ECLI:NL:RBALK:2005:AU9103

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
19 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
78343/HA ZA 05-83
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij aanrijding met golfkar op Cuba en de dekking van de AVP-verzekering

In deze zaak, die voor de Rechtbank Alkmaar werd behandeld, betreft het een aanrijding op Cuba waarbij de eiser, een gezagvoerder bij Martinair, betrokken was. De eiser vorderde in vrijwaring dat zijn AVP-verzekeraar, Nationale Nederlanden, dekking zou bieden voor de schade die hij mogelijk aan een medepassagier, mevrouw [A], zou moeten vergoeden. De aanrijding vond plaats in de nacht van 9 op 10 juni 2003, toen de eiser en [A] na hun vlucht op Cuba gebruik maakten van een golfkarretje. De rechtbank moest beoordelen of de aansprakelijkheid van de eiser onder de dekking van de AVP-verzekering viel, gezien de uitsluitingen in de polisvoorwaarden van Nationale Nederlanden.

De rechtbank overwoog dat het golfkarretje onder de definitie van motorrijtuigen viel, maar dat de toepasselijke polisvoorwaarden een uitsluiting bevatten voor schade veroorzaakt met een motorrijtuig dat in eigendom is van de verzekerde. De rechtbank concludeerde dat de uitsluiting niet van toepassing was, omdat de aansprakelijkheid die de eiser mogelijk zou hebben, niet onder de dekking van de WAM viel. De rechtbank oordeelde dat de aansprakelijkheid van de eiser voor de schade aan [A] niet uitgesloten kon worden op basis van de polisvoorwaarden, omdat de omstandigheden van het ongeval in de diensttijd van de eiser plaatsvonden en niet in strijd waren met de dekking van de verzekering.

Uiteindelijk wees de rechtbank de vordering van de eiser af, maar oordeelde dat Nationale Nederlanden niet kon terugvallen op de uitsluitingsclausule in de polis. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en verwees de eiser in de kosten van het geding. Dit vonnis is uitgesproken op 19 oktober 2005 door rechter mr. L.J. Saarloos.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
zaak- en rolnummer: 78343 HA ZA 05-83
datum: 19 oktober 2005
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
[eiser],
wonende te Bergen aan Zee,
EISER in vrijwaring bij dagvaarding van 18 januari 2005,
procureur mr. H.B. de Regt,
advocaat mr. P.N. van Regteren Altena,
tegen:
de naamloze vennootschap Nationale Nederlanden Schadeverzekering Mij. N.V.,
gevestigd en kantoor houdende te 's-Gravenhage,
GEDAAGDE in vrijwaring,
procureur mr. H.R.M. Jenné,
advocaat mr. D.M. de Knijff.
Partijen zullen verder worden genoemd "[eiser]" respectievelijk "Nationale Nederlanden".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
1.1 [eiser] heeft gesteld en gevorderd overeenkomstig de dagvaarding in vrijwaring, waarbij 3 producties zijn overgelegd.
1.2 Nationale Nederlanden heeft een conclusie van antwoord in vrijwaring genomen, waarbij 3 producties zijn overgelegd.
1.3 [eiser] heeft hierna een conclusie van repliek in vrijwaring genomen en Nationale Nederlanden een conclusie van dupliek in vrijwaring. Ten slotte is vonnis gevraagd. De inhoud van al deze stukken geldt als hier ingelast.
2. DE FEITEN
Tussen partijen staat, als erkend of onvoldoende gemotiveerd weersproken het volgende vast, mede gelet op de in het geding gebrachte producties:
a. In de nacht van 9 op 10 juni 2003 heeft op Cuba een ongeval plaatsgevonden, waarbij mevrouw [A] (hierna: "[A]") en [eiser] betrokken waren. [A] is hierbij gewond geraakt, als gevolg van een aanrijding door een elektronisch voortbewogen golfkarretje. Zij brak bij het ongeval haar scheenbeen en kuitbeen.
b. [A] en [eiser] waren destijds beiden in dienst van Martinair. [A] als purser/stewardess en [eiser] als gezagvoerder. Zij bevonden zich op Cuba nadat hun gezamenlijke vlucht aldaar op 9 juni 2003 was aangekomen. Beiden zouden op 10 juni 2003 een retourvlucht maken.
c. [eiser] is tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij Nationale Nederlanden. De op deze overeenkomst van toepassing zijnde polisvoorwaarden luiden onder meer:
"1. Begripsomschrijvingen
(...)
1.6 Motorrijtuigen
Alle rij- en voertuigen genoemd in art. 1 van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) met aanvullingen en wijzigingen.
(...)
3. Hoedanigheid waarin verzekerd
3.1 Verzekerd is de aansprakelijkheid van verzekerde(n) als particulier. De aansprakelijkheid verband houdende met het uitoefenen van een (neven)bedrijf of (neven)beroep en het verrichten van betaalde handenarbeid is niet gedekt.
