ECLI:NL:RBALK:2005:AT9817

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
21 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
238/2005
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een fitnessruimte in een sportcomplex

In deze zaak heeft de gemeente Bergen een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap Sportplazaclub Bergen B.V. (SPC) tot ontruiming van een fitnessruimte in een sportcomplex. De gemeente is eigenaar van het sportcomplex, dat zij sinds 1 september 1997 verhuurde aan De Stichting Exploitatie Sportcentrum De Beeck. Na het faillissement van De Beeck op 4 mei 2005 en de beëindiging van de huurovereenkomst op 20 juni 2005, verbleef SPC zonder recht of titel in het sportcomplex. De gemeente heeft SPC gesommeerd om het sportcomplex te ontruimen, maar SPC heeft hieraan geen gehoor gegeven.

Tijdens de zitting op 15 juli 2005 heeft de gemeente haar vordering toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat SPC geen recht meer had op het gebruik van het sportcomplex. SPC heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd dat de gemeente met haar een huurovereenkomst zou sluiten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat SPC onrechtmatig in het sportcomplex verblijft en dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is. De gemeente heeft verklaard in te stemmen met een ontruiming per 1 september 2005, wat door de rechter als redelijk werd beschouwd.

De voorzieningenrechter heeft SPC veroordeeld tot ontruiming van het sportcomplex en de kosten van het geding aan de zijde van de gemeente toegewezen. De vordering in reconventie van SPC is afgewezen, omdat deze niet bij wijze van voorlopige voorziening in kort geding kon worden toegewezen. De rechter heeft geoordeeld dat de gemeente vrij is in de keuze met wie zij een huurovereenkomst wenst aan te gaan en dat er geen sprake was van willekeur of onzorgvuldig handelen van de gemeente.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
FV
KG nummer: 238/2005
datum: 21 juli 2005
Vonnis van de voorzieningenrechter, recht doende in kort geding
in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon DE GEMEENTE BERGEN,
zetelende te Bergen (NH),
EISERES IN CONVENTIE IN KORT GEDING,
GEDAAGDE IN RECONVENTIE IN KORT GEDING,
procureur mr. H.R.M. Jenné,
advocaat mr. C.P. van den Berg te Rotterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SPORTPLAZACLUB
BERGEN B.V.,
gevestigd te Bergen (NH),
GEDAAGDE IN CONVENTIE IN KORT GEDING,
EISERES IN RECONVENTIE IN KORT GEDING,
procureur mr. C.H.P. de Boer,
advocaat mr. R. Beele te Amsterdam.
Partijen zullen verder worden genoemd “de gemeente” respectievelijk “SPC”.
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 15 juli 2005 heeft de gemeente gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
SPC heeft de vordering bestreden en een eis in reconventie ingesteld. De gemeente heeft vervolgens tegen de reconventionele vordering verweer gevoerd.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van de gemeente de originele dagvaarding en van de zijde van SPC pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2. DE UITGANGSPUNTEN
in conventie en in reconventie
2.1 De gemeente is eigenares van het sportcomplex met parkeerterrein, gelegen aan het Molenweidje 2 te Bergen (hierna ook: het sportcomplex).
2.2 Vanaf 1 september 1997 heeft de gemeente het sportcomplex verhuurd aan
De Stichting Exploitatie Sportcentrum De Beeck (hierna ook: De Beeck).
2.3 De Beeck heeft delen van het sportcomplex onderverhuurd aan verschillende derden.
2.4 SPC is sedert 2002 één van vorenbedoelde onderhuurders. SPC heeft in dat kader een gedeelte van het sportcomplex als fitnessruimte in gebruik.
2.5 Op 4 mei 2005 is De Beeck in staat van faillissement verklaard.
2.6 Met ingang van 20 juni 2005 is de huurovereenkomst tussen de gemeente en
De Beeck met wederzijds goedvinden beëindigd.
2.7 De gemeente heeft de onderhuurders, waaronder SPC, ten aanzien van het sportcomplex aangeboden met haar een tijdelijke bruikleenovereenkomst aan te gaan. SPC heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.8 De gemeente heeft SPC inmiddels gesommeerd om het bij haar in gebruik zijnde gedeelte van het sportcomplex te ontruimen. Tot op heden heeft SPC aan die sommatie geen gehoor gegeven.
3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
in conventie en in reconventie
3.1 De gemeente vordert, kort gezegd, veroordeling van SPC om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis het sportcomplex te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking aan de gemeente te stellen, met machtiging van de gemeente om SPC, in geval van weigering of nalatigheid, tot die ontruiming te noodzaken, met veroordeling van SPC in de kosten van het geding.
3.2 De gemeente legt aan haar vordering ten grondslag dat SPC sedert 20 juni 2005 zonder recht of titel in het sportcomplex verblijft. Immers, de huurovereenkomst tussen de gemeente en De Beeck is per die datum beëindigd en een eventuele contractuele relatie tussen De Beeck en SPC regardeert haar niet, aldus de gemeente. Verder stelt de gemeente dat zij SPC geheel onverplicht heeft aangeboden om met haar een tijdelijke bruikleenovereenkomst aan te gaan, maar dat SPC van die mogelijkheid geen gebruik wenst te maken. De gemeente voert daarenboven aan dat zij voornemens is het sportcomplex te renoveren -ten aanzien van welke renovatie thans een aanbestedingsprocedure is gestart- en dat er op dit moment nog geen duidelijkheid bestaat over het toekomstige gebruik van het sportcomplex. Onder deze omstandigheden kan en wenst de gemeente geen huurovereenkomst met SPC aan te gaan, aldus de gemeente.
