ECLI:NL:RBALK:2005:AU3692

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
4 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
14/810313-05
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en poging tot doodslag door echtgenoot met mes

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 4 oktober 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige man, die werd beschuldigd van verkrachting van zijn echtgenote en poging tot doodslag op haar en haar ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 juni 2005 in Hoogkarspel, na een periode van emotionele stress en een dreigende echtscheiding, zijn echtgenote heeft verkracht en vervolgens met een mes zijn schoonouders heeft aangevallen. De verdachte had zich voorbereid op deze gewelddadige daad door verschillende wapens en middelen aan te schaffen, waaronder een mes en touw. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verdachte in een psychische crisis verkeerde, wat leidde tot zijn gewelddadige gedrag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, maar twijfelde over de intentie tot moord, waardoor hij werd veroordeeld voor poging tot doodslag. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die langdurige psychische schade zullen ondervinden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder zijn echtgenote en schoonouders.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer : 14/810313-05
Datum uitspraak : 4 oktober 2005
TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Zuyder Bos te Heerhugowaard.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 september 2005.
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank de verdachte terzake feit 1, feit 2 primair en feit 3 subsidiair zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van voorarrest, toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen en drie maal oplegging van de maatregel schadevergoeding en verbeurdverklaring van de in beslaggenomen voorwerpen genummerd 3, 5, 6, 7, 8 en 9;
- hetgeen door de verdachte en mr. B. Ficq, raadsvrouw van de verdachte, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 juni 2005 te Hoogkarspel, gemeente Drechterland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [echtgenote] (zijnde zijn echtgenote) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [echtgenote], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [echtgenote] geduwd en/of gebracht en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte de deur van de (slaap)kamer waar die [echtgenote] zich bevond op slot heeft gedaan en de sleutel buiten het bereik van die [echtgenote] heeft gelegd
en/of die [echtgenote] een honkbalknuppel, althans een als slagvoorwerp geschikt voorwerp, heeft getoond
en/of de keel van die [echtgenote] heeft dichtgeknepen
en/of die honkbalknuppel, althans dat als slagvoorwerp geschikte voorwerp, op de keel van die [echtgenote] heeft geduwd en/of geduwd gehouden (waardoor die [echtgenote] geen adem meer kon halen) en/of
tegen die [echtgenote] heeft gezegd dat zij haar (onder)broek uit moest trekken en/of haar benen wijd moest doen
en/of tegen die [echtgenote] heeft gezegd dat het tape dat hij op zijn buik had geplakt bedoeld was om haar mond af te plakken tegen het gillen en/of (aldus) voor die [echtgenote] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op of omstreeks 11 juni 2005 te Hoogkarspel, gemeente Drechterland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) [echtgenote] (zijnde zijn echtgenote) van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), met medeneming van een mes, althans een als steekwapen geschikt voorwerp, naar de woning van [schoonvader] en [schoonmoeder] is gegaan (alwaar die [echtgenote] zich op dat moment ook bevond), en/of
vervolgens een raam van die woning heeft vernield en/of die woning is ingeklommen en/of binnengedrongen
en/of (vervolgens) [in de woning van die [schoonvader] en die [schoonmoeder]] dat mes, althans dat als steekwapen geschikte voorwerp, heeft gestoken en/of geduwd in de borst en/of
buik, althans in het lichaam van die [echtgenote], terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 11 juni 2005 te Hoogkarspel, gemeente Drechterland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachte rade [schoonvader] (zijnde zijn schoonvader) en/of [schoonmoeder] (zijnde zijn schoonmoeder) van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), met medeneming van een mes, althans een als steekwapen geschikt voorwerp, naar de woning van die [schoonvader] en die [schoonmoeder] is gegaan (alwaar [echtgenote] zich op dat moment ook bevond),
en/of vervolgens een raam van die woning heeft vernield en/of die woning is
ingeklommen en/of binnengedrongen
en/of (vervolgens) [in de woning van die [schoonvader] en die [schoonmoeder]] dat mes, althans dat als steekwapen geschikte voorwerp, heeft gestoken en/of geduwd in de hand en/of het been, althans in het lichaam van die [schoonvader] en in de pols, althans in het lichaam van die
[schoonmoeder], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juni 2005 te Hoogkarspel, gemeente Drechterland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een/ twee personen, genaamd [schoonvader] en/of [schoonmoeder], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [schoonvader] en/of die [schoonmoeder] meermalen, althans eenmaal met een (door verdachte meegenomen) mes, althans een als steekwapen geschikt voorwerp, heeft gestoken en/of geduwd in de hand en/of in het been van die [schoonvader] en/of in de pols van die
[schoonmoeder], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
1.