(...)
6. Uitsluitingen
(...)
6.3.1 Uitgesloten is de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt met of door een motorrijtuig dat verzekerde in eigendom heeft, bezit, houdt, bestuurt of gebruikt.
6.3.2 Deze uitsluiting geldt niet voor:
(...)
6.3.2.3 de aansprakelijkheid van verzekerde voor schade met of door motorisch voortbewogen tuingereedschappen, kinderspeelgoed en dergelijke gebruiksvoorwerpen, mits zij een snelheid van tien kilometer per uur niet kunnen overschrijden, alsmede van op afstand bediende modelauto's;
(...)
6.3.3 De onder 6.3.2.1 t/m 6.3.2.4 omschreven dekking geldt niet voor zover de aansprakelijkheid wordt gedekt door een andere verzekering.
(...)
15 Geschillen
Alle geschillen betreffende deze overeenkomst zullen worden onderworpen aan de uitspraak van een in Nederland bevoegde rechter.
16 Toepasselijk recht
De verzekeringsovereenkomst wordt beheerst door Nederlands recht en de in Nederlandse verzekeringspraktijk geldende usances.
(...)"
d. Het golfkarretje, waarmee de aanrijding is gebeurd, valt onder de begripsomschrijving van motorrijtuigen uit de toepasselijke polisvoorwaarden. Een elektrisch aangedreven golfkarretje is in Nederland geen motorrijtuig, waarvoor een verplichte WAM-verzekering moet worden afgesloten.
3. HET GESCHIL
3.1 [eiser] heeft gevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
a. voor recht te verklaren dat Nationale Nederlanden uit hoofde van de in het geding zijnde verzekeringsovereenkomst gehouden is [eiser] dekking te bieden terzake wettelijke aansprakelijkheid;
b. Nationale Nederlanden te veroordelen tot betaling aan [eiser] van bedragen gelijk aan de bedragen die [eiser], indien [A] in de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, aan [A] dient te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de bedragen vanaf de dag dat het vonnis in de hoofdzaak is gewezen tot aan de dag van gehele betaling;
c. Nationale Nederlanden te veroordelen tot vergoeding aan [eiser] van de (proces)kosten waartoe [eiser], indien [A] in de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de dag dat het vonnis in de hoofdzaak wordt gewezen tot aan de dag van gehele betaling;
d. Nationale Nederlanden te veroordelen tot vergoeding aan [eiser] van de kosten van juridische bijstand in de hoofdzaak, voorshands begroot op Euro 5.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele betaling;
e. Nationale Nederlanden te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2 [eiser] heeft daaraan - verkort en zakelijk weergegeven - het navolgende ten grondslag gelegd. [eiser] is tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij Nationale Nederlanden. Voorzover [eiser] in de hoofdzaak als gedaagde wordt veroordeeld om ter zake van schadevergoeding bedragen aan [A] te voldoen, dient Nationale Nederlanden deze als verzekeraar van [eiser] op haar beurt aan [eiser] te vergoeden.
3.3 Nationale Nederlanden heeft de vordering en de gronden daarvan gemotiveerd weersproken op gronden die hierna, voor zover van belang, aan de orde zullen komen.
4. DE BEOORDELING VAN HET GESCHIL IN VRIJWARING
4.1 Aangezien hier sprake is van een ongeval in het buitenland, onderzoekt de rechtbank allereerst of zij rechtsmacht heeft en welk recht van toepassing is.
Uit de artikelen 15 en 16 van de toepasselijke polisvoorwaarden blijkt dat partijen hebben gekozen voor bevoegdheid van de Nederlandse rechter en toepasselijkheid van het Nederlandse recht. Er is geen toepasselijke rechtsregel die zich hiertegen verzet. Derhalve wordt rechtsmacht aangenomen en zal de rechtbank Nederlands recht toepassen.
4.2 Als verst strekkend verweer zal de rechtbank als eerste het beroep van Nationale Nederlanden op de uitsluiting van art. 6.3.1 van de polisvoorwaarden behandelen. Op zichzelf is tussen partijen niet in geschil dat het golfkarretje moet worden beschouwd als een motorrijtuig. [eiser] is echter van mening dat het begrip motorrijtuig in verband met de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) moet worden bezien. In dat kader kan Nationale Nederlanden zich volgens [eiser] niet op deze uitsluiting in de polis beroepen.
Bij de interpretatie van polisvoorwaarden dienen uitsluitingen die de materiële dekking beperken, beperkt te worden uitgelegd. Dat geldt temeer, nu van algemene bekendheid is dat de onderhavige standaardvoorwaarde in vrijwel iedere AVP-polis is opgenomen. Daar komt nog bij dat het hier gaat om een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren en om een aanspraak van een derde (het slachtoffer), die niet zelf een vordering jegens de verzekeraar kan instellen.
