4.1 Slijkhuis c.s. heeft tegen het door VBO gevorderde aangevoerd dat hij na 1 januari 2004 - de datum waartegen hij zijn lidmaatschap van VBO oorspronkelijk had opgezegd - gerechtvaardigd is doorgaan met het gebruik van modellen, logo's en briefpapier van VBO. Dit aangezien hij in die tijd nog in afwachting was van het antwoord van VBO op zijn verzoek tot continuering van het lidmaatschap, welk antwoord hij pas in maart 2004 heeft ontvangen. De vraag of Slijkhuis c.s. er in de gegeven omstandigheden zonder meer vanuit mocht gaan dat hij zich voorlopig als lid van VBO mocht blijven profileren kan in het midden worden gelaten, nu moet worden vastgesteld dat hij zich ook ná maart 2004 nog van de naam, het logo en de modelcontracten en -rapporten van VBO heeft bediend. Zulks blijkt uit de door VBO als productie III en V overgelegde stukken.
4.2 Productie III betreft een taxatierapport van Slijkhuis Taxaties, gedateerd 15 november 2004, met daarin de vermelding "De taxatie is uitgevoerd door [gedaagde sub 2]. Ingeschreven in 2003 onder nummer VBO 1203142". Ter zitting heeft Slijkhuis c.s. verklaard dat deze vermelding is te wijten aan het feit dat bij het opstellen van het rapport gebruik is gemaakt van een oud taxatierapport uit 2002 met betrekking tot dezelfde woning. Bij het aanpassen van de oude gegevens in de computer zou zijn vergeten de litigieuze zinsnede te schrappen, zodat sprake is van een ongelukkig misverstand. Nu zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet valt in te zien hoe de vermelding dat [gedaagde sub 2] in 2003 was ingeschreven onder nummer VBO 1203142 in een taxatierapport uit 2002 kan zijn terechtgekomen, kan Slijkhuis c.s. in dit betoog niet worden gevolgd. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat [gedaagde sub 2], zoals door VBO is gesteld, met het opnemen van deze vermelding welbewust en op onrechtmatige wijze heeft willen aanhaken bij de in de markt bekende naam van VBO. Dit terwijl hij op dat moment al geruime tijd niet meer was aangesloten bij VBO en hij derhalve - in tegenstelling tot degenen die wel waren aangesloten - aan VBO ook geen contributie of PR-bijdrage meer betaalde. Omdat het onderhavige taxatierapport een modelrapport betreft dat door verschillende (makelaars)organisaties ten behoeve van gebruik door hun leden is ontworpen, en [gedaagde sub 2] bij geen van deze organisaties was aangesloten, is bovendien inbreuk gemaakt op de op dit modelrapport rustende auteursrechten.
4.3 Productie V betreft een huurcontract, opgemaakt door Slijkhuis Vastgoed. Het huurcontract bevat op meerdere plaatsen het logo van VBO en is gedateerd 1 juni 2004. Ter zitting met deze productie geconfronteerd, heeft Slijkhuis c.s. verklaard dat het contract nog tijdens het lidmaatschap van VBO is opgesteld. Aan het onrechtmatige karakter van het gebruik daarvan op 1 juni 2004 doet dat echter niets af. Dit onrechtmatig gebruik klemt temeer nu Slijkhuis Vastgoed zich van een oud modelcontract heeft bediend, waarin wetsbepalingen zijn aangehaald die op de contractsdatum reeds waren vervallen. Aangezien haar logo op het bewuste contract is vermeld, komt de vrees van VBO dat zij door het handelen van Slijkhuis c.s. in haar goede naam zal worden aangetast geenszins ongerechtvaardigd voor.
4.4 Slijkhuis c.s. heeft aangevoerd dat Slijkhuis Vastgoed en [gedaagde sub 2] aan VBO hebben aangeboden zich te verbinden om geen gebruik meer te maken van de logo's van VBO of van (andere) zaken die exclusief aan VBO toekomen, alsmede om zich niet meer te afficheren als zijnde verbonden aan VBO, zulks op straffe van een boete van Euro 1.000,-- per overtreding. Als gevolg van dit aanbod heeft VBO naar de mening van Slijkhuis c.s. bij het gevorderde niet langer een belang. Dit verweer faalt reeds nu de in rechte gevorderde dwangsom aanmerkelijk hoger is dan de boete die Slijkhuis c.s. in geval van een overtreding bereid is te betalen. Bovendien is zeer wel voorstelbaar dat VBO de voorkeur geeft aan een toewijzend vonnis van de voorzieningenrechter boven een verbintenis van Slijkhuis c.s.. Dat VBO het aanbod van Slijkhuis c.s. heeft afgewezen, hetgeen haar vrij stond, betekent derhalve niet dat zij niet langer voldoende belang heeft bij haar vorderingen.
4.1 Gelet op het vorenstaande, kan het onder I door VBO gevorderde zowel ten aanzien van Slijkhuis Vastgoed als ten aanzien van [gedaagde sub 2] worden toegewezen, met dien verstande dat aan de totaal te verbeuren dwangsommen een maximum zal worden verbonden van Euro 50.000,--.
4.6 Met betrekking tot de onder II genoemde geldsom, die wordt gevorderd bij wijze van voorschot op door Slijkhuis c.s. aan VBO verschuldigde schadevergoeding, geldt het volgende. Voor toewijzing van een vordering als de onderhavige in kort geding is vereist dat aan de zijde van de eiser kan worden gesproken van een voldoende spoedeisend belang. Daar VBO heeft nagelaten feiten en omstandigheden aan te voeren die meebrengen dat betaling van de gevorderde geldsom uit hoofde van onverwijlde spoed is geboden, zal deze vordering worden afgewezen.
4.7 Nu er niet van kan worden uitgegaan dat Slijkhuis Vastgoed en [gedaagde sub 2] op onjuiste gronden in rechte zijn betrokken en nu zij overwegend in het ongelijk zijn gesteld, zullen zij worden veroordeeld in de kosten van het geding.