hij op 11 juni 2005 te Hoogkarspel, gemeente Drechterland, door geweld en bedreiging met geweld en andere feitelijkheden [echtgenote] (zijnde zijn echtgenote) heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [echtgenote], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [echtgenote] gebracht en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld en die andere feitelijkheden hierin dat verdachte de deur van de slaapkamer waar die [echtgenote] zich bevond op slot heeft gedaan en de sleutel buiten het bereik van die [echtgenote] heeft gelegd en
die [echtgenote] een knuppel heeft getoond en
de keel van die [echtgenote] heeft dichtgeknepen waardoor die [echtgenote] geen adem meer kon halen en
tegen die [echtgenote] heeft gezegd dat zij haar onderbroek uit moest trekken en haar benen wijd moest doen
en tegen die [echtgenote] heeft gezegd dat het tape dat hij op zijn buik had geplakt bedoeld was om haar mond af te plakken tegen het gillen en aldus voor die [echtgenote] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
2.
hij op 11 juni 2005 te Hoogkarspel, gemeente Drechterland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [echtgenote] (zijnde zijn echtgenote) van het leven te beroven, met dat opzet in de woning van [schoonvader] en [schoonmoeder] dat mes heeft gestoken in de borst en buik van die [echtgenote], terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3. primair:
hij op 11 juni 2005 te Hoogkarspel, gemeente Drechterland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [schoonvader] (zijnde zijn schoonvader) en [schoonmoeder] (zijnde zijn schoonmoeder) van het leven te beroven, met dat opzet in de woning van die [schoonvader] en die [schoonmoeder] een mes heeft gestoken in het been van die [schoonvader] en in de pols van die [schoonmoeder], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
4. NADERE MOTIVERING
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie heeft verdachte primair poging tot moord op zijn echtgenote ten laste gelegd. Verdachte heeft gesteld dat hij niet de intentie heeft gehad zijn vrouw te doden. Zijn voornemen was erop gericht zichzelf te doden en zijn vrouw te dwingen daarvan getuige te zijn. Gelet op de verklaringen van verdachte en na te noemen in de echtelijke woning aangetroffen voorwerpen staat vast dat verdachte van plan is geweest geweld op zijn echtgenote toe te passen, door haar vast te binden, met een constructie van nylontouw, zogenaamde “tierips” en een stuk ijzer, en haar daarbij zonodig weerloos te maken door haar te bedwelmen en haar mond af te plakken.
De te beantwoorden vraag is in de eerste plaats of bewezen kan worden dat verdachtes plan en de daartoe getroffen voorbereidingen er (mede) toe strekten zijn vrouw te doden. Indien dit niet het geval is komt de vraag aan de orde of verdachte in de loop van de gebeurtenissen en dan met name tijdens de nacht van de elfde juni 2005 tot laatst- genoemd voornemen is gekomen.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken:
Verdachte heeft op 9 mei 2005 van zijn echtgenote te horen gekregen dat zij – kort samengevat - al geruime tijd geen toekomst meer in het huwelijk met verdachte zag en – zo begreep verdachte - alleen nog vanwege de kinderen (vier en zeven jaar oud) bij hem was gebleven In deze periode stond verdachte verder onder druk doordat hij in onzekerheid verkeerde of hij zijn werk kon behouden. Verdachte zag “zijn wereld
instorten” en is gevoelens van boosheid en wrok jegens zijn echtgenote gaan ontwikkelen, die uiteindelijk in de vroege ochtenduren van 11 juni 2005 tot de gebeurtenissen hebben geleid waarop het tenlastegelegde betrekking heeft.