Naar de gangbare Nederlandse verzekeringspraktijk is de strekking van bedoelde uitsluiting dat van dekking is uitgesloten de aansprakelijkheid die wordt gedekt door een verzekering op grond van de WAM. In de literatuur en aanbevelingen van de Nederlandse Vereniging van Automobielassuradeuren (NVVA) en de Nederlandse Vereniging van Algemene Aansprakelijkheidsverzekeraars (AAV) wordt wel gesproken van een (beoogde) spiegelbeelddekking. De AVP- en de WAM-verzekering sluiten zodanig op elkaar aan dat enerzijds het risico van aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt met een motorvoertuig niet zowel door de ene als door de andere verzekering wordt gedekt, maar anderzijds dat bedoeld risico altijd door de ene of de andere verzekering wordt gedekt. In de polisvoorwaarden blijkt zulks ook uit de definitie van het begrip motorrijtuig; daarvoor wordt bij art. 1 van de WAM aangesloten. Het standpunt van Nationale Nederlanden dat die verwijzing slechts is ingegeven, omdat de definitie van de WAM allesomvattend is, verwerpt de rechtbank. Als dat de achtergrond zou zijn geweest, dan had ook de letterlijke tekst van art. 1 van de WAM in de polisvoorwaarden kunnen worden overgenomen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat met de uitsluiting, zoals vastgelegd in polisvoorwaarde 6.3.1, niet bedoeld kan zijn iedere aansprakelijkheid van dekking tegen schade, veroorzaakt met een motorrijtuig, uit te sluiten. Een redelijke uitleg van deze polisbepaling leidt ertoe, dat slechts uitsluiting van dekking bestaat voor schade, die valt onder de dekking van een verzekering ingevolge de WAM.
Partijen zijn het erover eens dat er in het onderhavige geval geen WAM-dekking is. Zoals bij de vaststaande feiten onder d. is weergegeven zou dat ook gelden, indien het ongeval in Nederland zou zijn gebeurd. Daarmee is gegeven dat voormelde uitsluiting niet van toepassing is.
4.3 Het tweede verweer van Nationale Nederlanden is het beroep op de uitsluitingsclausule van art. 3.1 van de toepasselijke polisvoorwaarden; de uitsluiting in verband met het uitoefenen van een beroep. Anders dan [eiser] is de rechtbank van oordeel dat de beantwoording van de vraag of Nationale Nederlanden een terecht beroep op deze uitsluiting doet, niet dezelfde vraag is als die in de hoofdzaak tussen [A] en Martinair/[eiser] aan de orde is. In het kader van de tussen [eiser] en Nationale Nederlanden gesloten verzekeringsovereenkomst dient die vraag zelfstandig te worden beoordeeld. Niet alleen, omdat de hoofdzaak een zelfstandige procedure is, waarbij Nationale Nederlanden geen partij is, maar ook omdat de tekst van de uitsluitingsclausule een andere formulering is dan de wettelijke bepalingen, waarop de eventuele aansprakelijkheid van Martinair als werkgever van [eiser] berust.
Evenals het gerechtshof Amsterdam in zijn arrest van 11 december 2003 heeft overwogen (door de Hoge Raad in zijn arrest van 18 maart 2005, RvdW 2005, 46, als niet blijkgevend van een onjuiste opvatting en niet onbegrijpelijk beoordeeld), is de rechtbank van oordeel dat ook in de onderhavige zaak van belang is dat het ongeval heeft plaatsgevonden in de wachttijd tussen twee vluchten, die [eiser] als piloot voor Martinair zou doen. En evenals in dat arrest is de rechtbank daarom van oordeel dat het ongeval in de diensttijd van [eiser] heeft plaatsgevonden. De omstandigheden van het geval leiden ook niet tot een ander oordeel. [eiser] maakte immers, evenals [A], deel uit van het gezelschap werknemers van Martinair dat de middag en avond gezamenlijk had doorgebracht. [eiser] stelt ook zelf dat dit een zeer gebruikelijke situatie is. Onder deze omstandigheden kan niet gezegd worden, dat het ongeval in een te ver verwijderd verband met het uitoefenen van een beroep stond.
Gelet op het voorgaande, slaagt het beroep van Nationale Nederlanden op bedoelde uitsluitingsclausule. De vordering in vrijwaring zal daarom worden afgewezen.
5. DE BESLISSING IN VRIJWARING
De rechtbank:
Wijst de vordering af;
Verwijst [eiser] in de kosten van het geding, tot heden aan de zijde van Nationale Nederlanden begroot op Euro 241,- aan verschotten en op Euro 904,- aan salaris van de procureur.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. L.J. Saarloos en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 19 oktober 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.