3.3 SPC bestrijdt niet dat zij thans zonder enige contractuele grondslag in het sportcomplex verblijft, maar voert tegen de vordering aan dat zij niet inziet waarom de gemeente de onderhuurovereenkomst met SPC niet wenst voort te zetten. SPC heeft immers altijd aan haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst met De Beeck voldaan, aldus SPC. Daarnaast betwist SPC dat de gemeente voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van SPC. De gemeente handelt in strijd met de zorgvuldigheid, nu zij heeft nagelaten aan te geven waarom zij geen huurovereenkomst met SPC wenst te sluiten, aldus SPC. Verder betoogt SPC dat er sprake is van willekeur, aangezien de gemeente wel bereid is met een eventuele nieuwe exploitant van het sportcomplex een overeenkomst aan te gaan om het zwembad en de fitnessruimte gecombineerd te exploiteren.
3.4 Op grond van het vorenstaande vordert SPC in reconventie dat de gemeente gelast wordt om met SPC een huurovereenkomst te sluiten met betrekking tot een in het Sportcentrum De Beeck gelegen ruimte die is of zal worden bestemd voor het organiseren en verrichten van fitnessactiviteiten, met veroordeling van de gemeente in de kosten van het geding.
3.5 De gemeente heeft tegen de vordering van SPC in reconventie verweer gevoerd.
3.6 SPC heeft haar standpunten nader uiteengezet, onder meer aan de hand van de overgelegde pleitnotities. Voor zover nodig voor de beslissing zal daarop hierna afzonderlijk en uitdrukkelijk worden ingegaan
4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
in conventie
4.1 SPC heeft niet weersproken dat zij thans zonder enig recht of titel in het sportcomplex verblijft. Hiermee staat de onrechtmatigheid van haar verblijf vast en ligt de gevorderde ontruiming in beginsel voor toewijzing gereed.
4.2 SPC voert echter tegen de vordering aan dat de gemeente in strijd met de zorgvuldigheid heeft gehandeld en dat er bovendien sprake is van willekeur aan de zijde van de gemeente. Dit verweer faalt. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat de gemeente in strijd met de zorgvuldigheid heeft gehandeld, nu zij SPC in de gelegenheid gesteld heeft om met haar een tijdelijke bruikleenovereenkomst aan te gaan. Dat de gemeente SPC geen huurovereenkomst heeft aangeboden is daarnaast niet als onredelijk aan te merken. De gemeente heeft immers uiteen gezet dat zij in het huidige stadium van de thans lopende aanbestedingsprocedure onvoldoende zekerheid heeft over de toekomst van het huidige sportcomplex. Zo staat niet vast dat er in het nieuwe complex ruimte zal zijn voor een fitnessruimte. Onder deze omstandigheden kan niet van de gemeente gevergd worden dat zij reeds nu richting SPC toezeggingen doet omtrent de huur van het sportcomplex, terwijl zij die toezeggingen in een later stadium mogelijkerwijs niet gestand zal kunnen doen.
4.3 Dat er sprake zou zijn van willekeur of détournement de pouvoir, is evenmin voldoende aannemelijk geworden. De gemeente is immers als eigenares van het sportcomplex vrij in de keuze met wie zij een huurovereenkomst wenst aan te gaan. Bovendien is niet gebleken dat de gemeente SPC op enigerlei wijze belemmerd heeft in haar mogelijkheid om zich in te schrijven voor de aanbesteding.
4.4 Onder deze omstandigheden ligt de vordering in conventie voor toewijzing gereed. Omdat de gemeente ter zitting desgevraagd verklaard heeft in te stemmen met ontruiming per 1 september 2005 en een dergelijke termijn redelijk voorkomt, wordt de vordering op na te melden wijze toegewezen.
4.5 SPC wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van het geding in conventie.
in reconventie
4.6 In reconventie vordert SPC dat de gemeente gelast wordt met haar een huurovereenkomst aan te gaan. Een dergelijke vordering kan, gelet op het verstrekkende karakter daarvan, niet bij wijze van voorlopige voorziening in kort geding worden toegewezen, nog daargelaten dat toewijzing neerkomt op een verkapte verklaring voor recht, welke verklaring onverenigbaar is met de aard van de onderhavige procedure. Daarnaast verzet hetgeen daaromtrent hiervoor in conventie is overwogen zich tegen toewijzing van deze vordering.
4.7 De vordering in reconventie wordt derhalve afgewezen, met veroordeling van SPC als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in reconventie.
5. DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
in conventie
- veroordeelt SPC om het sportcomplex aan het adres Molenweidje 2 te Bergen NH, met al het hare en de haren, alsmede alle zich tijdens de executie daarin bevindende personen uiterlijk per 1 september 2005 te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van de gemeente te stellen, met de machtiging om SPC en overige personen in geval van weigering of nalatigheid tot die ontruiming te noodzaken, desnoods met behulp van de sterke arm;
- veroordeelt SPC in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de gemeente begroot op € 315,93 aan verschotten en op € 816,- aan salaris procureur;
- weigert de meer of anders gevorderde voorziening;
in reconventie
- weigert de gevorderde voorziening;
- veroordeelt SPC in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de gemeente begroot op nihil aan verschotten en op € 408,- aan salaris procureur;
in conventie en reconventie
- verklaart dit vonnis ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
Gewezen door mr. E.J. van der Molen, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juli 2005 in tegenwoordigheid van
mr. F. Vermeij, griffier.