Daaraan voorafgaand heeft verdachte op 27 mei 2005 een mes gekocht en op 7 juni 2005 nylontouw en nylonkoord. Van zijn werk heeft hij zogenoemde “tierips” meegenomen en een stuk ijzer met aan de uiteinden twee gaten. In de woning is voorts een dikker touw voorzien van een daarin geknoopte strop aangetroffen en daarnaast een theedoek gedrenkt in ammoniak en een hoeveelheid slaapmiddelen Tenslotte zijn een aantal afscheidsbrieven gevonden, zowel op papier als na digitaal onderzoek in de computer van verdachte. Deze brieven beschrijven een situatie waarin verdachte en de kinderen er niet meer zijn. Genoemd digitaal onderzoek heeft voorts uitgewezen dat verdachte op internet heeft gezocht onder het zoekwoord “zelfmoord”
In de vroege ochtenduren van 11 juni 2005 heeft verdachte zich tegenover zijn echtgenote in dreigende bewoordingen uitgelaten. Verdachte en zijn echtgenote verschillen daarbij van mening over de vraag of hij haar daarbij expliciet fysiek geweld in het vooruitzicht heeft gesteld. Nadat zijn echtgenote al naar bed was gegaan heeft hij zich een aantal keren bij haar vervoegd omdat, zoals hij heeft verklaard, hij niet wilde dat (een van de) kinderen aanwezig was bij de uitvoering van hetgeen hij van plan was. Verdachte heeft in de tussentijd bovengenoemde voorwerpen uit de garage gehaald. Voorts heeft verdachte twee stroken tape op zijn buik geplakt Vervolgens heeft hij in de slaapkamer verdere dreigende woorden tegen zijn vrouw geuit - onder meer dat hij haar mond met het tape zou afplakken indien zij zou gaan gillen - , haar met een knuppel bedreigd, haar geslagen en haar keel dichtgeknepen. Verdachte heeft daarbij de slaapkamerdeur op slot gedraaid en de sleutel op de kast gegooid.
Vervolgens heeft verdachte gemeenschap met zijn echtgenote gehad, waarover hij heeft verklaard achteraf in te zien dat deze als verkrachting (feit 1) dient te worden beschouwd.
Verdachte is vervolgens in slaap gevallen, van welke gelegenheid zijn echtgenote gebruik heeft gemaakt om haar ouders te bellen, die haar en haar kinderen met hun auto hebben opgehaald. Verdachte, die wakker was geworden, heeft op straat nog een poging gedaan om dit te voorkomen, maar gedroeg zich daarbij blijkens de verklaringen van zijn vrouw en haar ouders op dat moment relatief rustig.
Verdachte heeft zich vervolgens (verder) aangekleed, de tape van zijn buik verwijderd en eerdergenoemd mes gepakt. Aldus gewapend is hij naar de woning van zijn schoonouders gefietst, waar hij, naar zijn echtgenote en zijn schoonouders hebben verklaard, acht tot tien minuten na hen is aangekomen.
Verdachte heeft daar het onderraam van de keukendeur ingeslagen met een parasolvoet, is door het ingeslagen raam naar binnen gekropen en is met het mes in zijn hand via de open keuken in de richting van de woonkamer gelopen, waar op dat moment zijn
echtgenote naar het alarmnummer 112 belde. Hij is vastgepakt door zijn schoonvader en op de bank geduwd, waar hij door zijn schoonvader, geassisteerd door zijn schoonmoeder, met grote moeite in bedwang is gehouden. Gedurende deze worsteling heeft verdachte het mes in zijn hand gehouden en daarmee ook naar zijn eigen verklaring bewegingen gemaakt. Zijn echtgenote heeft verklaard dat de worstelende personen op
een gegeven moment - al worstelend - op haar toe kwamen en dat zij op een gegeven moment over de worstelende personen heen gebogen stond. Verder heeft zij verklaard dat zij uiteindelijk het mes in haar hand had, zonder dat zij kan aangeven of zij dit uit de hand van verdachte heeft gepakt of van de grond heeft opgeraapt.
Vervolgens is de echtgenote via de voordeur met de twee kinderen naar de buurvrouw gevlucht. Verdachte is langs dezelfde weg naar buiten gerend, waar hij vlak voor de woning door de schoonvader in bedwang is gehouden totdat de politie arriveerde.
