebbende de [stichting] [woonplaats] verschenen, vertegenwoordigd door [(...)] en [(..)].
3. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 26 juli 2004 heeft verweerder de [stichting] [woonplaats] vergunning verleend voor het verbouwen en uitbreiden van de woning aan de [adres] te [woonplaats] tot een (low-care) hospice.
Bij besluit van 17 februari 2005 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker [verzoeker] tegen dit besluit gegrond verklaard, de verleende vergunning herroepen en beslist alsnog medewerking te verlenen aan de verbouwing en uitbreiding van de betrokken woning tot hospice door een vrijstellingsprocedure op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) te voeren.
Bij brief van 17 februari 2005 en een e-mail bericht van 20 februari 2005 hebben verzoekers ieder afzonderlijk verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen de bouwactiviteiten aan de [adres] en de vestiging van het hospice.
Bij besluit van 18 maart 2005, verzonden op diezelfde dag, heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 14 april 2005 bezwaar gemaakt. Bij brief van gelijke datum hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 22 april 2005 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken toegezonden.
4. Motivering
4.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover de voorzieningenrechter het geschil in de bodemprocedure beoordeelt heeft zijn oordeel daarover een voorlopig karakter en is niet bindend voor de beslissing in die procedure.
4.2. Anders dan eerst vindt verweerder nu dat de verbouwing en de vestiging van het hospice in strijd is met het bestemmingsplan en dat daarom het verlenen van een vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO nodig is. De zonder vrijstelling verleende bouwvergunning heeft verweerder herroepen. De procedure die moet leiden tot het verlenen van vrijstelling en een nieuwe bouwvergunning wordt nu gevolgd. De verbouwing en inrichting van de voormalige woning zijn echter al voltooid. De [stichting] [woonplaats] (de Stichting) heeft verklaard het hospice zo spoedig mogelijk in gebruik te willen nemen. Verweerder heeft verklaard dat gebruik, vooruitlopend op de nog te verlenen vrijstelling, te zullen gedogen. Verzoekers willen dat de voorzieningenrechter de ingebruikneming van het hospice belet.
4.3. Gevraagd naar de overlast die hij verwacht van de ingebruikneming van het hospice heeft verzoeker [verzoeker] met name gewezen op parkeeroverlast. Ook verwacht hij overlast van het gebruik als hospice en heeft hij bezwaren tegen de nieuwe dakkapellen. Verzoeker [verzoeker] heeft vooral de verwachte verkeersoverlast benadrukt.
4.4. De voorzieningenrechter overweegt dat gedogen van het hospice in afwachting van de verlening van vrijstelling alleen dan aanvaardbaar is als er concreet uitzicht bestaat op die verlening. Verweerder heeft hierover aangegeven dat de vrijstellingsprocedure binnen afzienbare termijn kan worden afgerond. Hij gaat ervan uit dat hij de vrijstelling kan verlenen.
Hoewel de procedure nog niet is afgerond, een aantal zienswijzen kenbaar zijn gemaakt en verweerder alle betrokken belangen nog zal moeten afwegen, is de voorzieningenrechter op voorhand niet gebleken dat er omstandigheden zijn die de verlening van vrijstelling hoe dan ook onmogelijk maken. Van belang hierbij is ook de beleidsvrijheid die verweerder heeft bij het toepassen van artikel 19, tweede lid, van de WRO. Daarom hoeft de omstandigheid dat omwonenden mogelijk nadeel ondervinden van de vestiging van het hospice niet in de weg te staan aan de verlening van vrijstelling. Verweerder mag bij het nemen van een beslissing daarover immers ook andere belangen dan die van mogelijk benadeelde omwonenden betrekken. Verder ziet de voorzieningenrechter in verweerders intentie om vrijstelling te verlenen op zichzelf geen belemmering voor een zorgvuldige afweging van alle betrokken belangen. Al met al concludeert de voorzieningenrechter dat er in dit geval concreet uitzicht is op de verlening van de vereiste vrijstelling.
4.5. De bezwaren van verzoekers vindt de voorzieningenrechter niet zeer zwaarwegend. De Stichting heeft de voorzieningenrechter er voldoende van overtuigd dat geen reële parkeeroverlast is te verwachten. De kijk van verzoeker [verzoeker] op de verbouwde bungalow en het gebruik daarvan als hospice kan de voorzieningenrechter gewoonweg niet delen. Niet kan worden gezegd dat het uiterlijk van het pand wezenlijk is veranderd door de geplaatste dakkapellen. De negatieve effecten voor de omwonenden die verzoeker verwacht van het gebruik vindt de voorzieningenrechter allerminst waarschijnlijk.
De onvrede van verzoekers met de gang van zaken, die ertoe heeft geleid dat de verbouwing af is en het hospice klaar voor gebruik terwijl de procedure die moet leiden tot verlening van de vereiste vrijstelling nog loopt, kan de voorzieningenrechter zich voorstellen. Maar dat geeft op zichzelf nog geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
4.6. Het belang dat de Stichting heeft bij een spoedige ingebruikneming van het hospice acht de voorzieningenrechter groot. Verweerder mag dat belang ook meewegen als een zwaarwegend maatschappelijk belang.
4.7. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoekers geen zwaarwegende belangen hebben aangevoerd die pleiten tegen de ingebruikneming van het hospice. Wel is er een zwaarwegend maatschappelijk belang dat pleit voor een spoedige ingebruikneming. Dit terwijl er volgens de voorzieningenrechter concreet uitzicht bestaat op verlening van de vereiste vrijstelling. In deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen reden om de door verzoekers gevraagde voorlopige voorziening te treffen. Hun verzoek daartoe wijst hij dan ook af.
4.8. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
5. Beslissing
De voorzieningenrechter,
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus gewezen door mr. [rechter], voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van [griffier], als griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2005 door voornoemde voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.