De echtgenote bleek bij onderzoek steekwonden in borst - met onder meer als gevolg een klaplong - en buik, en peesletsel aan de linkerhand te hebben bekomen; de schoonmoeder had een slagaderlijke bloeding en peesletsel door een steekwond in haar pols; de schoonvader een steekwond in het bovenbeen, peesletsel aan zijn duim en een bloeduitstorting bij zijn oog.
Blijkens de in het dossier opgenomen foto’s is veel bloed gevloeid.
Noch de echtgenote, noch haar ouders hebben kunnen aangeven hoe en op welk moment deze verwondingen bij zichzelf of bij de anderen precies zijn ontstaan. Verdachte heeft verklaard ervan uit te gaan dat de verwondingen zijn toegebracht door de bewegingen die hij met het mes heeft gemaakt.
Verklaringen verdachte en standpunt verdediging
Verdachte heeft vanaf zijn eerste verklaring en ook ter terechtzitting volgehouden dat hij nimmer de intentie heeft gehad zijn echtgenote om het leven te brengen. De andersluidende passage in zijn verklaring van 16 juni 2005 (p. 113) berust volgens verdachte op een vergissing. Zijn voornemen was de hand aan zichzelf te slaan. Aanvankelijk was zijn plan zich dood te steken met het mes. Later heeft hij gekozen voor ophanging, waartoe het in de woning aangetroffen dikkere touw met strop was bestemd. Verdachte wilde zijn vrouw op het echtelijk bed vastbinden, waarbij hij desnoods haar mond zou afplakken, zodat zij aldus gedwongen zou zijn bij zijn zelfdoding toe te kijken zonder dat zij kon ingrijpen. Op die manier wilde hij haar straffen voor hetgeen zij hem - in zijn visie - aandeed. Verdachte heeft verklaard dat hij gedurende enkele dagen voorafgaand aan de elfde juni ook van plan is geweest de twee kinderen met slaapmiddelen om te brengen. Echter heeft hij daarvan in de nacht van de elfde juni afgezien. Naar zijn zeggen is hij, toen hij zijn echtgenote met de kinderen zag vertrekken nog bozer geworden dan hij al was, maar is zijn eerdergenoemde voornemen niet veranderd, behoudens dat hij moest afzien van het vastbinden op het bed en moest terugvallen op het mes als zelfmoordwapen. Zijn komst naar de woning van de schoonouders, en de aldaar met het mes gemaakte bewegingen waren nog steeds gericht op zelfmoord ten overstaan van zijn vrouw. Ter terechtzitting heeft hij deze bewegingen voorgedaan als bovenhands, in de richting van zijn nek.
Volgens verdachte is het het optreden van zijn schoonouders, in het bijzonder het vasthouden van zijn arm, geweest dat hem ervan heeft weerhouden het mes daadwerkelijk in zijn nek te steken.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de bovengeschetste feiten ruimte laten voor verdachtes visie op de gang van zaken. Om deze reden dient hij te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde poging tot moord. Gezien de aard van verdachtes handelingen en de omstandigheden waaronder deze zijn uitgevoerd, kan poging tot doodslag in voorwaardelijke zin wel worden bewezen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het, gezien de uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes handelingen, niet anders kan zijn dan dat hij van meet af aan het plan had zijn echtgenote (en daarnaast mogelijk de kinderen en zichzelf) om het leven te brengen. Alleen het in slaap vallen in de echtelijke woning en nadien het kordate ingrijpen van de schoonouders in hun woning heeft verdachte van moord op zijn vrouw afgehouden. De officier heeft voorts verwezen naar eerder bedoelde door verdachte als verspreking betitelde passage in diens verklaring van 16 juni 2005, waarin hij in afwijking van zijn verklaringen voor en nadien heeft verklaard dat hij zijn echtgenote wilde ombrengen. Eenzelfde aanwijzing bevat de verklaring van de getuige Sijm die heeft verklaard dat verdachte in een tijdens zijn detentie met haar gevoerd telefoongesprek, zich in gelijke zin zou hebben “versproken”. Voorts is bij eerdergenoemde afscheidsbrieven geen brief aan verdachtes echtgenote aangetroffen. Ook hierin ziet de officier een bevestiging van haar standpunt. Het ontbreken van een dergelijke brief levert in haar visie een aanwijzing op voor het voornemen de echtgenote om te brengen.
De door verdachte gepresenteerde alternatieve verklaring acht de officier ook overigens onaannemelijk. Zij heeft er in het bijzonder op gewezen dat verdachte in de bewuste nacht geheel anders heeft gehandeld dan hij stelt van plan te zijn geweest. Hij heeft in die nacht ook verschillende gelegenheden gehad om zichzelf in het bijzijn van zijn vrouw om te brengen. Met name valt niet in te zien waarom verdachte zijn gestelde voornemen niet direct heeft uitgevoerd nadat hij in de woning van de schoonouders was doorgedrongen en voordat hij werd vastgepakt. Uiteindelijk is het resultaat geweest dat hij - geheel in tegenspraak met zijn gestelde bedoeling - juist niet zichzelf maar zijn vrouw (en ook zijn schoonouders) ernstig heeft verwond.
Overwegingen
De rechtbank stelt voorop dat vaststaat dat verdachte van zins was een gruwelijke daad te stellen. De rechtbank acht het daarbij gelet op de psychische toestand waarin verdachte kennelijk verkeerde, niet bij voorbaat onaannemelijk dat hij, zoals hij heeft gesteld, zichzelf (en aanvankelijk ook de kinderen) heeft willen doden en zijn echtgenote heeft willen straffen door haar te dwingen daarvan getuige te zijn en haar vervolgens juist te laten leven.
Omtrent zijn beweegredenen is verdachte veelvuldig en intensief verhoord. In zijn verklaringen en ook ter zitting is hij steeds bij zijn visie gebleven. Gelet op deze
consistentie sluit de rechtbank niet uit dat de door de officier bedoelde belastende passage in verdachtes verklaring van 16 juni 2005, op een misverstand of verspreking berust. Hetzelfde geldt voor de verklaring van de getuige Sijm omtrent hetgeen verdachte haar telefonisch zou hebben meegedeeld.
De vraag is derhalve of uit verdachtes gedragingen kan worden afgeleid dat bij hem de wil bestond (mede) zijn echtgenote te doden. De rechtbank onderscheidt de gebeurtenissen daarbij in twee fasen, met als scheidingspunt het moment waarop verdachte zijn echtgenote en de kinderen naar zijn schoonouders zag vertrekken. Voor de voor dat tijdstip gelegen fase is, naast de getroffen voorbereidingen en de dreigende uitlatingen, die zonder meer als belastend zijn aan te merken, vooral van belang de inhoud van eerdergenoemde in de echtelijke woning aangetroffen afscheidsbrieven (p. 55 t/m 63)
Deze brieven beschrijven een situatie waarin verdachte en de kinderen er niet meer zijn. In de afscheidsbrief aan het bevriende echtpaar [betrokkene 1] en [betrokkene 2], heeft verdachte daaraan toegevoegd (p. 62) dat zijn echtgenote – kort gezegd – nu ongestoord het door haar gewenste leven kan leiden. Deze laatste passage is onmiskenbaar in strijd met een op het moment van schrijven bij verdachte bestaande intentie (mede) zijn echtgenote te doden en laat - ook voor wat betreft de door verdachte getroffen voorbereidingen en bedreigingen - ruimte voor hetgeen verdachte omtrent zijn beweegredenen heeft gesteld.
Bij de rechtbank is om deze reden twijfel blijven bestaan omtrent verdachtes intentie met betrekking tot zijn echtgenote tot het moment waarop zij met de kinderen naar haar ouders vertrok.
De rechtbank heeft in de daarop, in de tweede fase, volgende handelingen van verdachte, geen duidelijke aanwijzing kunnen vinden op grond waarvan dient te worden aangenomen dat verdachtes intentie wezenlijk was veranderd. Dat verdachte het mes in plaats van de strop heeft meegenomen naar zijn schoonouders levert niet een dergelijke aanwijzing op, aangezien dit, zoals verdachte ter zitting heeft aangegeven, ook verklaard kan worden doordat wijziging optrad in de plaats van handeling. Ook het geweld waarmee verdachte de woning is binnengedrongen en het met het mes lopen in de richting van zijn echtgenote weerspreken de visie van verdachte niet. De door verdachte in de woning van zijn schoonouders met het mes verrichtte handelingen kunnen de door hem gestelde intentie tot zelfmoord niet bevestigen, maar zijn daarmee ook niet zonder meer onverenigbaar, nu niet is komen vast te staan dat verdachte bewust in het lichaam van zijn echtgenote heeft gestoken. Derhalve strekt de ten aanzien van de eerste fase overgebleven twijfel zich ook over de tweede fase van verdachtes gedragingen uit.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank de ten laste gelegde poging tot moord op zijn echtgenote niet wettig en overtuigend bewezen, nu twijfel is blijven bestaan of verdachte de dood van zijn echtgenote heeft gewild.
Ten aanzien van de feiten 2 (impliciet subsidiair) en 3 primair
Verdachte is op uiterst gewelddadige wijze de woning van zijn schoonouders binnengedrongen, is met het mes in de hand de woning ingelopen en heeft tijdens de daarop volgende onoverzichtelijke en intensieve worsteling het mes vast gehouden en daarmee bewegingen gemaakt. Gelet op de aard van deze gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht heeft verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn schoonouders, die hem trachten te weerhouden, en zijn echtgenote, die zich op zeer korte afstand van die worsteling bevond, daardoor dodelijk letsel zouden oplopen: in juridische zin is derhalve sprake van voorwaardelijk
opzet. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte zich ten aanzien van de drie genoemde personen schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag.
5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Verkrachting
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 primair:
De voortgezette handeling van
Poging tot doodslag, poging tot doodslag en poging tot doodslag
6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
7. MOTIVERING VAN DE STRAF.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft zich laten overmannen door gevoelens van boosheid en wrok jegens zijn echtgenote en zich daardoor tot aan de uiterste grens laten meeslepen. Uit hetgeen verdachte zelf heeft verklaard en de in de woning aangetroffen voorwerpen, - waaronder afscheidsbrieven - komt het huiveringwekkende beeld naar voren dat verdachte ten minste overwogen heeft zichzelf en de twee jonge kinderen om het leven te brengen, en dat verdachte in ieder geval van plan is geweest geweld op zijn echtgenote toe te passen. Wat ook precies de bedoelingen van verdachte met haar zijn geweest, feitelijk heeft hij zijn echtgenote doodsangst aangejaagd, haar verkracht en, nadat hij haar en de kinderen gevolgd was naar de woning van zijn schoonouders en daar met grof geweld was binnengedrongen, tijdens een worsteling haar en zijn schoonmoeder levensgevaarlijk met
een mes verwond, terwijl ook zijn schoonvader een messteek heeft opgelopen.
Verdachtes echtgenote en haar ouders, maar ook de beide kinderen, die gedeeltelijk getuige van deze bloedige worsteling zijn geweest, zullen lange tijd en wellicht zelfs levenslang in psychische zin de weerslag van deze gebeurtenissen ondervinden. Dat de
vraag of en in hoeverre verdachte nog verderstrekkende bedoelingen heeft gehad, open is gebleven, geeft hieraan een nog groter gewicht.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zijn naaste gezins- en familieleden op deze gruwelijke wijze heeft betrokken bij zijn eigen onvermogen met de ontstane huwelijkscrisis in het reine te komen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 13 juni 2005, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder terzake van enig misdrijf tot straf is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 13 juni 2005 van mevrouw F.M. Vis als reclasseringswerker verbonden aan de Reclassering Nederland arrondissement Alkmaar.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 8 september 2005 van de heer P.C. Olie als reclasseringswerker verbonden aan de Reclassering Nederland arrondissement Alkmaar.
- het over de verdachte uitgebrachte psychologisch rapport gedateerd 9 september 2005, van drs. A.D. Wallace.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in als beantwoording van de gestelde vragen:
1. Verdachte is niet lijdend aan een ziekelijke stoornis of aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
2. Onderzochte is niet lijdend aan een ziekelijke stoornis of aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Mogelijk heeft overmatig gebruik van alcohol een nadelig invloed gehad op zijn functioneren in de periode daarvoor en ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten. Onderzochte had echter kunnen inzien dat de combinatie van slaapgebrek en overmatig alcoholgebruik zijn functioneren mogelijk op nadelige wijze had kunnen beïnvloeden.
Tijdens het plegen van de hem ten laste gelegde feiten kan onderzochte als volledig toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
3. De kans op herhaling van soortgelijke of andersoortige delicten is niet in te schatten.
4. Omdat onderzochte niet lijdend is aan een ziekelijke stoornis of aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens is het geven van behandel- of begeleidingsadvies niet relevant.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer zakelijk weergegeven het volgende verklaard:
Kon ik de klok maar terugdraaien. De oorzaak van mijn gedrag moet worden gezocht in stress, emoties, teleurstellingen. Ik accepteer de gevolgen van mijn handelen. Ik heb een hele grote fout gemaakt. Er is een echtscheidingsprocedure in gang gezet. Ik zou graag contact met de kinderen willen hebben. Ik wil vrijwillig in therapie gaan om uit vinden wat er met mij op dat moment gebeurde.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur recht doet aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten.
8. BESLISSING OMTRENT IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De rechtbank is van oordeel, dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
a. 4 stuks enveloppe kleur wit;
b. 1 plastic boodschappentas;
c. 2 meter zwart touw 10 mm;
d. 1 plastic tas met afval en zwart touw;
e. 2 stuks wit nylontouw
f. 1 stuk ijzer;
g. 1 haspel;
h. 1 stuk touw, oranje 6 mm;
i. 18 stuks medicijnen kleur geel, Temazeman, slaapmiddel;
j. 1 computer, merk Dell
dienen te worden teruggegeven aan verdachte.
9. BENADEELDE PARTIJEN
9.1
De benadeelde partij [echtgenote], wonende te [adres echtgenote], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van immateriële schade, bij wijze van voorschot bepaald op € 10.000,--, en vergoeding van de materiële schade (forf. Ziekenhuisopname € 350,--, voorschot reiskosten € 119,80 en tel/administratiekosten € 10,--), welke schade de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De verdediging heeft deze vordering niet bestreden.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
9.2
De benadeelde partij [schoonmoeder], wonende te [adres schoonmoeder], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van immateriële schade, bij wijze van voorschot bepaald op € 750,-- en vergoeding van materiële schade (bebloede kleding € 75,--), welke schade de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De verdediging heeft deze vordering niet bestreden.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 3 primair bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
9.3
De benadeelde partij [schoonvader], wonende te [adres schoonvader], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van immateriële schade, bij wijze van voorschot bepaald op € 750,-- en vergoeding van materiële schade (vervoerskosten taxi € 23,50, Reiskosten € 23,31, kleding € 75,-- en tel/administratiekosten € 10,--) welke schade de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De verdediging heeft deze vordering niet bestreden.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 3 primair bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
10. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL
10.1
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer [echtgenote] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZEN- VERKLARING onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelde.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
10.2
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer [schoonmoeder] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 3 primair bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
10.3
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer [schoonvader] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in de rubriek BEWEZEN- VERKLARING onder 3 primair bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
11. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 56, 242, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
12. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van vijf (5) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
a. 4 stuks enveloppe kleur wit;
b. 1 plastic boodschappentas;
c. 2 meter zwart touw 10 mm;
d. 1 plastic tas met afval en zwart touw;
e. 2 stuks wit nylontouw
f. 1 stuk ijzer;
g. 1 haspel;
h. 1 stuk touw, oranje 6 mm;
i. 18 stuks medicijnen kleur geel, Temazeman, slaapmiddel;
j. 1 computer, merk Dell
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [echtgenote], wonende te [adres echtgenote].
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 10.479,80 (tienduizend vierhonderdnegenenzeventig euro en 80 cent) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op € 770,--.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [echtgenote] te betalen een som geld ten bedrage van € 10.479,80, (tienduizend vierhonderdnegenenzeventig euro en 80 cent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 187 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [schoonmoeder], wonende te [adres schoonmoeder].
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 825,-- (achthonderdvijfentwintig euro) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op € 210,--.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [schoonmoeder] te betalen een som geld ten bedrage van € 825,--, (achthonderdvijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [schoonvader], wonende te [adres schoonvader].
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 892,81 (achthonderdtweeënnegentig euro en 81 cent) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op € 210,--.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [schoonmoeder] te betalen een som geld ten bedrage van € 892,81, (achthonderdtweeënnegentig euro en 81 cent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 17 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mr. B.H. Franke en mr. M.E.J. van Lieshout-Segers, rechters,
in tegenwoordigheid van W. Veenstra, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 oktober 2005.